Besluit van 22 april 1997 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit verdrag chemische wapens

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 24 maart 1997, nr. 97018924 WJA/W;

Gelet op de artikelen 5, eerste en tweede lid, en 8 van de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens;

De Raad van State gehoord (advies van 11 april 1997, nr. W10.97.0162);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 21 april 1997, nr. 97024762 WJA/W;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Uitvoeringsbesluit verdrag chemische wapens1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «elk van de drie voorgaande kalenderjaren» vervangen door: het voorafgaande kalenderjaar.

2. Aan het vijfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Onder «laag gehalte» wordt verstaan een gewichtspercentage van het betrokken mengsel van minder dan 10, ingeval het de productie van een mengsel betreft, en van minder van 30 in andere gevallen.

B

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «een van de drie voorafgaande kalenderjaren» vervangen door: het voorafgaande kalenderjaar.

2. Aan het vijfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De tweede zin van artikel 6, vijfde lid, is van toepassing.

C

Artikel 11 wordt vervangen door vier nieuwe artikelen, luidende:

Artikel 11 (lijst-2-stoffen)

  • 1. Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een inrichting als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet in bedrijf houdt waarin in een van de drie voorafgaande kalenderjaren meer is, of in het komende kalenderjaar naar verwachting meer wordt geproduceerd, bewerkt, verwerkt of verbruikt aan stoffen van lijst 2 dan:

    a. 1 kg van een stof die in lijst 2, deel A, met een «*» is aangeduid;

    b. 100 kg van een andere in lijst 2, deel A, vermelde stof, of

    c. 1000 kg van een in lijst 2, deel B, vermelde stof,

    verstrekt aan Onze Minister met betrekking tot de desbetreffende activiteiten in het verleden, binnen twee weken na de inwerkingtreding van dit besluit, de gegevens overeenkomstig het tweede lid en derde lid.

    2. Degene die een inrichting als bedoeld in het eerste lid in bedrijf houdt, verstrekt voor de in dat lid genoemde datum de volgende gegevens:

    a. de naam van het fabriekscomplex en de naam van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het in bedrijf houdt;

    b. het adres en de kadastrale aanduiding van het fabriekscomplex;

    c. het aantal fabrieken binnen het fabriekscomplex waar stoffen van lijst 2 worden geproduceerd;

    d. van elke fabriek binnen het fabriekscomplex die grotere hoeveelheden dan de hoeveelheden genoemd in het eerste lid produceert:

    1°. de naam van de fabriek en de naam van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die deze in bedrijf houdt;

    2°. de exacte ligging van de fabriek binnen het complex onder vermelding van het eventuele nummer van het gebouw of bouwwerk;

    3°. de voornaamste activiteiten die daarin worden verricht;

    4°. gegevens waaruit blijkt of de fabriek stoffen van lijst 2 produceert, bewerkt, verwerkt of verbruikt;

    5°. gegevens waaruit blijkt of de fabriek speciaal bedoeld is voor die activiteiten of voor verscheidene doeleinden geschikt is;

    6°. gegevens over eventuele andere activiteiten die worden verricht met betrekking tot de opgegeven stoffen van lijst 2;

    7°. de productiecapaciteit van de betrokken fabriek of fabrieken voor elke opgegeven stof van lijst 2.

  • 3. Degene die een inrichting als bedoeld in het eerste lid in bedrijf houdt verschaft voorts voor elk fabriekscomplex met betrekking tot elke stof van lijst 2 boven de in dat lid aangegeven hoeveelheid de volgende gegevens:

    a. de chemische benaming, de door de inrichting gehanteerde gangbare benaming of handelsnaam, de structuurformule en het CAS-registratienummer, indien toegekend;

    b. bij de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, betreffende activiteiten in het verleden: de totale hoeveelheid stoffen van lijst 2, geproduceerd, bewerkt, verwerkt, verbruikt, ingevoerd of uitgevoerd in elk van de drie voorafgaande kalenderjaren;

    c. de doeleinden waarvoor de productie, bewerking, verwerking of het verbruik van de stoffen van lijst 2 heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden, onderverdeeld naar:

    1°. bewerking, verwerking en verbruik ter plaatse, onder vermelding van de soorten producten;

    2°. verkoop of overdracht, onder vermelding of de stoffen of vervaardigde producten voor industrie, handel of anderszins zijn bestemd en indien mogelijk, onder vermelding van de soorten eindproducten;

    3°. andere doeleinden, onder vermelding van deze andere doeleinden.

  • 4. Een ieder die stoffen van lijst 2 heeft in- of uitgevoerd verschaft binnen twee weken na de inwerkingtreding van dit besluit aan Onze Minister een opgave van de stoffen die door hem in elk van de drie voorafgaande kalenderjaren zijn in- of uitgevoerd naar of uit Nederland, met vermelding van de soort en de hoeveelheid van die stoffen en van het land vanwaar of waarnaartoe zij zijn in- of uitgevoerd.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing met betrekking tot mengsels met een laag gehalte aan stoffen van lijst 2. De tweede zin van artikel 6, vijfde lid, is van toepassing.

Artikel 11a (lijst-2-stoffen voor chemische wapens)

Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een inrichting als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet in bedrijf houdt of heeft gehouden in de in dat artikel genoemde periode, waar stoffen van lijst 2 zijn geproduceerd met het oog op de ontwikkeling van chemische wapens, verstrekt binnen twee weken na de inwerkingtreding van dit besluit de volgende gegevens:

a. de naam van het fabriekscomplex en de naam van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het complex in bedrijf houdt of heeft gehouden;

b. het adres en de kadastrale aanduiding van het fabriekscomplex;

c. van elke fabriek binnen het fabriekscomplex waar stoffen van lijst 2 werden geproduceerd met het oog op de ontwikkeling van chemische wapens:

1°. de naam van de fabriek en de naam van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de fabriek in bedrijf houdt of heeft gehouden;

2°. de exacte ligging binnen het fabriekscomplex waartoe de fabriek behoort onder vermelding van het eventuele nummer van het gebouw of bouwwerk;

3°. de voornaamste activiteiten die daarin werden verricht;

4°. gegevens waaruit blijkt of de fabriek stoffen van lijst 2 heeft geproduceerd, bewerkt, verwerkt of verbruikt;

5°. gegevens waaruit blijkt of de fabriek speciaal bedoeld was voor het produceren, bewerken, verwerken of verbruiken van stoffen van lijst 2 of voor verscheidene doeleinden geschikt is of was;

6°. gegevens over eventuele andere activiteiten die werden verricht met betrekking tot stoffen van lijst 2;

d. van elke stof van lijst 2 die werd geproduceerd met het oog op de ontwikkeling van chemische wapens:

1°. de chemische benaming, of de door de inrichting gehanteerde gangbare benaming of handelsnaam, de structuurformule en het CAS-registratienummer, indien toegekend;

2°. de data waarop de stof werd geproduceerd en de geproduceerde hoeveelheid;

3°. de plaats waar de stof is afgeleverd en de aard van het geproduceerde eindproduct, indien bekend.

Artikel 11b (lijst-3-stoffen)

  • 1. Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een inrichting als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet in bedrijf houdt waarin in het voorafgaande kalenderjaar of in het komende kalenderjaar naar verwachting meer wordt geproduceerd dan 30 000 kg van een stof van lijst 3, verstrekt aan Onze Minister met betrekking tot de desbetreffende activiteiten in het verleden, binnen twee weken na de inwerkingtreding van dit besluit, de gegevens overeenkomstig het tweede en derde lid.

  • 2. Degene die een inrichting als bedoeld in het eerste lid in bedrijf houdt, verstrekt voor de in dat lid genoemde datum de volgende gegevens:

    a. de naam van het fabriekscomplex en de naam van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het complex waartoe de inrichting behoort in bedrijf houdt;

    b. het adres en de kadastrale aanduiding van het fabriekscomplex;

    c. het aantal fabrieken binnen het complex waar stoffen van lijst 3 worden geproduceerd;

    d. van elke fabriek binnen het fabriekscomplex die grotere hoeveelheden dan de hoeveelheden genoemd in het eerste lid produceert:

    1°. de naam van de fabriek en van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die deze in bedrijf houdt;

    2°. de exacte ligging van de fabriek binnen het complex onder vermelding van het eventuele nummer van het gebouw of bouwwerk;

    3°. de voornaamste activiteiten die daarin worden verricht.

  • 3. Degene die een inrichting als bedoeld in het eerste lid in bedrijf houdt verschaft voorts voor elk fabriekscomplex met betrekking tot elke stof van lijst 3 boven de in dat lid aangegeven hoeveelheid de volgende gegevens:

    a. de chemische benaming, de door de inrichting gehanteerde gangbare benaming of handelsnaam, de structuurformule en het CAS-registratienummer, indien toegekend;

    b. bij de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, betreffende activiteiten in het verleden: de hoeveelheid, bij benadering, van de productie van stoffen van lijst 3 in het voorafgaande kalenderjaar;

    c. de doeleinden waarvoor de stoffen werden of zullen worden geproduceerd.

  • 4. Een ieder die stoffen van lijst 3 heeft in- of uitgevoerd verschaft binnen twee weken na de inwerkingtreding van dit besluit aan Onze Minister een opgave van de stoffen die door hem in het voorafgaande kalenderjaar zijn in- of uitgevoerd naar of uit Nederland, met vermelding van de soort en de hoeveelheid van die stoffen en van het land vanwaar of waarnaartoe zij zijn in- of uitgevoerd.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing met betrekking tot mengsels met een laag gehalte aan stoffen van lijst 3. De tweede zin van artikel 6, vijfde lid, is van toepassing.

Artikel 11c (lijst-3-stoffen voor chemische wapens)

Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een inrichting als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet in bedrijf houdt of heeft gehouden in de in dat artikel genoemde periode, waar stoffen van lijst 3 zijn geproduceerd met het oog op de ontwikkeling van chemische wapens, verstrekt binnen twee weken na de inwerkingtreding van dit besluit de volgende gegevens:

a. de naam van het fabriekscomplex en de naam van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het complex in bedrijf houdt of heeft gehouden;

b. het adres en de kadastrale aanduiding van het fabriekscomplex;

c. van elke fabriek binnen het fabriekscomplex waar stoffen van lijst 3 werden geproduceerd met het oog op de ontwikkeling van chemische wapens:

1°. de naam van de fabriek en de naam van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de fabriek in bedrijf houdt of heeft gehouden;

2°. de exacte ligging binnen het fabriekscomplex waartoe de fabriek behoort onder vermelding van het eventuele nummer van het gebouw of bouwwerk;

3°. de voornaamste activiteiten die daarin werden verricht;

d. van elke stof van lijst 3 die werd geproduceerd met het oog op de ontwikkeling van chemische wapens:

1°. de chemische benaming, of de door de inrichting gehanteerde gangbare benaming of handelsnaam, de structuurformule en het CAS-registratienummer, indien toegekend;

2°. de data waarop de stof werd geproduceerd en de geproduceerde hoeveelheid;

3°. de plaats waar de stof is afgeleverd en de aard van het geproduceerde eindproduct, indien bekend.

ARTIKEL II

De tekst van het Uitvoeringsbesluit verdrag chemische wapens wordt in het Staatsblad geplaatst. Voor de plaatsing in het Staatsblad stelt Onze Minister van Economische Zaken de nummering van de artikelen van het Uitvoeringsbesluit verdrag chemische wapens opnieuw vast.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop het Uitvoeringsbesluit verdrag chemische wapens in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 april 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-van Weele

Uitgegeven de negenentwintigste april 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Ter nationale uitvoering van het op 13 januari 1993 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens met bijlagen (Trb. 1993, 162, hierna: het verdrag) zijn vastgesteld de Uitvoeringswet verdrag chemische wapens en het Uitvoeringsbesluit verdrag chemische wapens (hierna: het uitvoeringsbesluit). De inwerkingtreding van zowel wet als uitvoeringsbesluit geschiedt bij koninklijk besluit, zodat deze kan samenvallen met de inwerkingtreding van het verdrag voor Nederland op 29 april 1997. Het uitvoeringsbesluit voorziet in het stellen van administratieve regels met betrekking tot de stoffen ten aanzien waarvan beperkende maatregelen zijn neergelegd in de wet. De tekst ervan is gepubliceerd in Stb. 1997,15.

Bij het opstellen van de tekst voor het uitvoeringsbesluit is ervan uitgegaan dat bij de initiële kennisgeving op het moment van inwerkingtreding van het verdrag wat betreft de stoffen van lijst 2 en lijst 3 slechts informatie verstrekt zou moeten worden, indien deze stoffen geproduceerd zijn «met het oog op de ontwikkeling van chemische wapens». Deze verplichting is vastgelegd in artikel 11 van het uitvoeringsbesluit. Hierbij is evenwel voorbij gegaan aan het feit dat ingevolge het verdrag ook informatie verstrekt dient te worden over inrichtingen waarin dezelfde stoffen boven bepaalde hoeveelheden voor andere doeleinden worden geproduceerd of gebruikt.

Het uitblijven van initiële kennisgevingsverplichtingen van deze categorie inrichtingen leidt tot een hiaat in de informatie die Nederland op basis van de verdragsverplichtingen dient aan te leveren voor 30 mei 1997. Nederland zou hierdoor bij deze eenmalige verplichting in gebreke blijven. De teksten in de nieuwe artikelen 11 en 11b vullen de ontstane leemte op; de artikelen 11a en 11c vervangen het eerdere artikel 11. De wijziging is materieel niet uitgebreid, maar de structuur van het verdrag brengt mee dat de desbetreffende verplichtingen beter niet in één artikel ondergebracht kunnen worden. In dit wijzigingsbesluit is aangesloten bij het systeem voor de jaarlijkse opgaven van de lijst-2- en lijst-3-stoffen in de artikelen 6 en 7 van het uitvoeringsbesluit. Omwille van de gebruiksvriendelijkheid is het «oude» artikel 11 eveneens gesplitst in aparte artikelen voor lijst-2-stoffen en voor lijst-3-stoffen.

In de bestaande artikelen 6, vijfde lid, en 7, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit verdrag chemische wapens en in de nieuwe artikelen 11, vijfde lid, en 11b, vijfde lid, wordt een uitzondering gemaakt voor mengsels met een laag gehalte aan stoffen van lijst 2 of lijst 3. Deze terminologie is ontleend aan het verdrag. Het is de bedoeling dat het begrip «laag gehalte» nader uitgewerkt wordt in het kader van de Conferentie van staten die partij zijn bij het verdrag. Zolang dat niet gebeurd is, wordt in het voorliggende besluit nader invulling aan dat begrip gegeven door het gehalte te bepalen op een gewichtspercentage van minder dan 10 (bij productie van mengsels) respectievelijk 30 (bij andere activiteiten). Door ongeveer de helft van de staten die partij zijn bij het verdrag worden deze percentages thans gehanteerd.

Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een onjuistheid te herstellen in de bestaande artikelen 6, derde lid, en 7, eerste lid, die hierin was geslopen mede als gevolg van een onjuiste weergave in de Nederlandse verdragstekst (zie afdeling VIII, paragraaf 3, van de verificatiebijlage bij het verdrag).

In het huidige artikel 6, derde lid, onderdeel b, wordt aangegeven dat bij de jaarlijkse kennisgeving informatie geleverd moet worden over de afgelopen drie jaar, terwijl dit alleen over het afgelopen jaar moet gebeuren. Ook in artikel 7, eerste lid, wordt ten onrechte een termijn van drie jaar genoemd. Hiervoor geldt eveneens een termijn van een jaar.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers


XNoot
1

Stb. 1997, 15.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Economische Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 mei 1997, nr. 88.

Naar boven