Wet van 21 februari 1997, houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (wijziging wegsleepregeling)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de in de Wegenverkeerswet 1994 vervatte wegsleepregeling op diverse punten te wijzigen en te verduidelijken opdat deze in de praktijk op een meer doeltreffende wijze kan worden ingezet en de rechtsbescherming wordt verbeterd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De >Wegenverkeerswet 19941 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 130, vierde lid, tweede volzin, komt te luiden: In het laatste geval zijn de artikelen 170, tweede lid, tweede en derde volzin, vierde en vijfde lid, 171, 172 en 173, eerste lid, van deze wet en de artikelen 126, tweede en derde lid, eerste volzin, 131, eerste lid, 132, 133 en 134, eerste lid, eerste en tweede volzin, en tweede lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

B

Artikel 164, zevende lid, tweede volzin, komt te luiden: In het laatste geval zijn de artikelen 170, tweede lid, tweede en derde volzin, vierde en vijfde lid, 171, 172 en 173, eerste lid, van deze wet en de artikelen 126, tweede en derde lid, eerste volzin, 131, eerste lid, 132, 133 en 134, eerste lid, eerste en tweede volzin, en tweede lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

C

De artikelen 170 tot en met 173 komen te luiden:

Artikel 170

  • 1. Tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot toepassing van bestuursdwang als bedoeld in paragraaf 4 van hoofdstuk VIII van de Gemeentewet, behoort de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met

    a. het belang van de veiligheid op de weg, of

    b. het belang van de vrijheid van het verkeer, of

    c. het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.

  • 2. De artikelen 126, vierde lid, 130, 131, tweede lid, en 134, eerste lid, derde volzin, van de Gemeentewet zijn niet van toepassing. Bij toepassing van artikel 131 van de Gemeentewet treedt de rechthebbende die het voertuig afhaalt, in de plaats van de overtreder. Voor de toepassing van artikel 134 van de Gemeentewet wordt de omstandigheid dat een voertuig niet is afgehaald, gelijkgesteld met de omstandigheid dat het voertuig niet kan worden teruggegeven.

  • 3. Burgemeester en wethouders plegen regelmatig overleg met de officier van justitie over de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid.

  • 4. Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat in een daartoe aangelegd register aantekening wordt gehouden van de gevallen waarin de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid wordt uitgeoefend.

  • 5. Bij toepassing van het eerste lid wordt onder rechthebbende verstaan: degene die ofwel eigenaar is van het voertuig ofwel anders dan als bezitter het voertuig ten tijde van de overtreding ten gebruike onder zich had. Hierbij geldt artikel 1, tweede lid, niet.

  • 6. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid wordt niet uitgeoefend, indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging een aanvang wordt gemaakt. Hij is alsdan de kosten verbonden aan de voorbereiding van de overbrenging, verschuldigd. Artikel 132 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 171

  • 1. Een beschikking tot toepassing van bestuursdwang overeenkomstig artikel 170, eerste lid, wordt bekendgemaakt:

    a. aan de rechthebbende die het voertuig afhaalt, of

    b. indien het voertuig binnen achtenveertig uur na de inbewaringstelling niet is afgehaald, zo mogelijk binnen een week:

    1°. aan degene aan wie het kenteken is opgegeven, indien het voertuig een kenteken voert;

    2°. aan degene die aangifte heeft gedaan, indien blijkt dat ter zake van het voertuig aangifte van vermissing is gedaan, of

    3°. in nader bij ministeriële regeling vast te stellen gevallen op de daarbij aangegeven wijze.

  • 2. Bij de bekendmaking krachtens het eerste lid, onderdeel b, wordt gewezen op het verschuldigd zijn van kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang.

Artikel 172

  • 1. Tot de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 170, eerste lid, worden gerekend:

    a. de kosten die verband houden met de overbrenging en bewaring;

    b. de kosten die verband houden met de bekendmaking van de beschikking tot overbrenging en inbewaringstelling, en

    c. de kosten van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging.

  • 2. Verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging vindt niet plaats binnen twee weken na de bekendmaking van de beschikking tot toepassing van bestuursdwang krachtens artikel 171, eerste lid, onderdeel b. De opbrengst van verkoop of de geschatte sloopwaarde bij vernietiging wordt in mindering gebracht op de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang.

  • 3. Burgemeester en wethouders betalen het bedrag van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, terug, indien:

    a. niet tot overbrenging en inbewaringstelling had mogen worden overgegaan;

    b. de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan, van dien aard waren dat de kosten redelijkerwijs niet verschuldigd zijn, of

    c. aannemelijk is dat het voertuig tegen de wil van de rechthebbende is gebruikt en hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. In een geval als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, zijn de kosten verschuldigd door degene die de overtreding heeft begaan. Artikel 132 van de Gemeentewet is van toepassing.

  • 5. Indien de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, die door de rechthebbende zijn betaald, te hoog zijn berekend, betalen burgemeester en wethouders het te veel betaalde terug.

  • 6. Indien de in het derde lid, onderdeel b, bedoelde omstandigheden van dien aard waren dat de kosten redelijkerwijs niet volledig verschuldigd zijn, betalen burgemeester en wethouders het niet verschuldigde bedrag terug.

  • 7. Bij toepassing van het derde lid, onderdeel a, betalen burgemeester en wethouders tevens een redelijke schadeloosstelling aan de rechthebbende die het voertuig heeft afgehaald. Indien het voertuig ten tijde van de overtreding in gebruik was bij een ander dan de rechthebbende die het voertuig heeft afgehaald, treedt die ander voor de toepassing van dit lid in de plaats van de rechthebbende die het voertuig heeft afgehaald.

  • 8. Indien aantoonbaar is dat tijdens de overbrenging en bewaring schade aan het voertuig is toegebracht, is de gemeente gehouden deze schade te vergoeden.

Artikel 173

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur worden:

    a. de soorten van de in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, bedoelde weggedeelten en wegen aangewezen;

    b. nadere regels vastgesteld over de registratie van gegevens in geval van toepassing van artikel 170, eerste lid;

    c. nadere regels vastgesteld over de berekening van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, en

    d. de overige regels vastgesteld die voor de uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 nodig worden geacht.

  • 2. Bij gemeentelijke verordening worden nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Die regels betreffen in elk geval

    a. de aanwijzing van de plaats, onderscheidenlijk de plaatsen, waar verwijderde voertuigen in bewaring worden gesteld, en

    b. de berekening van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, en voorts

    c. wil het gemeentebestuur bestuursdwang kunnen toepassen in gevallen als bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, ook de aanwijzing van de desbetreffende wegen en weggedeelten.

D

Artikel 174, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De artikelen 170, tweede lid, tweede en derde volzin, vierde, vijfde en zesde lid, 171, 172 en 173, eerste lid, van deze wet en de artikelen 126, tweede en derde lid, eerste volzin, 131, eerste lid, 132, 133 en 134, eerste lid, eerste en tweede volzin, en tweede lid, van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 9 maart 1995 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (24 112) ten tijde van de inwerkingtreding van deze wet reeds tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt in Artikel I, onderdeel B, «Artikel 164, zevende lid, tweede volzin» vervangen door: Artikel 164, zesde lid, tweede volzin.

ARTIKEL III

Op overtredingen als bedoeld in artikel 170, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, begaan vóór het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, blijven de vóór dat tijdstip geldende bepalingen van toepassing.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te Lech, 21 februari 1997

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de dertiende mei 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1996, 396.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1993/94, 1996/97, 23 491.

Handelingen II 1996/97, blz. 3517.

Kamerstukken I 1996/97, 23 491 (185, 185a).

Handelingen I 1996/97, blz. 659.

Naar boven