Besluit van 2 juni 1997, houdende wijziging van het Formatiebesluit WBO 1992 in verband met de formatie voor de verkleining van de groepsgrootte in het basisonderwijs en de onderwijsassistent

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, T. Netelenbos, van 23 april 1997, nr. 97010595/2534, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 96a van de Wet op het basisonderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 20 mei 1997, nr. W05.97.0223);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, T. Netelenbos, van 29 mei 1997, nr. 1997/6536 (2534), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Formatiebesluit WBO 19921 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 13c, eerste lid, wordt, de zinsnede «, berekend op grond van de artikelen 13a en 16,» vervangen door: , berekend op grond van de artikelen 13a, 15b en 16,.

B

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de komma aan het eind van onderdeel a vervalt: en.

2. Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel b door «, en», wordt na onderdeel b, onderdeel c toegevoegd, dat luidt:

c. de formatie voor de verkleining van de groepsgrootte en kwaliteitsverbetering voor de eerste vier schooljaren van de leerlingen.

C

Na artikel 15a wordt artikel 15b toegevoegd, dat luidt:

Artikel 15b. Berekening formatie verkleining groepsgrootte en kwaliteitsverbetering eerste vier schooljaren van de leerlingen

1. Indien het aantal leerlingen van een school minder dan 185 is, wordt voor de verkleining van de groepsgrootte en kwaliteitsverbetering voor de eerste vier schooljaren van de leerlingen 0,305 formatierekeneenheid per leerling toegekend.

2. Indien het aantal leerlingen van een school tenminste 185 is, wordt voor de verkleining van de groepsgrootte en kwaliteitsverbetering voor de eerste vier schooljaren van de leerlingen 0,505 formatierekeneenheid per leerling toegekend.

3. Ingeval van samenvoeging van scholen op 1 augustus van een schooljaar, wordt onder het aantal leerlingen van een school, bedoeld in het eerste en tweede lid, verstaan het aantal leerlingen van de samengevoegde scholen tezamen.

4. Het aantal leerlingen van een school, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, wordt bepaald op het aantal leerlingen van de school inclusief de verhoging van 3% van dat aantal leerlingen, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar. Het verkregen getal wordt naar beneden afgerond. Artikel 96b, tweede lid, van de wet is van toepassing.

5. De uitkomst van de berekeningen op grond van het eerste tot en met het derde lid wordt afgerond op een geheel getal. Bij afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5 en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.

6. Ten aanzien van de formatierekeneenheden bedoeld in dit artikel kan geen verzilvering plaatsvinden.

D

In de inhoudsopgave wordt na de omschrijving van artikel 15a, ingevoegd:

Artikel 15b. Berekening formatie verkleining groepsgrootte en kwaliteitsverbetering eerste vier schooljaren van de leerlingen

E

1. In artikel 17, derde lid, wordt de zinsnede «Verbruikstabel functies schoolleiding en leraren» vervangen door: Verbruikstabel functies schoolleiding, leraren en onderwijsassistenten

2. In artikel 17, derde lid, wordt aan het eind van het schema toegevoegd:

8. onderwijsassistent basisonderwijs4144

3. In het vierde lid wordt, na de zinsnede «Bij het opnemen van de onderwijsondersteunende functies» ingevoegd: , met uitzondering van de onderwijsassistenten,

Artikel II. Formatiebepalingen ten behoeve van de onderwijsassistent voor het schooljaar 1996–1997

Ten behoeve van de vaststelling van de rijksvergoeding voor de jaren 1996 en 1997 worden in het Formatiebesluit WBO 1992 de volgende wijzigingen gelezen:

A

Artikel 5, eerste lid, wordt gelezen:

  • 1. De normatieve formatie van de school, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, omvat de basisformatie, de formatie voor vakonderwijs, de formatie onderwijsassistent basisonderwijs en de formatie voor de schoolleiding.

B

Na artikel 10 wordt gelezen een artikel 10a, luidende:

Artikel 10a. Berekening formatie onderwijsassistent basisonderwijs

1. Voor het schooljaar 1996–1997 wordt ten behoeve van onderwijsassistenten basisonderwijs voor de eerste vier schooljaren van de leerlingen, 0,2 formatierekeneenheid per leerling toegekend, indien het aantal leerlingen ten minste 185 is.

2. Ingeval van samenvoeging van scholen op 1 augustus 1996, wordt onder het aantal leerlingen van een school, bedoeld in het eerste lid, verstaan het aantal leerlingen van de samengevoegde scholen tezamen.

3. Het aantal leerlingen van een school, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt bepaald op het aantal leerlingen inclusief de verhoging van 3% van dat aantal leerlingen, op 1 oktober van het voorafgaand schooljaar. Het verkregen getal wordt naar beneden afgerond. Artikel 96b, tweede lid, van de wet is van toepassing.

4. De uitkomst van de berekeningen op grond van het eerste en tweede lid, wordt afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.

C

In artikel 12 worden de volgende wijzigingen gelezen:

1. Onder vernummering van het vierde tot en met het zesde lid tot het vijfde tot en met het zevende lid, wordt een vierde lid gelezen, dat luidt:

  • 4. Indien de basisformatie op grond van het eerste lid opnieuw wordt berekend, kan de formatie voor onderwijsassistent basisonderwijs, bedoeld in artikel 10a, eveneens opnieuw worden berekend.

2. In het vijfde lid van artikel 12 wordt voor «derde lid» telkens gelezen: vierde lid.

3. In het zesde lid wordt voor «vierde lid» gelezen: vijfde lid.

4. In het zevende lid wordt voor «derde lid» gelezen: vierde lid.

D

In artikel 13c, eerste lid, wordt, de zinsnede «, berekend op grond van de artikelen 13a, 15b en 16,» als volgt gelezen: , berekend op grond van de artikelen 10a, 13a en 16,.

E

In de inhoudsopgave wordt volgend op de omschrijving van artikel 10, gelezen:

Artikel 10a. Berekening formatie onderwijsassistent basisonderwijs

Artikel III. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en is voor wat betreft artikel I voor de eerste maal van toepassing op de vaststelling van de formatie voor het schooljaar 1997–1998.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 2 juni 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

Uitgegeven de zeventiende juni 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Bij de Algemene Beschouwingen over de Begroting 1997 heeft de Tweede Kamer met algemene stemmen de motie Wallage c.s. aangenomen, waarin de regering wordt gevraagd in 1997 een stappenplan aan de Kamer voor te leggen, gericht op een «voortgezette en stapsgewijze verkleining» van de klassen in het basisonderwijs (Kamerstukken II 1996/97, 25 000, nr. 9 en Handelingen II 1996/97, pag. 139 en 177). Het kabinet wil reeds in deze kabinetsperiode een betekenisvolle eerste stap zetten voor het verkleinen van de klassen in de onderbouw, als opmaat voor verdere investeringen in de volgende kabinetsperiode. Daarom wordt vanaf het schooljaar 1997/1998 jaarlijks structureel 220 miljoen gulden beschikbaar gesteld voor uitbreiding van de formatie van basisscholen. In dit bedrag zijn de kosten voor arbeidsduurverkorting meegenomen. Daarnaast wordt jaarlijks structureel circa 50 miljoen gulden beschikbaar gesteld voor de kosten van huisvesting (inclusief eerste inrichting) en materiële instandhouding, samenhangend met voornoemde formatieuitbreiding.

Deze extra formatie is bedoeld voor verkleining van de groepsgrootte en kwaliteitsverbetering in de onderbouw.

Uit de inspectierapportage «Groepsgrootte in het basisonderwijs» (september 1995) blijkt dat grote groepen vooral voorkomen in groep 1 en 2 in de tweede helft van het schooljaar. De groepen 1 en 2 zijn aan het begin van het schooljaar relatief klein, in januari gemiddeld van omvang en aan het eind van het jaar groot. De gemiddelde omvang van groep 1 neemt toe van 19,4 naar 26,1 leerlingen, de omvang van groep 2 van 24,7 naar 26,2 leerlingen en de omvang van combinatiegroepen 1–2 van 23,7 naar 29,0 leerlingen. Oorzaak hiervan is de tussentijdse instroom van vierjarigen gedurende het schooljaar. Als gevolg daarvan neemt de leerlingpopulatie maandelijks toe met circa 1%.

Maar ook om andere redenen is een gerichte investering in de onderbouw nodig. In «Impuls voor het basisonderwijs» (Kamerstukken II 1994/95, 21 630, nr. 12), de kabinetsreactie op het CEB-rapport «Zicht op kwaliteit», is geconstateerd dat scholen er nog niet goed in slagen het onderwijs in de groep te differentiëren en zo af te stemmen op de behoeften en mogelijkheden van de individuele leerling. Bovendien wordt geconstateerd dat de doelgerichtheid van het onderwijs in de onderbouw voor verbetering vatbaar is. Een meer opbrengstbewuste cultuur en onderwijs op maat worden beschouwd als centrale doelstellingen van het onderwijsbeleid. Kleinere groepen vormen een belangrijke bijdrage aan verbetering van de condities voor realisering van deze doelstellingen.

Vanaf 1 augustus 1996 is al een begin gemaakt met een formatieve investering in de onderbouw van het basisonderwijs met de formatie voor onderwijsassistenten. Naar aanleiding van de Algemene Beschouwingen over de Begroting 1996 (Kamerstukken II 1995/96, 24 400, nr. 20) is bij Nota van Wijziging (Kamerstukken II 1995/96, 24 400 VIII, nr. 24) door de Tweede Kamer der Staten-Generaal structureel een bedrag beschikbaar gesteld – in totaal f 100 miljoen – ten behoeve van onderwijsassistenten in de onderbouw van het basisonderwijs. Met de onderwijsassistent komen «meer handen in de klas» beschikbaar in de onderbouw.

Bij toekenning van de formatie voor de onderwijsassistent is gekozen voor een ondergrens van 185 ongewogen leerlingen. Uit het genoemde inspectierapport blijkt namelijk dat grote groepen vooral voorkomen in grote scholen.

Basisscholen die op de teldatum 1 oktober 1995, over ten minste 185 ongewogen leerlingen (inclusief 3% opslag) beschikken, komen per 1 augustus 1996 voor het schooljaar 1996–1997 in aanmerking voor formatie voor een onderwijsassistent basisonderwijs ten behoeve van de onderbouw. Zij ontvangen per leerling 0,2 formatierekeneenheid (fre's) waarin de arbeidsduurverkorting is verdisconteerd. Voor een school met 185 ongewogen leerlingen betekent dit ongeveer een kwart formatieplaats. Een voltijd-functie onderwijsassistent in schaal 4 (maximumschaal) verbruikt 144 fre's.

Zowel de formatie voor de onderwijsassistent als de formatie voor verkleining van de groepsgrootte en kwaliteitsverbetering is bestemd voor de onderbouw van de basisschool. Daarom wordt voor de periode vanaf 1 augustus 1997 het budget voor onderwijsassistenten samengevoegd met de extra investering voor verkleining van de groepsgrootte en kwaliteitsverbetering. In totaal komt daarmee in deze kabinetsperiode voor de formatieve versterking van de onderbouw 320 miljoen gulden beschikbaar. Dit budget wordt toegekend als formatie voor speciale doeleinden, bestemd voor het onderwijs in de eerste vier leerjaren van de leerlingen in het basisonderwijs. Deze extra formatie is bedoeld voor verkleining van de groepsgrootte en kwaliteitsverbetering in de onderbouw.

Door deze formatie toe te kennen als formatie voor speciale doeleinden, wordt gewaarborgd dat de extra middelen ten goede komen aan de onderbouw. Dat betekent dat scholen niet vrij zijn in de besteding van deze middelen, maar gehouden zijn om de extra formatie in te zetten ten behoeve van de groepen 1 tot en met 4. Zij mogen deze formatie niet inzetten voor de bovenbouw of verzilveren.

De scholen zullen zich ook naar de inspectie daadwerkelijk moeten verantwoorden over de inzet van deze formatie voor de inzet van deze formatie voor speciale doeleinden. Daartoe zullen zij vantevoren moeten aangeven hoe zij de extra middelen inzetten.

Met de extra formatie ter grootte van 220 mln. gulden kan een deel van de scholen een extra groep vormen. Ook kan de extra formatie worden ingezet in de vorm van meer handen in de klas, als dat beter aansluit bij het onderwijskundig concept van de school als met de extra formatie geen volledige formatieplaats kan worden gecreëerd of als de huisvestingssituatie niet toereikend is om een nieuwe groep te vormen. Ook op deze wijze wordt bijgedragen aan verbetering van de kwaliteit van het onderwijs in de onderbouw.

Het procesmanagement primair onderwijs zal scholen modellen aanreiken voor gerichte inzet van de formatie. Het blijft overigens mogelijk dat scholen op grond van specifieke omstandigheden kiezen voor een andere wijze van inzet van deze formatie dan in de aangereikte modellen is aangegeven, maar hoe dit ook zij: inzet zal in elk geval in de onderbouw dienen plaats te vinden.

Naast de toekenning van de formatie zal ook worden zorggedragen voor toekenning van de huisvesting en materiële instandhouding.

In de brief 21 april 1997, met kenmerk PO/BB-97009078 aan de Tweede Kamer over de «Eerste stap klassenverkleining» is aangegeven dat aansluitend bij de huidige Londo-systematiek met ingang van 1 januari 1998 jaarlijks 16 miljoen beschikbaar zal worden gesteld voor materiële instandhouding, bestemd voor de groepsgebonden vergoeding voor materiële instandhouding. Hiertoe zal het Bekostigingsbesluit WBO/OWBO worden aangepast bij gelegenheid van een in voorbereiding zijnde algemene maatregel van bestuur die verschillende wijzigingen van dat besluit zal bevatten. De vergoeding van de groepsgebonden vergoeding voor materiële instandhouding is afhankelijk van het aantal normatief te huisvesten groepen. Door de extra formatie zullen bij een gelijkblijvend leerlingenaantal meer groepen kunnen worden gevormd. Scholen zullen bij een zelfde leerlingenaantal voor meer groepen voor vergoeding voor een extra normatief te huisvesten groep in aanmerking komen.

De verantwoordelijkheid voor de huisvesting voor primair onderwijs is met ingang van 1 januari 1997 gedecentraliseerd naar de gemeenten. Om gemeenten in staat te stellen om aan de extra vraag naar lokalen te voldoen zal de vergoeding aan het Gemeentefonds met eenzelfde percentage worden verhoogd als de verhoging van de formatie aan de scholen. Concreet gaat het om een bedrag van 30 mln. gulden.

Financiële gevolgen

Vanaf 1 augustus 1996 is jaarlijks structureel een bedrag van 100 miljoen gulden beschikbaar ten behoeve van onderwijsassistenten in de onderbouw van het basisonderwijs. Dit bedrag wordt samengevoegd met het per 1 augustus 1997 beschikbare bedrag van 220 miljoen gulden ten behoeve van de verkleining van de groepsgrootte in het basisonderwijs.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A (artikel 13c, eerste lid, Formatiebesluit WBO 1992)

In dit artikel is opgenomen dat formatie voor de verkleining van de groepsgrootte en kwaliteitsverbetering ten behoeve van de eerste vier schooljaren van de leerlingen, meetelt bij bepaling van het aantal formatierekeneenheden dat wordt verhoogd in verband met de toepassing van de BAPO-regeling.

Artikel I, onderdeel B (artikel 14 Formatiebesluit WBO1992)

Vanaf de inwerkingtreding van dit artikel maakt de formatie van de onderwijsassistent, zoals hierboven beschreven, onderdeel uit van de in dit artikel geregelde formatie voor speciale doeleinden, te weten: de formatie voor de verkleining van de groepsgrootte en kwaliteitsverbetering voor de eerste vier schooljaren van de leerlingen.

Artikel I, onderdeel C (artikel 15b Formatiebesluit WBO 1992)

In dit artikel wordt geregeld hoeveel formatierekeneenheden aan een school voor basisonderwijs worden toegekend ten behoeve van de versterking van de onderbouw. Indien een school minder dan 185 ongewogen leerlingen heeft, worden 0,305 fre's toegekend.

Bij een leerlingenaantal van 185 leerlingen of meer worden 0,505 formatierekeneenheden toegekend. Indien het gaat om samengevoegde scholen op 1 augustus van het lopende schooljaar dan geldt het leerlingenaantal van de samengevoegde scholen. Bij de berekening van het leerlingenaantal van een school wordt uitgegaan van het ongewogen aantal leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande jaar, inclusief de verhoging van 3%. Het artikel voorziet in het vijfde lid in een rekenkundige afronding van het totaal aantal formatierekeneenheden.

De 0,305 respectievelijk 0,505 fre per leerling is inclusief de formatie voor arbeidsduurverkorting. Dit leidt niet tot wijziging van de artikelen 13a en 13b van het Formatiebesluit WBO 1992 aangezien in die artikelen wordt verwezen naar de formatierekeneenheden, bedoeld in artikel 16 van het Formatiebesluit WBO.

Het zesde lid voorziet er in dat verzilvering bij deze formatie niet aan de orde kan zijn.

Vanwege het feit dat artikel 12 betreffende herberekening bij een toename van het aantal leerlingen (de zogenaamde groeiregeling) ziet op de basisformatie en niet op de formatie voor speciale doeleinden, zoals in het onderhavige artikel 15b het geval is, vindt eveneens geen herberekening plaats.

Artikel II. Formatiebepalingen ten behoeve van de onderwijsassistent voor het schooljaar 1996–1997

Voor de regeling met betrekking tot de onderwijsassistent is de formatie van de scholen reeds via een publicatie in het Gele Katern Uitleg OCenW-mededelingen met kenmerk PO/JP-96005661, 13 maart 1996, nr. 7, toegezegd. Artikel II voorziet er in verband hiermee dienovereenkomstig in dat het Formatiebesluit WBO 1992 ten behoeve van de rijksvergoedingen voor de jaren 1996 en 1997 anders wordt gelezen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos


XNoot
1

Stb. 1992, 126, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 september 1996, Stb. 469.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 juli 1997, nr. 127.

Naar boven