Besluit van 25 april 1997, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en enkele andere besluiten in verband met de Regeling flexibel pensioen en uittreden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 11 februari 1997, AD97/U64, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid, mede namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 2 april 1997, no. W04.97.0105);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 11 april 1997, nr. AD97/297, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Algemeen Rijksambtenarenreglement1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 94a wordt als volgt gelezen:

  • 1. Onder de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel, als bedoeld in dit artikel, wordt verstaan de overeenkomst die is aangegaan op grond van artikel 2 van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel. Onder het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Abp, als bedoeld in dit artikel, wordt verstaan het reglement van die stichting dat is vastgesteld met inachtneming van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering Abp.

  • 2. Aan de ambtenaar die ontslag vraagt met het oog op een uitkering op grond van de Regeling flexibel pensioen en uittreden, bedoeld in artikel 3 van de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel en artikel 1.5 van het Pensioenreglement van de Stichting pensioenfonds Abp wordt ontslag verleend, indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel alsmede het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Abp op grond van een desbetreffende aanvraag hebben vastgesteld dat na dat te verlenen ontslag recht bestaat op een uitkering op grond van die regeling. Het ontslag gaat niet eerder in dan met ingang van de dag waarop het recht op de in de vorige volzin bedoelde uitkering ontstaat.

  • 3. Op aanvraag van de ambtenaar kan het in het tweede lid bedoelde ontslag ook voor een gedeelte van de voor hem geldende arbeidsduur worden verleend, tenzij de belangen van de dienst zich hiertegen verzetten. Het gedeelte van dit ontslag bedraagt ten minste 10% van de omvang van de dienstverhouding. Ontslag voor een gedeelte van de arbeidsduur waaruit reeds eerder gedeeltelijk ontslag met het oog op de in het tweede lid bedoelde uitkering heeft plaatsgevonden bedraagt ten minste 10% van de oorspronkelijke arbeidsduur.

  • 4. Artikel 94 , tweede tot en met vijfde lid, is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

B

Aan artikel 97 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het ontslag op grond van het eerste en tweede lid, wordt geacht een ontslag te zijn, als bedoeld in artikel 94a, tweede lid, indien ten aanzien van dat ontslag wordt voldaan aan de in dat artikel genoemde voorwaarden.

ARTIKEL II

Het Ambtenarenreglement Staten-Generaal2 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 124a wordt als volgt gelezen:

  • 1. Onder de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel, als bedoeld in dit artikel, wordt verstaan de overeenkomst die is aangegaan op grond van artikel 2 van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel. Onder het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Abp, als bedoeld in dit artikel, wordt verstaan het reglement van die stichting dat is vastgesteld met inachtneming van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering Abp.

  • 2. Aan de ambtenaar die ontslag vraagt met het oog op een uitkering op grond van de Regeling flexibel pensioen en uittreden, bedoeld in artikel 3 van de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel en artikel 1.5 van het Pensioenreglement van de Stichting pensioenfonds Abp wordt ontslag verleend, indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel alsmede het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Abp op grond van een desbetreffende aanvraag hebben vastgesteld dat na dat te verlenen ontslag recht bestaat op een uitkering op grond van die regeling. Het ontslag gaat niet eerder in dan met ingang van de dag waarop het recht op de in de vorige volzin bedoelde uitkering ontstaat.

  • 3. Op verzoek van de ambtenaar kan het in het tweede lid genoemde ontslag ook voor een gedeelte van de voor hem geldende arbeidsduur worden verleend, tenzij de belangen van de dienst zich hiertegen verzetten. Het gedeelte van dit ontslag bedraagt ten minste 10% van de omvang van de dienstverhouding. Ontslag voor een gedeelte van de arbeidsduur waaruit reeds eerder gedeeltelijk ontslag met het oog op de in het tweede lid bedoelde uitkering heeft plaatsgevonden bedraagt ten minste 10% van de oorspronkelijke arbeidsduur.

  • 4. Artikel 124, tweede tot en met vijfde lid, is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III

Het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken3 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 101, veertiende lid, worden de woorden «in verband met vrijwillig vervroegde uittreding» gewijzigd in: wegens flexibel pensioen en uittreden.

ARTIKEL IV

Het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk4 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 1, onderdeel b, onder le wordt de zinsnede «met uitzondering van een disciplinair strafontslag en een functioneel leeftijdsontslag» vervangen door: met uitzondering van een disciplinair strafontslag, een functioneel leeftijdsontslag en een ontslag wegens flexibel pensioen en uittreden.

ARTIKEL V

De Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag5 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel l wordt als volgt gewijzigd:

1. De punt achter onderdeel f. wordt gewijzigd in een puntkomma.

2. Een nieuw onderdeel g. wordt toegevoegd, luidend:

g. Reglement FPU: het Reglement flexibel pensioen en uittreden ter zake van basisuitkering en aanvullende uitkering, als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel.

B

Toegevoegd worden de artikelen 4a en 4b luidende:

Artikel 4a.

  • l. De in artikel 4 genoemde uitkering wordt, voorzover recht daarop bestaat, verminderd met het bedrag van het flexibel pensioen krachtens het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Abp, het bedrag van de basisuitkering krachtens het Reglement FPU en het bedrag van de aanvullende uitkering krachtens het Reglement FPU.

  • 2. Indien het bedrag van de basisuitkering is verminderd in verband met samenloop met andere inkomsten, wordt voor de toepassing van het eerste lid niettemin uitgegaan van het onverminderde bedrag.

  • 3. Indien de op grond van artikel 97 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement ontslagen ambtenaar niet of niet tijdig de basisuitkering, de aanvullende uitkering en het flexibel pensioen aanvraagt, en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt, voor de periode waarin hij dientengevolge geen of niet alle voornoemde uitkeringen ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met de uitkeringen die hij vanaf de ontslagdatum zou hebben genoten indien hij de voornoemde uitkeringen wel tijdig zou hebben aangevraagd.

  • 4. Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de ambtenaar de basisuitkering en/of de aanvullende uitkering geheel of ten dele vervallen zijn verklaard dan wel geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, worden deze uitkeringen voor de toepassing van dit artikel steeds aangemerkt als uitkeringen die onverminderd zijn genoten.

  • 5. Ingeval naast de in artikel 4 genoemde uitkering inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf als genoemd in artikel 5 worden genoten, wordt op de uitkering in voorkomend geval boven de vermindering die reeds krachtens het eerste lid van dit artikel plaatsvindt, een vermindering toegepast. Deze vermindering is gelijk aan het bedrag waarmede de onverminderde uitkering krachtens artikel 4 vermeerderd met het totaal bedrag van de inkomsten bedoeld in artikel 5 en verminderd met het bedrag van de inkomsten dat reeds in mindering is gebracht op de basisuitkering krachtens het Reglement FPU tezamen de laatstelijk genoten bezoldiging te boven gaat.

Artikel 4b

Indien de betrokkene gebruik maakt van de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van zijn pensioenopbouw, waardoor ook na het bereiken van de leeftijd van 62 jaar zijn pensioenopbouw voor de helft plaatsvindt, zal namens hem de hiervoor verschuldigde premie worden betaald, met dien verstande dat hiervan geen groter deel ten laste van betrokkene komt dan de pensioenpremie, bedoeld in artikel 4.4, vierde lid, van het Pensioenreglement.

C

In artikel 14, tweede lid, wordt de tweede volzin als volgt gelezen: Wordt op de uitkering een vermindering toegepast krachtens de artikelen 4a, 5, eerste lid, 6 en 13, of wordt artikel 10, derde lid, toegepast, dan is de in de vorige volzin bedoelde uitkering gelijk aan het bedrag van de uitkering die de betrokkene op de dag van het overlijden ontving, over een tijdvak van drie maanden.

ARTIKEL VI

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1997, met uitzondering van artikel IV dat op 1 januari 1998 in werking treedt.

histnoot

's-Gravenhage, 25 april 1997

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Uitgegeven de tweeëntwintigste mei 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen gedeelte

Ten aanzien van de Regeling flexibel pensioen en uittreden, hierna te noemen de FPU-regeling, is in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid een aantal overeenkomsten ondertekend, te weten:

– de derde overeenkomst tot wijziging van de centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel;

– de overeenkomst tot wijziging van de pensioenovereenkomst;

– de overeenkomst inhoudende een tijdelijke regeling ter zake van de af te dragen premie voor het opbouwdeel van het flexibel pensioen en de daarmee verband houdende gevolgen voor het vermogen van de Stichting pensioenfonds Abp;

– de overeenkomst ter zake van de uitwerking van een regeling flexibel pensioen en uittreden (FPU-uitwerkingsovereenkomst), met daarbij gevoegd een tekst tot wijziging van het reglement, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de centrale vut-overeenkomst.

Hiermee is, met de wijziging terzake van de statuten van Vut-fonds en Stichting pensioenfonds Abp, de basis gelegd voor het invoeren van een flexibel pensioen voor het totale overheidspersoneel. Tevens is hierin vastgelegd op welke wijze een dergelijk pensioen kan worden toegekend, alsmede de financiering hiervan.

Door middel van bijgaand besluit, waarover in het Sectoroverleg Rijkspersoneel overeenstemming is bereikt, worden de consequenties van de invoering van de FPU-regeling voor de ambtenaren werkzaam bij de sector Rijk en de Staten-Generaal neergelegd in het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken en respectievelijk het Ambtenarenreglement Staten-Generaal. Daarnaast worden het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk en de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag aan de FPU-regeling aangepast.

Binnen de sector Rijk is thans aanpassing van de Functioneel leeftijdsontslag-regeling (FLO) aan de orde. De FLO verplicht ambtenaren op een eerdere leeftijd dan de spilleeftijd als bedoeld in de FPU-regeling (62 jaar) uit te treden. Voor de ambtenaren op wie deze regeling van toepassing is, geldt dat het in principe mogelijk is vanuit die regeling in te stromen in de nieuwe regeling.

Functioneel leeftijdsontslag

In het onderhandelaarsaccoord bij het tot stand komen van de FPU-regeling is ten aanzien van het functioneel leeftijdsontslag (FLO) afgesproken dat FLO-functies onder het systeem van flexibel vervroegd uittreden worden gebracht. Ambtelijk inkomen verdiend in FLO-functies behoort tot de premiegrondslag voor deze regeling. Recht op basisuitkering en aanvullende uitkering bestaat voor die FLO-ers waarvan de FPU-uitkering is ingebouwd in de FLO-uitkering conform de volgende aanbevelingen:

1. FLO-ontslag is FPU-ontslag. De FPU gaat dus gelijktijdig in met de FLO.

2. De FLO-uitkering wordt verstrekt als een aanvullende uitkering op de FPU-uitkering. De FPU-uitkering wordt conform de daarvoor geldende regels berekend. Dit betekent dat op het moment dat recht bestaat op FLO de FLO-uitkering als volgt wordt berekend: FLO-uitkering -/- FPU-recht op FLO-leeftijd = nieuwe FLO-uitkering.

3. De pensioenopbouw voor Ouderdoms- en Nabestaandenpensioen blijft behouden met dien verstande dat de pensioenopbouw vanaf 62-jarige leeftijd geschiedt op basis van artikel 16.1 van het Pensioenreglement.

4. De eventueel vrijvallende FLO-middelen zijn onderwerp van sectoraal overleg.

Deze aanbevelingen hebben in het ontwerp de volgende neerslag gekregen:

1. In artikel 97 ARAR is deze aanbeveling gerealiseerd.

2. In de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag is deze aanbeveling in een nieuw artikel 4a verwerkt.

3. De in deze aanbeveling bedoelde pensioenopbouw is in de FPU-regelingen overgenomen.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het Ambtenarenreglement Staten-Generaal het functioneel leeftijdsontslag niet kent, evenmin als het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken.

Ziektekosten

Artikel 11 van de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden (Vut-wet) bepaalde dat een tegemoetkoming in de ziektekosten geschiedt met toepassing van de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982. In artikel 4 van bovengenoemde Centrale Vut-overeenkomst is vermeld dat werknemers die recht hebben op een basisuitkering bij FPU recht hebben op een tegemoetkoming in de ziektekosten overeenkomstig de regeling die van toepassing is in de sector waar belanghebbende vandaan komt. Bij de sector Rijk is dit het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel. In het verlengde hiervan is het Besluit inkomenstoeslag rijkspersoneel eveneens van overeenkomstige toepassing.

In concreto betekent dit dat een ambtenaar die van de FPU gebruik maakt recht heeft op een tegemoetkoming op grond van genoemde regelingen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A

Het huidige artikel 94a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement regelt het ontslag met recht op een uitkering wegens vervroegd uittreden. Nu deze wordt vervangen door een uitkering bij flexibel pensioen en uittreden dient dit artikel te worden aangepast. Het tweede lid vormt de basis voor ontslag met toepassing van de FPU-regeling. Het derde lid schept de mogelijkheid om niet voor de volledige werktijd gebruik te maken van de FPU-regeling.

B

In het aan de FPU-regeling ten grondslag liggende accoord met de centrales van overheidspersoneel is vastgelegd dat de functioneel leeftijdsontslagfuncties onder het systeem van flexibel pensioen en uittreden worden gebracht. Het nieuwe vierde lid van artikel 97 geeft hier nu de basis voor. Dit lid houdt in dat het «FLO-ontslag» tevens «FPU-ontslag» is. Inzake de inbouw van de uit beide ontslagen voortvloeiende uitkeringen wordt verwezen naar het hieronder onder artikel III gestelde.

Artikel II

In dit artikel worden voor het Ambtenarenreglement Staten-Generaal dezelfde voorzieningen getroffen als in artikel I, onder A.

Artikel III

Deze wijziging strekt ertoe de huidige ontslagbepaling ter zake van vrijwillig vervroegd uittreden, conform het Algemeen Rijksambtenarenreglement aan te passen aan de FPU-regeling, bedoeld in het nieuwe artikel 94a van het Algemeen Rijksambtenarenregelement.

Artikel IV

In het kader van de OOW-operatie (Overheidspersoneel onder werknemersverzekeringen) is het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk tot stand gekomen. Dit Besluit zal op 1 januari 1998 in werking treden. In dit Besluit was de ontslaggrond FPU nog niet als uitzonderingsgrond voor het recht op een uitkering ingevolge dat Besluit opgenomen, omdat op dat moment de onderhandelingen over een mogelijke FPU-regeling nog niet waren afgerond.

Dit artikel regelt een aansluiting van de FPU-regeling aan genoemd Besluit.

Artikel V

Bij de toepassing van zowel de FLO-regeling als de FPU-regeling, zoals hierboven omschreven in artikel I, onder C, dienen regels te worden vastgesteld volgens welke de samenloop van de uitkeringen uit beide regelingen zal plaatsvinden. In het eerste en tweede lid van een nieuw artikel 4a wordt de samenloop van een uitkering wegens FLO en een uitkering wegens FPU geregeld. Dit artikel is een uitwerking van de aanbeveling dat de FLO-uitkering wordt verstrekt als een aanvullende uitkering op de FPU-uitkering.

Uitgaande van het gegeven dat «FLO-ontslag» «FPU-ontslag» is en daaraan gekoppeld het feit dat een aanvraag voor een uitkering op grond van de FPU-regeling door de ambtenaar zelf dient te geschieden, wordt in het derde en vierde lid van dit artikel bepaald dat degenen voor wie door eigen schuld geen uitkering wegens FPU kan worden ingebouwd, worden geacht die uitkering voor de berekening van de FLO-uitkering te genieten.

Voorts wordt in het vijfde lid van dit artikel, in plaats van de in artikel 5 bedoelde algemene regeling ter zake de anticumulatie van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, een bijzondere regeling getroffen die globaal gesproken inhoudt dat nieuwe inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf tot het maximum van het niveau van de basisuitkering van de FPU-regeling worden gekort. In het kader van de FLO-regeling vindt een verdere vermindering plaats voor het geval de som van de nieuwe FLO-uitkering (dus gekort door de nieuwe FPU-uitkering), de nieuwe FPU-uitkering en de bedoelde inkomsten het bedrag van de bezoldiging waarvan de oude FLO-uitkering is afgeleid, overschrijdt.

Op grond van artikel 2.4 van het Pensioenreglement is pensioenopbouw na het bereiken van de 62-jarige leeftijd voor niet-actieve ambtenaren slechts mogelijk op vrijwillige basis. In het nieuwe artikel 4b is de in het Sectoroverleg Rijkspersoneel overeengekomen afspraak opgenomen dat FLO-gerechtigden de mogelijkheid hebben ook na het bereiken van de leeftijd van 62 jaar hun pensioenopbouw voor de helft voort te zetten zonder dat dit voor betrokkenen meer kosten met zich meebrengt dan in de situatie dat betrokkene nog niet de leeftijd van 62 jaar had bereikt. In het Sectoroverleg Rijkspersoneel is afgesproken dat deze voorziening een geldigheidsduur heeft van drie jaren.

Dit in afwachting van een door mij gewenste meer beleidsmatige discussie over de toekomst van de FLO, mede in relatie tot de FPU. Ik heb het voornemen voorstellen daartoe te doen in het Sectoroverleg Rijkspersoneel. Voor het geval daarover niet tijdig tot overeenstemming kan worden gekomen, blijft de voorziening in stand zolang met de Centrales van Overheidspersoneel geen nadere afspraak is gemaakt.

De systematiek van het pensioenreglement brengt met zich dat betrokkene zelf het initiatief moet nemen om de opbouw vrijwillig voort te zetten. Om een en ander voor betrokkene te versoepelen zal de uitvoering van deze bepaling op de voor betrokkene minst belastende wijze ter hand worden genomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo


XNoot
1

Stb. 1931, 248, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 4 maart 1997, Stb. 126.

XNoot
2

Stb. 1979, 123, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 4 maart 1997, Stb. 126.

XNoot
3

Stb. 1986, 611, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 maart 1997, Stb. 153.

XNoot
4

Stb. 1996, 352.

XNoot
5

Stb. 1986, 491, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 november 1996, Stb. 1997, 2.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven