Wet van 25 juni 1997 tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het ouderschapsverlof

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling met betrekking tot het ouderschapsverlof te versoepelen en dat in verband hiermee enkele wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek dienen te worden aangebracht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 644 komt te luiden:

Artikel 644

  • 1. De werknemer die als ouder in familierechtelijke betrekking staat tot een kind, onderscheidenlijk de werknemer die blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als een kind en duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind als eigen kind op zich heeft genomen, heeft recht op verlof zonder behoud van loon. Indien de terzake van het recht op het verlof in de eerste volzin gestelde voorwaarden ten aanzien van meer kinderen van de werknemer met ingang van hetzelfde tijdstip worden vervuld, bestaat het recht slechts ten aanzien van één van die kinderen. Geen recht op verlof bestaat over tijdvakken gelegen na de datum waarop het kind de leeftijd van acht jaren heeft bereikt.

  • 2. Het recht bestaat slechts indien de arbeidsovereenkomst tenminste een jaar heeft geduurd. Indien de arbeid buiten Nederland wordt verricht bestaat recht op verlof tenzij gewichtige redenen zich hiertegen verzetten.

  • 3. Het totaal aantal uren verlof waarop de werknemer ten hoogste recht heeft bedraagt de arbeidsduur per week gerekend over een periode van dertien weken.

  • 4. Het verlof wordt per week opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden. Het aantal uren verlof per week bedraagt ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week. In afwijking van de eerste dan wel tweede volzin kan de werknemer de werkgever verzoeken om verlof voor een langere periode dan zes maanden onderscheidenlijk om meer uren verlof per week dan de helft van de arbeidsduur per week. De werkgever stemt in met het verzoek tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten.

  • 5. De werknemer meldt het voornemen om verlof op te nemen ten minste twee maanden voor het tijdstip van ingang van het verlof schriftelijk aan de werkgever onder opgave van de periode, het aantal uren verlof per week en de spreiding daarvan over de week. De tijdstippen van ingang en einde van het verlof kunnen afhankelijk worden gesteld van de datum van de bevalling, van het einde van het bevallingsverlof of van de aanvang van de verzorging.

  • 6. De werkgever kan, na overleg met de werknemer, de spreiding van de uren over de week op grond van gewichtige redenen wijzigen, tot vier weken voor het tijdstip van ingang van het verlof.

  • 7. De werkgever is verplicht in te stemmen met een verzoek van de werknemer om het verlof niet op te nemen of niet voort te zetten op grond van onvoorziene omstandigheden, tenzij gewichtige redenen zich hiertegen verzetten. De werkgever behoeft aan het verzoek niet met ingang van een vroeger tijdstip gevolg te geven dan vier weken na het verzoek. In het geval dat het verlof met toepassing van de eerste volzin na het tijdstip van ingang daarvan niet wordt voortgezet, vervalt het recht op het overige deel van dat verlof.

  • 8. Van de leden 1, 2, 5, eerste volzin, voorzover betrekking hebbende op het tijdstip van de in dat lid bedoelde melding, en tweede volzin, en lid 7 kan slechts worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een bevoegd publiekrechtelijk orgaan.

B

In artikel 645 wordt «artikelen 634 tot en met 643» vervangen door: artikelen 634 tot en met 643 en 644, leden 3, 4, en 5, eerste volzin voorzover betrekking hebbende op de periode, het aantal uren verlof per week en de spreiding daarvan over de week, en lid 6.

C

In artikel 673, lid 1 wordt «artikel 672 lid 1» vervangen door: de artikelen 644, lid 2, eerste volzin en 672, lid 1.

ARTIKEL II

De >Wet op het ouderschapsverlof2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel II, eerste lid, wordt «is artikel 644» vervangen door: zijn de artikelen 644, 645 en 673 voor zover de laatste twee artikelen betrekking hebben op artikel 644.

B

In artikel II, tweede lid wordt «artikel 644 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: de in lid 1 genoemde artikelen en wordt «de eerste volzin van het tweede lid» vervangen door: lid 3 van artikel 644 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

C

In artikel III wordt «het zevende lid» vervangen door: lid 8.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 25 juni 1997

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de dertigste juni 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 april 1997, Stb. 192.

XNoot
2

Stb. 1990, 562, gewijzigd bij de wet van 14 november 1996, Stb. 562.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 1996/97, 24 869.

Handelingen II 1996/97, blz. 3577–3587; 3722.

Kamerstukken I 1996/97, 24 869 (192, 192a, 192b, 192c, 192d).

Handelingen I 1996/97, zie vergadering d.d. 24 juni 1997.

Naar boven