Besluit van 29 april 1997, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet in verband met betaling van het lesgeld in termijnen en in verband met de voldoening van het lesgeld voor de leerling die in de loop van het cursusjaar 16 jaren wordt

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 7 februari 1997, nr. 97003660/1386, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 4, vierde lid, en 5 van de Les- en cursusgeldwet;

De Raad van State gehoord (advies van 11 maart 1997, nr. W05.97.0068);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 25 april 1997, nr. 97007479/1386, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. bijschrijving van het totale verschuldigde bedrag in één termijn op de bank- of postbankrekening van de Informatie Beheer Groep door middel van een door hem aan de lesgeldplichtige toegezonden acceptgirokaart, binnen 24 dagen na de dagtekening van deze kaart, dan wel door middel van een opdracht tot automatische incasso aan de Informatie Beheer Groep.

2. Toegevoegd worden een derde en vierde lid, luidende:

  • 3. Indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling in één termijn verstrekt, wordt het verschuldigde bedrag in de maand oktober van het cursusjaar afgeschreven.

  • 4. Indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling in drie termijnen verstrekt, wordt

    a. in de maand oktober van het cursusjaar de helft van het totale verschuldigde bedrag afgeschreven,

    b. in de maand januari van het cursusjaar een kwart van het totale verschuldigde bedrag afgeschreven,

    c. in de maand april van het cursusjaar een kwart van het totale verschuldigde bedrag afgeschreven.

B

In artikel 5a, vierde lid, onderdeel b, wordt «na 1 oktober» vervangen door: na 30 september.

ARTIKEL II

Op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 21 april 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Les- en cursusgeldwet en van de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met het eerder laten ingaan van de lesgeldplicht en met betaling van het lesgeld in termijnen (kamerstukken II 1996/97, 25 321, nr. 2) na tot wet te zijn verheven, in werking treedt, wordt het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3.

Voldoening lesgeld m.b.t. een leerling die aan het begin van het cursusjaar 16 jaren is.

B

Na artikel 3 wordt ingevoegd een nieuw artikel 3a, luidende:

Artikel 3a. Voldoening lesgeld m.b.t. een leerling die in de loop van het cursusjaar 16 jaren wordt

  • 1. Artikel 3, eerste en tweede lid, is van toepassing.

  • 2. Indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling in één termijn verstrekt, wordt met betrekking tot een leerling die

    a. na 31 juli maar vóór 1 oktober 16 jaren wordt, het verschuldigde bedrag in de maand oktober van het cursusjaar afgeschreven,

    b. na 30 september maar vóór 1 januari 16 jaren wordt, het verschuldigde bedrag in de maand januari van het cursusjaar afgeschreven,

    c. na 31 december maar vóór 1 april 16 jaren wordt, het verschuldigde bedrag in de maand april van het cursusjaar afgeschreven, en

    d. na 31 maart maar vóór 1 juli 16 jaren wordt, het verschuldigde bedrag in de maand juli van het cursusjaar afgeschreven.

  • 3. Indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling in termijnen verstrekt, wordt, ingeval de leerling na 31 juli maar vóór 1 oktober 16 jaren wordt,

    a. in de maand oktober van het cursusjaar viertiende deel van het totale verschuldigde bedrag afgeschreven,

    b. in de maand januari van het cursusjaar drietiende deel van het totale verschuldigde bedrag afgeschreven, en

    c. in de maand april van het cursusjaar drietiende deel van het totale verschuldigde bedrag afgeschreven.

  • 4. Indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling in termijnen verstrekt, wordt, ingeval de leerling na 30 september maar vóór 1 januari 16 jaren wordt,

    a. in de maand januari van het cursusjaar vierzevende deel van het totale verschuldigde bedrag afgeschreven, en

    b. in de maand april van het cursusjaar driezevende deel van het totale verschuldigde bedrag afgeschreven.

C

In artikel 6, eerste lid, wordt na «het cursusjaar» ingevoegd: waarin op enig ogenblik voor de leerling lesgeld is verschuldigd.

D

In artikel 10, tweede lid, wordt «de leeftijd van 16 jaren» vervangen door: de leeftijd van 15 jaren.

E

De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding van artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3. Voldoening lesgeld m.b.t. een leerling die aan het begin van het cursusjaar 16 jaren is.

2. Na de aanduiding van artikel 3 wordt ingevoegd:

Artikel 3a. Voldoening lesgeld m.b.t. een leerling die in de loop van het cursusjaar 16 jaren wordt.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 1998, met dien verstande dat artikel I, onderdeel B, terugwerkt tot en met 1 augustus 1996.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 29 april 1997

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Uitgegeven de negenentwintigste mei 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

1. INLEIDING

1.1. Algemeen

Het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet (Stb. 1988, 268) bepaalt dat – voor zover het lesgeld niet wordt verrekend met de tegemoetkoming in de studiekosten, dan wel met de maandtoelage indien WSF-gerechtigden een lesgeldvoorschot ontvangen – het gehele lesgeldbedrag in één termijn moet worden betaald, en wel binnen 24 dagen nadat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) de desbetreffende acceptgirokaart heeft verzonden. Aangezien de geldende praktijk is dat de verzending van deze kaart eind oktober plaats vindt, moet het lesgeld in november worden betaald.

Door de leden van de Tweede Kamer Liemburg, Cornielje, Lambrechts, Van de Camp en Oedayraj Singh Varma (ingezonden 5 oktober 1995) is inzake de inning van lesgelden in het voortgezet onderwijs de wens geuit het mogelijk te maken dat het lesgeld in termijnen kan worden betaald. In de beantwoording van deze vragen (handelingen II 1995/96, aanhangsel, nr. 172) heeft ondergetekende de Kamer toegezegd nader te bestuderen of, en zo ja op welke wijze en met ingang van welke datum een gespreide betalingsmogelijkheid van het lesgeld kan worden gerealiseerd. Gevolg gevend aan de wens van de Kamer heeft het kabinet besloten om te komen tot een gespreide betalingsregeling voor het lesgeld. Bij het ontwerpen van die regeling hebben met name budgettaire en uitvoeringstechnische consequenties een belangrijke rol gespeeld. Vooral het – weliswaar eenmalig – fors budgettair gevolg van invoering van een gespreid betalingssysteem voor het lesgeld is hierbij van belang. In het voorliggende besluit is het mogelijk gemaakt dat het lesgeld in drie termijnen aan de IB-Groep wordt betaald. Wanneer de Les- en cursusgeldwet zal zijn gewijzigd – een wetsvoorstel is daartoe aanhangig – kan ook voor degenen die tussen 30 september en 1 januari 16 jaar worden, gespreid worden betaald, derhalve in twee termijnen, en wel in de maanden januari en april. Voor wie tussen 31 december en 1 juli 16 jaar wordt, is de mogelijkheid van gespreide betaling niet aanwezig, omdat de bedragen die voor deze leerlingen moet worden betaald, slechts eenvierde dan wel eentwaalfde deel van het jaarbedrag aan lesgeld van (naar huidig inzicht voor het schooljaar 1998–1999) f 1526,– is.

1.2. Huidige situatie

Een leerling kan niet worden ingeschreven dan nadat het bewijs is overlegd bij een onderwijsinstelling dat het lesgeld wordt voldaan aan de IB-Groep. Dit gebeurt door inlevering van een door de lesgeldplichtige ondertekende onderwijskaart die de lesgeldplichtige in de maand mei voorafgaand aan het cursusjaar ontvangt. Op deze onderwijskaart en in de meegezonden folder wordt benadrukt dat voor een inschrijving lesgeld is verschuldigd. Door ondertekening van de onderwijskaart verklaart de lesgeldplichtige onder meer de betalingsplicht te aanvaarden. De ondertekende kaart wordt door de onderwijsinstelling naar de IB-Groep gestuurd, waarna de IB-Groep de lesgeldplichtige in de maand oktober een acceptgirokaart stuurt. De lesgeldplichtige is verplicht het lesgeld te betalen binnen 24 dagen na verzending van deze acceptgirokaart.

1.3 Doelgroep gespreide betaling

Voor het cursusjaar 1998–1999 zijn er volgens de ramingen in de rijksbegroting 1997 in totaal circa 479 000 leerlingen waarvoor lesgeld is verschuldigd, hierna te noemen lesgeldkinderen.

Op grond van de Wet tegemoetkoming studiekosten (Stb. 1995, 676; WTS) bestaat voor een deel van deze leerlingen de mogelijkheid op een tegemoetkoming in deze onderwijsbijdrage. Met betrekking tot het cursusjaar 1996–1997 dient het belastbaar inkomen van de ouders van de leerling in het peiljaar 1994 lager te zijn dan f 50 275,–.

Tevens komt een deel van deze groep studerenden via de Wet op de studiefinanciering (Stb. 1991, 112; WSF) in aanmerking voor een lesgeldvoorschot. Dit is het geval indien voor de studerende de korting op de aanvullende beurs wegens ouderlijk inkomen lager is dan f 200,–.

Een gespreide betalingsregeling is ten dienste van de lesgeldplichtige voor wie het lesgeld niet automatisch wordt verrekend via de WTS of via het lesgeldvoorschot op grond van de WSF.

In onderstaand overzicht worden de aantallen lesgeldkinderen met en zonder compensatie weergegeven per 1 augustus 1998 op basis van de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 1997.

regelingaantal lesgeldkinderenaantal met compensatieaantal zonder compensatie
WTS287 80098 000189 800
WSF191 30056 000135 300
totaal479 100154 000325 100

Ondanks het feit dat uit bovenstaand overzicht blijkt dat de groep lesgeldplichtigen zonder lesgeldcompensatie nog groot te noemen is, betaalt (jaarlijks) slechts een kleine groep van 20 000 tot 25 000 lesgeldplichtigen (ca. 4–5% van het totaal aantal lesgeldplichtigen) het lesgeld niet tijdig.

1.4. Het systeem van gespreide betaling

Bij de keuze voor de gespreide betalingsregeling voor het lesgeld is rekening gehouden met een aantal randvoorwaarden, met name de budgettaire en uitvoeringstechnische consequenties die een dergelijk systeem met zich meebrengt.

Ondergetekende stelt voor de lesgeldplichtige de keus te laten tussen betaling ineens – hetzij via een opdracht tot automatische incasso, hetzij door middel van een acceptgirokaart – of betaling in drie termijnen via een opdracht tot automatische incasso. De voorkeur van de lesgeldplichtige voor de wijze waarop deze het lesgeld wil voldoen, maakt deze kenbaar aan de IB-Groep.

Kiest de lesgeldplichtige voor betaling ineens, maar niet via een opdracht tot automatische incasso, dan ontvangt deze in de maand oktober een acceptgirokaart waarmee het lesgeld kan worden voldaan.

Kiest de lesgeldplichtige voor betaling in termijnen via een opdracht tot automatische incasso, dan worden deze termijnen afgeschreven in de maanden oktober, januari en april. De hoogte van de eerste termijn bedraagt de helft van het totale lesgeldbedrag. De tweede en derde termijn bedragen elk een kwart van het totale lesgeldbedrag. Zodra het voorstel van wet tot wijziging van de Les- en cursusgeldwet en van de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met het eerder laten ingaan van de lesgeldplicht en met betaling van het lesgeld in termijnen (kamerstukken II 1996/97, 25 321, nr. 2) – waarin is bepaald dat de lesgeldplicht ook van toepassing is op de wettelijke vertegenwoordigers van kinderen die in de loop van een cursusjaar 16 jaar worden – tot stand zal zijn gekomen en in werking is getreden, wordt op grond van artikel 5a, eerste lid, van de LCW tegelijk met de eerste termijn ook f 20,– afgeschreven.

De twee volgende termijnen bedragen elk een kwart van het totaal verschuldigde lesgeld, waarbij de lesgeldplichtige de tweede termijn in januari en de derde termijn in april door middel van automatische incasso voldoet.

Mocht blijken dat automatische incasso om welke reden dan ook niet mogelijk is, dan ontvangt de lesgeldplichtige een acceptgiro voor het resterende lesgeldbedrag voor dat cursusjaar.

De vervroeging van de lesgeldplicht en het voornemen om gespreide betaling te regelen in het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet kunnen in hun samenhang schematisch als volgt worden weergegeven:

leerling wordt 16 jaar:lesgeldplicht van/tot; duur en deel van het lesgeld op jaarbasis:betaalmoment bij één termijnbetaalmomenten bij termijnbetaling; deel van het lesgeld absoluut (abs) en op jaarbasis (jb): 
vóór 1 augustus vanaf 1 augustus tot 1 augustus = 12 maanden = 12/12in oktoberin oktober 1/2 abs 1/2 jb plus f 20,-in januari 1/4 abs 1/4 jbin april 1/4 abs 1/4 jb
tussen 31 juli en 1 oktobervanaf 1 oktober tot 1 augustus = 10 maanden = 10/12in oktoberin oktober 4/10 abs 1/3 jb plus f 20,–in januari 3/10 abs 1/4 jbin april 3/10 abs 1/4 jb
tussen 30 september en 1 januarivanaf 1 januari tot 1 augustus = 7 maanden = 7/12in januariin januari 4/7 abs 1/3 jb plus f 20,-in april 3/7 abs 1/4 jb
tussen 31 december en 1 aprilvanaf 1 april tot 1 augustus = 4 maanden = 4/12in april(betaling in termijnen is niet mogelijk)
tussen 30 maart en 1 julivanaf 1 juli tot 1 augustus = 1 maand = 1/12in juli(betaling in termijnen is niet mogelijk)

2. FINANCIËLE GEVOLGEN

2.1. Inkomenseffecten

De mogelijkheid van het gespreid betalen van lesgeld leidt op zichzelf niet tot inkomenseffecten. De lesgeldplichtigen betalen nog steeds het volledige lesgeld. Het zal echter wel tot positieve effecten leiden voor diegenen die nu buiten de werking van de WTS of de WSF vallen.

2.2. Budgettaire effecten

Hoewel er in feite geen sprake is van minder lesgeldontvangsten door het invoeren van een gespreide betaling, leidt het door de rijksoverheid gehanteerde kasstelsel er toe dat er eenmalig een budgettair effect ontstaat. In het eerste jaar van invoering wordt een deel van de reguliere lesgeldontvangsten voor dat cursusjaar misgelopen. Deze komen eerst het daaropvolgende jaar bij de IB-Groep binnen. Dit ontbrekende deel kan daarmee niet meer op het begrotingsjaar verantwoord worden. In de jaren daarna loopt het kasstelsel weer «glad» doordat het mislopen van een deel van de ontvangsten wordt gecompenseerd van het extra deel dat van het voorgaande jaar wordt ontvangen.

Voor het cursusjaar 1998–1999 wordt gerekend op 479 100 lesgeldplichtigen. Hiervan krijgen er 154 000 een tegemoetkoming voor het lesgeld uit hoofde van WTS of WSF. Er komen dus 325 100 lesgeldplichtigen in aanmerking voor de gespreide betalingsregeling. Gelet op de ervaringen in het wetenschappelijk onderwijs met het gebruik van gespreide betalingsmogelijkheden ten aanzien van het collegegeld wordt verwacht dat zo'n 60% ofwel 195 060 lesgeldplichtigen van de regeling gebruik zullen maken. Deze lesgeldplichtigen mogen vanaf het cursusjaar 1998–1999 in drie termijnen betalen waarvan de eerste termijn 50% bedraagt en de overige twee termijnen elk 25%. De eerste termijn dient in het eerste begrotingsjaar betaald te worden, dus in geval van het cursusjaar 1998–1999 wordt de eerste termijn van 50% betaald in 1998. De overige twee termijnen worden in 1999 betaald. Dit leidt tot een eenmalige kasschuif van f 137 mln in 1998. Door het berekenen van f 20,– kosten voor gebruikmaking van de gespreide betalingsmogelijkheid komt er nog f 4 mln aan extra ontvangsten binnen, zodat er per saldo een eenmalig tekort van f 133 mln ontstaat.

Wanneer de LCW zo gewijzigd zal zijn dat de lesgeldplicht ook van toepassing is op de wettelijke vertegenwoordigers van kinderen die in de loop van een cursusjaar 16 jaar worden, en deze lesgeldplichtigen ook de mogelijkheid tot gespreide betaling hebben, loopt het eenmalige budgettaire effect met f 9 mln op tot f 142 mln in totaal.

3. UITVOERBAARHEID VAN DE MAATREGEL DOOR DE INFORMATIE BEHEER GROEP

De IB-Groep is in principe in staat deze maatregel per 1 augustus 1998 uit te voeren, maar de voorgenomen maatregel doet een groot beroep op de veranderingscapaciteit van de IB-Groep. Eventuele overige wijzigingen zullen dan ook tot een minimum moeten worden beperkt.

4. ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel B (artikel 5a)

Door middel van artikel 6, onderdeel B, van het Besluit tegemoetkoming studiekosten (Stb. 1996, 387) is artikel 5a, eerste lid, «na 1 oktober» vervangen door: na 30 september. Deze wijziging trad in werking op 1 augustus 1996. Daarbij is ten onrechte niet tevens het vierde lid, onderdeel b, aangepast. Onderdeel B voorziet hierin. Gezien de relatie met de datum, genoemd in het eerste lid, dient de wijziging terug te werken tot en met 1 augustus 1996.

Artikel II, onderdeel B (artikel 3a)

Blijkens artikel 5, tweede lid, van de LCW is voor de leerling die na 31 juli maar vóór 1 oktober van het cursusjaar 16 jaren wordt, tientwaalfde deel van het volledige lesgeldbedrag verschuldigd. Ook hier kan de lesgeldplichtige in drie termijnen betalen. Het bedrag van de laatste twee termijnen is even groot als dat van de laatste twee termijnen van degene die het volledige lesgeldbedrag is verschuldigd.

Blijkens artikel 5, tweede lid, van de LCW is voor de leerling die na 30 september maar vóór 1 januari van het cursusjaar 16 jaren wordt, zeventwaalfde deel van het volledige lesgeldbedrag verschuldigd. Hier kan de lesgeldplichtige in twee termijnen betalen. Het bedrag van de laatste termijn is even groot als dat van de laatste termijn van degene die het volledige lesgeldbedrag is verschuldigd.

Artikel II, onderdeel C (artikel 6)

De toevoeging in artikel 6 is nodig om buiten twijfel te stellen dat de onderwijskaart ook voor de inschrijving moet worden ingevuld wanneer de leerling in de loop van het cursusjaar maar vóór 1 juli van dat jaar, 16 jaar wordt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen


XNoot
1

Stb. 1988, 268, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 juni 1996, Stb. 387.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven