Besluit van 26 juni 1997 tot vaststelling van het jaar van inwerkingtreding van de Huursubsidiewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 juni 1997, nr. MJZ 97109569, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 58, eerste lid, van de Huursubsidiewet;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Huursubsidiewet treedt in werking met ingang van het jaar 1997.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 26 juni 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel

Uitgegeven de dertigste juni 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel 58, eerste lid, van de Huursubsidiewet bepaalt dat deze wet in werking treedt met ingang van 1 juli van een bij koninklijk besluit te bepalen jaar: krachtens dit besluit is dat 1997. Per 1 juli 1997 gelden dus de nieuwe regels voor het verstrekken van huursubsidie en wordt, zo bepaalt de Huursubsidiewet, de oude Wet individuele huursubsidie ingetrokken.

Over deze inwerkingtreding per 1 juli 1997 valt nog het volgende op te merken.

1. De peildatum voor het rekenvermogen voor het eerste subsidiejaar 1997/1998 is de 1 januari die in dat jaar ligt, dus 1 januari 1998. Voor daaropvolgende subsidiejaren is de peildatum de 1 januari die voorafgaat aan het subsidiejaar.

2. Het is nog niet duidelijk of de bepaling over de subsidieverstrekking aan Nederlanders, daarmee gelijkgestelden en vreemdelingen (artikel 10) in werking zal treden, en zo ja, of dat zal geschieden per 1 juli 1997 of per 1 juli van een later jaar. Het wetsvoorstel waarin dit onderwerp wordt geregeld is namelijk nog in behandeling bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken 24 233).

3. De bepalingen inzake de prestatienormering (hoofdstuk 8 van de wet) treden weliswaar al per 1 juli 1997 in werking, maar de daaraan verbonden financiële bijdrage kan pas vanaf 1 juli 1998 worden opgelegd.

Wat betreft de huursubsidie-uitgavennorm bepaalt de wet echter dat gedurende de eerste vijf subsidiejaren daarna, dus tot en met het tijdvak 2002/2003, deze norm zodanig lager wordt vastgesteld dan uit artikel 41 van de wet voortvloeit, dat een eventuele overschrijding van de norm gedurende het subsidiejaar 1997/1998 teniet wordt gedaan. Dat betekent dat gedurende die vijf subsidiejaren alle verhuurders gezamenlijk gevolgen ondervinden als de huursubsidie-uitgavennorm is verscherpt naar aanleiding van een overschrijding in het subsidiejaar 1997/1998; er vindt dus op macroniveau een vereffening plaats.

4. De regeling inzake geregistreerde partners als onderdeel van de leefvormenwetgeving (artikel 52 van de wet) treedt in werking met ingang van de datum waarop de Wet tot wijziging van van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met opneming daarin van bepalingen voor de registratie van een samenleving (kamerstukken 23 761) in werking treedt. Dat zal 1 januari 1998 zijn.

5. Ten slotte is van belang dat de bevriezing van de hoogte van de maximale huurgrens per 1 juli 1998 ingaat. Per die datum geldt voor de gesubsidieerden die daardoor getroffen worden een afbouwregeling (artikel 53 van de wet).

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D. K. J. Tommel

Naar boven