Wet van 21 mei 1997, houdende wijziging van de Ambtenarenwet en de Militaire Ambtenarenwet 1931 in verband met het verrichten van nevenwerkzaamheden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met grondwettelijke bepalingen inzake de grondrechten wenselijk is in de Ambtenarenwet en de Militaire Ambtenarenwet 1931 enkele bepalingen op te nemen met betrekking tot het verrichten van nevenwerkzaamheden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

A

Artikel 125, eerste lid, van de >Ambtenarenwet1 wordt gewijzigd als volgt:

De onderdelen j tot en met m worden verletterd tot l tot en met o en tussengevoegd worden twee nieuwe onderdelen j en k, luidende:

j. de melding en de registratie van nevenwerkzaamheden die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met de functievervulling, kunnen raken;

k. het verbieden van nevenwerkzaamheden waardoor de goede vervulling van de functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met de functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd;

B

In artikel 125bis, aanhef, wordt de verwijzing naar artikel 125, eerste lid, onderdeel l, vervangen door: artikel 125, eerste lid, onderdeel n.

ARTIKEL II

Artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet 19312 wordt gewijzigd als volgt:

De onderdelen o en p worden verletterd tot q en r en tussengevoegd worden twee nieuwe onderdelen o en p, luidende:

o. de melding en de registratie van nevenwerkzaamheden die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met de functievervulling, kunnen raken;

p. het verbieden van nevenwerkzaamheden waardoor de goede vervulling van de functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met de functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd;

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 21 mei 1997

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling

Uitgegeven de twaalfde juni 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1994, 5, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 februari 1997, Stb. 96.

XNoot
2

Stb. 1931, 519, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 1997, Stb. 139.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 24 575.

Handelingen II 1995/96, blz. 7069.

Kamerstukken I 1996/97, 24 575 (36, 36a, 36b).

Handelingen I 1996/97, zie vergadering d.d. 20 mei 1997.

Naar boven