Wet van 17 april 1997, houdende wijziging van de Wet op de studiefinanciering en de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met de aanspraak op studiefinanciering voor onder meer assistentopleidingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de mogelijkheid tot het verkrijgen van studiefinanciering ook te verbinden aan de beroepsopleidende leerwegen van assistentopleidingen, specialistenopleidingen en andere opleidingen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

dat het in verband daarmee noodzakelijk is de Wet op de studiefinanciering en de Wet tegemoetkoming studiekosten te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 9, eerste lid, van de >Wet op de studiefinanciering1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel h ten 1° wordt «onderwijswet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, 3° en 6°» vervangen door: onderwijswet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h ten 3°.

2. In onderdeel h ten 2° wordt «beroepsopleidende leerweg van een basisberoepsopleiding, vakopleiding of middenkaderopleiding» vervangen door: beroepsopleidende leerweg van een beroepsopleiding.

3. In onderdeel h ten 4° wordt «beroepsopleidende leerweg van een uit 's Rijks kas bekostigde basisberoepsopleiding, vakopleiding of middenkaderopleiding» vervangen door: beroepsopleidende leerweg van een uit 's Rijks kas bekostigde beroepsopleiding.

ARTIKEL II

Artikel 9, eerste lid, onderdelen e en f, van de Wet tegemoetkoming studiekosten2 wordt vervangen door:

e. voor het volgen van een beroepsopleidende leerweg van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, aan een instelling ten aanzien waarvan voor die opleiding het in artikel 1.4.1, eerste lid, van die wet bedoelde recht is toegekend,

f. voor het volgen van onderwijs aan een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover het betreft de beroepsopleidende leerweg van een uit 's Rijks kas bekostigde beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van die wet, dan wel

g. voor het volgen van onderwijs aan een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover het betreft een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, van die wet.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 augustus 1997.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 17 april 1997

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Uitgegeven de zesde mei 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1991, 112, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 april 1997, Stb. 166.

XNoot
2

Stb. 1995, 676, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 april 1997, Stb. 166.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1996/97, 25 194.

Handelingen II 1996/97, blz. 4671.

Kamerstukken I 1996/97, 25 194 (233).

Handelingen I 1996/97, zie vergadering dd. 15 april 1997.

Naar boven