Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1997, 175 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 1997, 175 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering te wijzigen zodat op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering te heffen premies gedifferentieerd worden en werkgevers de mogelijkheid krijgen het risico van de arbeidsongeschiktheidsverzekering van hun werknemers bepaalde tijd zelf te dragen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De >Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering1 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 wordt de punt aan het einde van onderdeel f vervangen door een puntkomma en worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
g. Arbeidsongeschiktheidskas: de Arbeidsongeschiktheidskas, bedoeld in artikel 73;
h. eigen risicodrager: de werkgever aan wie de toestemming is verleend, bedoeld in artikel 75, eerste lid.
In artikel 6, tweede lid, onderdeel f, vervalt «, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet dan wel deze wet en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet te zamen».
In artikel 17, vijfde lid, wordt «artikel 58, eerste of derde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet» vervangen door: artikel 65b, eerste of derde lid.
Aan artikel 18 wordt een tiende lid toegevoegd, luidende:
10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent een afwijkende wijze van vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid in gevallen waarin recht bestaat op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze wet en een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van een andere wettelijke regeling ter verzekering tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid.
In artikel 23, eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door:
c. de persoon ten aanzien van wie voorzieningen als bedoeld in artikel 65 worden getroffen of overwogen of aan wie een vergoeding of toelage als bedoeld in artikel 65b is verleend of wordt overwogen.
In artikel 34 wordt het tweede lid vervangen door:
2. De bedrijfsvereniging stelt de belanghebbende van de mogelijkheid van het doen van een aanvraag schriftelijk in kennis uiterlijk vier maanden vóór de datum waarop:
a. de wachttijd van 52 weken, bedoeld in artikel 19, eerste lid, verstrijkt;
b. de periode waarover de arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, verstrijkt.
Na artikel 36a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De intrekking of verlaging van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, die voortvloeit uit het door de werkgever ingesteld bezwaar of beroep, vindt niet eerder plaats dan zes weken na de dag waarop de beslissing op bezwaar is bekendgemaakt of de uitspraak is gedaan. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing in geval van intrekking van het bezwaar of beroep omdat de bedrijfsvereniging geheel of gedeeltelijk is tegemoet gekomen aan het bezwaar of beroep van de werkgever.
2. Het eerste lid geldt niet, indien de uitkering door eigen schuld of toedoen van de werknemer ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
De artikelen 37 en 38 worden vervangen door:
1. Terzake van toeneming van arbeidsongeschiktheid vindt herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%, onverminderd de artikelen 39 en 39a, plaats zodra de toegenomen arbeidsongeschiktheid onafgebroken 52 weken heeft geduurd.
2. De in het eerste lid bedoelde herziening vindt niet plaats, indien de uitkeringsgerechtigde bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid uitsluitend verzekerd is op grond van artikel 7b, dan wel artikel 7b en artikel 7a, onderdeel a, en de toeneming kennelijk is voortgekomen uit een andere oorzaak dan die waaruit de ongeschiktheid, terzake waarvan de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ontvangen, is voortgekomen.
3. Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van toegenomen arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
1. Terzake van toeneming van arbeidsongeschiktheid vindt herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%, onverminderd artikel 39, plaats zodra de toegenomen arbeidsongeschiktheid onafgebroken vier weken heeft geduurd.
2. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%, doch minder dan 80%, wegens afneming van de arbeidsongeschiktheid is herzien naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%, doch binnen vier weken na de dag, met ingang waarvan die uitkering is herzien, de arbeidsongeschiktheid weer toeneemt, is het eerste lid van toepassing, onder afwijking van artikel 37.
3. Voor het bepalen van het tijdvak van vier weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van toegenomen arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
Artikel 43a wordt als volgt gewijzigd:
1°. In het tweede lid wordt «minder dan een maand» vervangen door: minder dan vier weken.
2°. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd luidende:
4. In de gevallen, waarin artikel 20 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen onderscheidenlijk artikel 19 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten geen toepassing vindt omdat artikel 29b van de Ziektewet toepassing kan vinden, wordt het aan de arbeidsongeschiktheidsuitkering ten grondslag te leggen dagloon niet lager gesteld dan de grondslag die voor de berekening van de laatstelijk ontvangen arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen onderscheidenlijk de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in aanmerking werd genomen, dan wel de grondslag die in aanmerking zou zijn genomen, indien na het einde van de wachttijd, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen onderscheidenlijk artikel 6, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, recht zou hebben bestaan op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van een laatstbedoelde wet, zoals die sinds de beëindiging van die uitkering onderscheidenlijk sinds het einde van die wachttijd op grond van artikel 7 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen onderscheidenlijk artikel 7 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten zou zijn herzien.
In het vierde lid van artikel 44 wordt na de zinsnede «alsmede van de dientengevolge niet uitbetaalde vakantie-uitkeringen» ingevoegd: , vermeerderd met het bedrag aan premies dat de bedrijfsvereniging bij uitbetaling daarover op grond van enige wet verschuldigd zou zijn en dat niet op de uitkeringen in mindering kan worden gebracht,.
In artikel 50 wordt, onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vierde tot en met achtste lid, het tweede lid vervangen door twee nieuwe leden, luidende:
2. De bedrijfsvereniging kan een uitkering als bedoeld in het eerste lid, over een door haar te bepalen tijdvak bij wege van voorschot betaalbaar stellen, indien onzekerheid bestaat over het recht op of de hoogte van de uitkering of de hoogte van het te betalen bedrag aan uitkering. Een verleend voorschot wordt verrekend met het definitief vastgestelde bedrag aan uitkering dat over het desbetreffende tijdvak wordt betaald.
3. Onverminderd het tweede lid, schort de bedrijfsvereniging de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering op of schorst zij de betaling, indien zij op grond van duidelijke aanwijzingen van oordeel is of het gegronde vermoeden heeft dat:
a. het recht op uitkering niet of niet meer bestaat;
b. recht op een lagere uitkering bestaat;
c. degene, aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend of zijn wettelijke vertegenwoordiger een verplichting als bedoeld in artikel 25, 28 of 80 niet of niet behoorlijk is nagekomen.
Het opschrift voor artikel 60 «HOOFDSTUK IIA REÏNTEGRATIEMAATREGELEN» wordt vervangen door: HOOFDSTUK IIA REÏNTEGRATIEMAATREGELEN, SAMENLOOP, VERSTREKKINGEN DIE ONVERVREEMDBAAR ZIJN EN VERSTREKKINGEN DIE NIET VATBAAR ZIJN VOOR BESLAG
In artikel 64 vervalt de zinsnede «binnen de grenzen van het daarvoor gereserveerde budget, bedoeld in artikel 76, vierde lid,».
Na artikel 64 worden drie paragrafen ingevoegd, luidende:
1. De bedrijfsvereniging kan voorzieningen die strekken tot behoud of herstel van de arbeidsgeschiktheid of die de arbeidsgeschiktheid bevorderen, toekennen aan de werknemer, ook indien deze de in artikel 19 bedoelde wachttijd van 52 weken doormaakt.
2. De bedrijfsvereniging kan op de werkgever, die zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan de toepassing van het eerste lid, ten aanzien van een tot hem in dienstbetrekking staande persoon, een bedrag verhalen, gelijk aan het loon dat die persoon niet ontvangt, omdat het eerste lid geen toepassing heeft kunnen vinden.
3. De bedrijfsvereniging kan een persoon als bedoeld in het eerste lid in aanmerking brengen voor voorzieningen welke strekken tot verbetering van zijn leefomstandigheden indien het vervoersvoorzieningen betreft die deel uitmaken van, dan wel rechtstreeks samenhangen met voorzieningen waarvoor hij op grond van het eerste lid in aanmerking is of wordt gebracht.
4. De bedrijfsvereniging kan de in het eerste en derde lid bedoelde voorzieningen blijven verstrekken na het eindigen van de verzekering op grond van deze wet en na de intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van deze wet.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot dit artikel nadere regels gesteld.
6. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere en zonodig afwijkende regels gesteld omtrent de toekenning van een voorziening op grond van dit artikel, indien de werknemer tevens verzekerde is op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of jonggehandicapte is in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, dan wel op grond van enige andere wettelijke regeling in aanmerking komt voor de toekenning van een voorziening die naar aard en strekking overeenkomt met een voorziening als bedoeld in dit artikel.
1. De bedrijfsvereniging kan de werkgever die één of meer werknemers als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet arbeid gehandicapte werknemers of één of meer personen die de wachttijd van 52 weken bedoeld in artikel 19 doormaken, in dienst heeft, in aanmerking brengen voor een vergoeding van de kosten welke voortvloeien uit de naleving van een onherroepelijk geworden eis als bedoeld in artikel 6 van eerdergenoemde wet, dan wel van de kosten, die overigens voortvloeien uit de noodzakelijke aanpassing van de samenstelling en toewijzing van arbeid, de inrichting van arbeidsplaatsen, de produktie- en werkmethoden en de bij de arbeid te gebruiken hulpmiddelen aan vorenbedoelde werknemers, alsmede uit de aanpassing van de inrichting van het bedrijf voor zover de behoefte daaraan wordt opgeroepen door de deelneming van die werknemer aan de werkzaamheden of het daarmee samenhangende verblijf in het bedrijf.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan nader worden geregeld in welke gevallen en tot welke hoogte een vergoeding wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat, in nader te omschrijven gevallen, een beslissing omtrent een vergoeding slechts mag worden genomen na goedkeuring van Onze Minister.
1. Indien het toekennen van een voorziening als bedoeld in artikel 65 tot gevolg heeft dat betrokkene geen of slechts gedeeltelijk arbeid kan verrichten en uit dien hoofde inkomen derft, heeft hij tijdens de duur van die voorziening aanspraak op een toelage die overeenkomt met het bedrag van het gederfde inkomen, met dien verstande, dat de toelage of, ingeval een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt genoten, de toelage vermeerderd met die uitkering, per dag het dagloon, bedoeld in artikel 21, niet te boven gaat. De bedrijfsvereniging kan, indien het bedrag per dag aan gederfd inkomen meer bedraagt dan het dagloon, bedoeld in artikel 21, een hogere toelage verlenen dan bedoeld in de eerste zin.
2. Indien naar het oordeel van de bedrijfsvereniging daartoe aanleiding bestaat kan tijdens de duur van een voorziening als bedoeld in artikel 65 een vergoeding worden verleend wegens kosten van onderhoud en huisvesting.
3. De bedrijfsvereniging kan toelagen wegens inkomensderving, alsmede vergoedingen verlenen anders dan bedoeld in het eerste en tweede lid.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter voorkoming of beperking van samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkering met arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van andere wetten.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter voorkoming of beperking van samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkering met uitkering op grond van de sociale wetgeving van de Nederlandse Antillen, Aruba of van een andere Mogendheid.
1. Onvervreemdbaar en niet vatbaar voor verpanding of belening zijn:
a. de arbeidsongeschiktheidsuitkering en de vakantie-uitkering op grond van deze wet;
b. de voorziening, bedoeld in artikel 65;
c. de vergoeding, bedoeld in artikel 65b, tweede lid;
d. de toelage, bedoeld in artikel 65b, eerste en derde lid.
2. Volmacht tot ontvangst van een uitkering onder welke vorm of benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
3. Elk beding, strijdig met dit artikel, is nietig.
Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
1°. Het eerste lid, onderdeel c wordt vervangen door:
c. indien betrokkene recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten die is toegekend met ingang van een dag, gelegen vóór de dag waarop hij recht heeft op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering: door de bedrijfsvereniging die de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten heeft toegekend.
2°. Het tweede lid wordt vernummerd tot derde lid, waarna een lid wordt toegevoegd, luidende:
2. Indien betrokkene in geval van arbeidsongeschiktheid recht heeft op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering en met ingang van dezelfde dag recht heeft op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, geschiedt de toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering door de bedrijfsvereniging tegenover welke hij de aanspraak op arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft.
3°. In het nieuwe derde lid wordt «het vorige lid» vervangen door: het eerste lid.
Artikel 70 komt als volgt te luiden:
Artikel 71 komt als volgt te luiden:
1. Indien artikel 68, eerste lid, onderdeel a, van toepassing is, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering betaald door de bedrijfsvereniging die bevoegd is tot toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, ook indien één of meer werkgevers eigen risicodrager zijn.
2. In de situatie, bedoeld in het eerste lid, verhaalt de bedrijfsvereniging op de eigen risicodrager, naar rato van de loonsom en met inachtneming van het derde lid, de door hem verschuldigde arbeidsongeschiktheidsuitkering, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkering verschuldigde premies die niet op deze uitkering in mindering kunnen worden gebracht.
3. De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt niet verhaald op de eigen risicodrager, indien de werknemer met behoud van hetzelfde loon bij die werkgever arbeid is blijven verrichten.
4. Onze Minister kan omtrent de betaling en het verhaal regels stellen, zonodig in afwijking van dit artikel.
Hoofdstuk III, § 2, wordt vervangen door:
Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming beheert en administreert afzonderlijk de middelen tot dekking van de uitgaven, bedoeld in artikel 76, eerste lid, alsmede de middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een reserve, in de vorm van een Arbeidsongeschiktheidsfonds dat deel uitmaakt van het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming.
Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming beheert en administreert afzonderlijk de middelen tot dekking van de uitgaven, bedoeld in artikel 76, tweede lid, alsmede de middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een reserve, in de vorm van een Arbeidsongeschiktheidskas die deel uitmaakt van het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming.
Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming kan in het belang van de bij deze wet geregelde verzekering ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds toelagen verlenen aan instellingen of organisaties, die ten doel hebben het nemen of bevorderen van maatregelen, die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid.
Na Hoofdstuk III wordt een nieuw Hoofdstuk IIIA ingevoegd, luidende:
1. De bedrijfsvereniging verleent aan een werkgever op aanvraag toestemming om het risico van betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering zelf te dragen, indien de werkgever een schriftelijke garantie of een verzekeringsovereenkomst overlegt, waaruit blijkt dat een kredietinstelling of een verzekeraar zich jegens de bedrijfsvereniging verplicht, op het eerste verzoek van de bedrijfsvereniging waarbij de bedrijfsvereniging schriftelijk meedeelt dat de verplichtingen die voortvloeien uit het zelf dragen van dit risico niet worden nagekomen, die verplichtingen na te komen. De toestemming wordt niet verleend gedurende drie jaren nadat het door de werkgever zelf dragen van het in de eerste zin bedoelde risico is beëindigd.
2. Onder een kredietinstelling als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan een op grond van artikel 52, tweede lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 geregistreerde kredietinstelling.
3. Onder een verzekeraar als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan een verzekeraar:
1°. die in het bezit is van de op grond van artikel 24, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 vereiste vergunning of heeft voldaan aan de op grond van de artikelen 37 of 38 van die wet vereiste procedure met betrekking tot een bijkantoor in Nederland; of
2°. die heeft voldaan aan de vereiste procedure, bedoeld in de artikelen 111, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of tweede lid, 113, eerste of vierde lid, 116, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of derde lid, of 118, tweede of vijfde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 indien het de aldaar bedoelde dienstverrichting naar Nederland betreft.
4. De garantie of verzekeringsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt voor onbepaalde tijd afgegeven, strekt zich uit tot rechtsopvolgers onder algemene titel van de eigen risicodrager en tot het risico dat overgaat op de verkrijgende werkgever als bedoeld in artikel 75b, vierde en zesde lid en bepaalt dat de desbetreffende kredietinstelling of verzekeraar zich verplicht om de opzegging of, in geval van beëindiging anders dan door opzegging, de beëindiging van de garantie of de verzekeringsovereenkomst onverwijld te melden aan de bedrijfsvereniging.
5. Geen uit de wettelijke bepalingen betreffende de garantie of de verzekeringsovereenkomst of een uit deze garantie of verzekeringsovereenkomst zelf voortvloeiende nietigheid, verweer of verval, kan door de kredietinstelling of verzekeraar aan de bedrijfsvereniging worden tegengeworpen.
6. De toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend met ingang van 1 januari of 1 juli van enig jaar, mits de aanvraag ten minste dertien weken voor de desbetreffende datum is ingediend. Aan een startende werkgever wordt op zijn verzoek toestemming verleend met ingang van het tijdstip waarop deze start.
7. Het door de werkgever zelf dragen van het risico, bedoeld in het eerste lid:
a. eindigt met ingang van de dag waarop de schriftelijke garantie of verzekeringsovereenkomst eindigt, onderscheidenlijk met ingang van de dag waarop de eigen risicodrager in staat van faillissement is verklaard of ophoudt werkgever te zijn;
b. wordt door de bedrijfsvereniging op 1 januari of 1 juli van enig jaar beëindigd op aanvraag van de werkgever, mits deze aanvraag ten minste dertien weken voor de desbetreffende datum is ingediend;
c. kan door de bedrijfsvereniging zonder aanvraag van de werkgever met onmiddellijke ingang worden beëindigd indien de rechtbank de noodregeling, bedoeld in hoofdstuk IX van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 onderscheidenlijk de bijzondere voorziening als bedoeld in hoofdstuk X van de Wet toezicht kredietwezen 1992 heeft uitgesproken over de betrokken verzekeraar onderscheidenlijk kredietinstelling.
1. De eigen risicodrager draagt gedurende de periode van vijf jaar nadat de arbeidsongeschiktheidsuitkering is ingegaan het risico van de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering die is toegekend:
a. aan de werknemer die op de eerste dag van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet tot de eigen risicodrager in dienstbetrekking stond en ter zake van die ongeschiktheid de wachttijd van 52 weken, bedoeld in artikel 19 heeft doorgemaakt;
b. met toepassing van artikel 43a, eerste lid, onderdeel a, nadat de arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend aan de werknemer, bedoeld in onderdeel a, is ingetrokken op grond van artikel 43, eerste lid;
c. met toepassing van artikel 43a, eerste lid, onderdeel b, aan de werknemer, bedoeld in onderdeel a, die aan het einde van de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte of gebreken, maar geen recht had op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering omdat hij niet arbeidsongeschikt was.
2. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend met toepassing van artikel 43a, eerste lid, vangt de in het eerste lid bedoelde periode van vijf jaar aan na het verstrijken van de wachttijd van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
3. Het eerste lid is niet van toepassing indien:
a. de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend in aansluiting op een voordien op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten toegekende uitkering;
b. als gevolg van het intreden van de arbeidsongeschiktheid tevens recht bestaat op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering grond van artikel 20 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of artikel 19 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
4. De eigen risicodrager betaalt, met inachtneming van artikel 71, de door de bedrijfsvereniging toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering namens de bedrijfsvereniging aan de werknemer, bedoeld in het eerste lid. Indien de eigen risicodrager de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet betaalt, wordt deze betaald door de bedrijfsvereniging en op hem verhaald.
5. Indien de door de bedrijfsvereniging toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering geheel of ten dele niet aan de werknemer, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald wegens het genieten van loon als bedoeld in artikel 44, derde lid, wordt na afloop van een kalenderkwartaal het gezamenlijke bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en de niet uitbetaalde vakantie-uitkeringen, vermeerderd met het bedrag aan premies dat de eigen risicodrager bij wel-uitbetaling daarover op grond van enige wet verschuldigd zou zijn en dat niet op de uitkeringen in mindering kan worden gebracht, door de eigen risicodrager aan 's Rijks kas afgedragen.
1. Indien een werkgever eigen risicodrager wordt, wordt het risico van de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering aan de werknemer, bedoeld in artikel 75a, die is ingegaan vóór de dag waarop deze werkgever eigen risicodrager wordt, vanaf die dag door de eigen risicodrager gedragen, overeenkomstig artikel 75a.
2. In geval van overgang van een onderneming in de zin van artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede in geval van een dergelijke overgang bij faillissement, waarbij de werkgever die de onderneming overdraagt geen eigen risicodrager is en de werkgever die de onderneming verkrijgt eigen risicodrager is of wordt, wordt door de eigen risicodrager het in het derde lid beschreven risico zelf gedragen.
3. Het tweede lid betreft het risico van de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, overeenkomstig artikel 75a, die is of wordt toegekend aan de werknemer die op de eerste dag van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid in dienstbetrekking stond tot de werkgever die de onderneming heeft overgedragen.
4. Indien de werkgever wiens onderneming wordt overgenomen als bedoeld in het tweede lid eigen risicodrager is, gaat het risico van de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, overeenkomstig artikel 75a, die is of wordt toegekend aan de werknemer die op de eerste dag van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid in dienstbetrekking stond tot de werkgever die de onderneming heeft overgedragen, over op de werkgever die de onderneming verkrijgt, ook indien hij geen eigen risicodrager is.
5. Indien het zelf dragen van het risico eindigt of wordt beëindigd anders dan als gevolg van overgang van onderneming van de werkgever, bedoeld in het vierde lid, blijft de werkgever het risico van de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dragen, overeenkomstig artikel 75a, die is of wordt toegekend aan de werknemer die op de eerste dag van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid tot hem in dienstbetrekking stond. Indien de werkgever in staat van faillissement is verklaard of ophoudt werkgever te zijn, wordt de in de eerste zin bedoelde uitkering betaald door de bedrijfsvereniging en verhaald op de kredietinstelling of verzekeraar, bedoeld in artikel 75, eerste lid.
6. Indien de onderneming van de werkgever, bedoeld in het vijfde lid, wordt overgenomen als bedoeld in het tweede lid en de werkgever die de onderneming verkrijgt geen eigen risicodrager is, gaan de verplichtingen met betrekking tot de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in het vijfde lid, over op de laatstgenoemde werkgever.
7. Indien slechts een deel van de onderneming overgaat als bedoeld in het tweede lid, vindt het tweede, vierde en zesde lid toepassing, naar rato van het deel van de loonsom dat het overgegane deel van de onderneming deel uitmaakte van de gehele onderneming in het kalenderjaar voorafgaande aan dat van overgang.
1. De gedifferentieerde premie, bedoeld in artikel 78, eerste lid, is niet verschuldigd:
a. door de eigen risicodrager over het loon van de tot hem in dienstbetrekking staande werknemers;
b. door de startende werkgever als bedoeld in artikel 75, zesde lid, over het loon van de tot hem in dienstbetrekking staande werknemers, in afwachting van de door de bedrijfsvereniging te verlenen toestemming als bedoeld in artikel 75, eerste lid.
2. De eigen risicodrager die ter dekking van het risico, bedoeld in artikel 75, eerste lid, een verzekering heeft afgesloten, mag de door hem ter zake van die verzekering verschuldigde premie niet verhalen op de werknemer. Elk beding waarbij van de eerste zin wordt afgeweken is nietig.
1. De eigen risicodrager is niet verplicht tot het doen van de aangifte van ongeschiktheid tot werken, bedoeld in artikel 38 van de Ziektewet.
2. De eigen risicodrager doet, zeven maanden nadat de ongeschiktheid tot werken van een werknemer voor wie hij het risico, bedoeld in artikel 75a, eerste lid, draagt zijn verstreken, aangifte van die ongeschiktheid bij de bedrijfsvereniging waarbij hij is aangesloten. De werkgever geeft daarbij de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken op. Voor het bepalen van het tijdvak van zeven maanden worden tijdvakken van ongeschiktheid tot werken samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
3. Onverminderd het tweede lid doet de eigen risicodrager aangifte van de ongeschiktheid tot werken van een werknemer voor wie hij het in artikel 75a, eerste lid, bedoelde risico draagt, op de laatste werkdag voordat de dienstbetrekking eindigt.
1. De eigen risicodrager stelt, uiterlijk dertien weken na het ontstaan van de ongeschiktheid tot werken van de werknemer voor wie hij het risico, bedoeld in artikel 75a, eerste lid, draagt, een reïntegratieplan op als bedoeld in artikel 71a. Hij behoeft dit plan niet aan de bedrijfsvereniging over te leggen. Artikel 71a, tweede tot en met vijfde lid, is ten aanzien van die werkgever niet van toepassing.
2. Het reïntegratieplan, bedoeld in het eerste lid, wordt door de bedrijfsvereniging opgesteld:
a. op verzoek van de eigen risicodrager; of
b. op verzoek van de werknemer voor wie het risico, bedoeld in artikel 75a, eerste lid, wordt gedragen, indien de eigen risicodrager geen reïntegratieplan heeft opgesteld of een reïntegratieplan heeft opgesteld dat niet aan de op grond van het vierde lid gestelde minimum-eisen voldoet.
3. Indien de werknemer voor wie het risico, bedoeld in artikel 75a, eerste lid, wordt gedragen weigert mee te werken aan een geneeskundige behandeling of aan zijn genezing, of aan een voorziening tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid, of anderszins weigert mee te werken aan zijn herintreding in het arbeidsproces, kan de werkgever de bedrijfsvereniging verzoeken toepassing te geven aan artikel 21, vierde lid, 24, 25 of 28.
4. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming stelt minimumeisen ten aanzien van de begeleiding van de werknemer, bedoeld in artikel 75a, eerste lid, door de eigen risicodrager, gericht op het herstel van de arbeidsgeschiktheid, teneinde de herintreding van die werknemer in het arbeidsproces te bevorderen.
5. De bedrijfsvereniging stelt drie jaar nadat de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de werknemer, bedoeld in artikel 75a, eerste lid, is ingegaan, vast of de werkgever de in het vijfde lid bedoelde minimumeisen heeft nageleefd. Indien de werkgever deze eisen zonder deugdelijke grond niet of niet naar behoren heeft nageleefd, legt de bedrijfsvereniging hem een boete op van f 25 000,–. De artikelen 29a, derde, vierde en zesde lid, 29b, 29c, 29e, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid en 29g, eerste, vijfde, zevende, negende en tiende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De bedrijfsvereniging brengt bij de eigen risicodrager de kosten in rekening ter zake van:
a. de beoordeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 75, eerste lid;
b. de betaling van de uitkering door de bedrijfsvereniging en het verhaal op de eigen risicodrager, bedoeld in artikel 75a, vierde lid;
c. het opstellen van het reïntegratieplan, bedoeld in artikel 75e, tweede lid.
2. De bedrijfsvereniging vergoedt aan de eigen risicodrager op aanvraag de schade die deze lijdt door toepassing van artikel 36b, eerste lid.
3. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming stelt, onder goedkeuring van Onze Minister, regels met betrekking tot het eerste lid.
Hoofdstuk IV wordt vervangen door:
1. De middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds, alsmede de middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een reserve in het Arbeidsongeschiktheidsfonds, worden verkregen door het heffen van de in artikel 76a, onderdeel a, bedoelde basispremie.
2. De middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas, alsmede de middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een reserve in de Arbeidsongeschiktheidskas, worden verkregen door het heffen van de in artikel 76a, onderdeel b, bedoelde gedifferentieerde premie.
3. Onze Minister stelt regels omtrent de vorming en instandhouding van de reserve in het Arbeidsongeschiktheidsfonds en in de Arbeidsongeschiktheidskas alsmede omtrent de belegging van de middelen.
De premie, die door de werkgever verschuldigd is, bestaat uit:
a. een basispremie, waarop de artikelen 76b, 77, 77a, 77b, 77c, 77d en 77e van toepassing zijn;
b. een gedifferentieerde premie, waarop de artikelen 76b en 78 van toepassing zijn.
1. De werkgever betaalt de basispremie en de gedifferentieerde premie aan de bedrijfsvereniging.
2. De werkgever mag de door hem verschuldigde premie niet verhalen op de werknemer. Elk beding waarbij van de eerste zin wordt afgeweken is nietig.
Ten gunste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds komen:
a. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt door het heffen van de basispremie;
b. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt door toepassing van artikel 29a;
c. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt door toepassing van artikel 75f, eerste lid;
d. de gelden die de bedrijfsvereniging met toepassing van verhaal als bedoeld in artikel 90 ontvangt in verband met uitkeringen als bedoeld in artikel 76d, eerste lid, onderdeel a;
e. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt door toepassing van artikel 46, in verband met uitkeringen als bedoeld in artikel 76d, eerste lid, onderdeel a;
f. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt door toepassing van artikel 57, in verband met uitkeringen als bedoeld in artikel 76d, eerste lid, onderdeel a;
g. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt door toepassing van artikel XIV van de Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie;
h. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt door het heffen van de vervangende premie, bedoeld in artikel 78, zevende lid, over door de eigen risicodrager te betalen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.
1. Ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds komen, met inachtneming van artikel 76f en artikel 76g:
a. de door de bedrijfsvereniging te betalen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen door de bedrijfsvereniging verschuldigde premies, die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht;
b. de kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van deze wet;
c. de in artikel 60 bedoelde loonsuppletie die wordt toegekend aan personen die op grond van deze wet recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering;
d. de in artikel 62 bedoelde loonkostensubsidie die wordt toegekend aan werkgevers die een privaatrechtelijke dienstbetrekking of daarmee gelijkgestelde arbeidsverhouding zijn aangegaan met een persoon die op grond van deze wet recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering;
e. de in artikel 64 bedoelde kosten van opleiding of scholing van een persoon die op grond van deze wet recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering;
f. de voorzieningen, bedoeld in artikel 65;
g. de vergoedingen, bedoeld in artikel 65a;
h. de toelagen en vergoedingen, bedoeld in artikel 65b;
i. de toelagen, bedoeld in artikel 74;
j. de voorzieningen, toelagen en vergoedingen die worden verstrekt op grond van artikel 16a en 16b van de Wet arbeid gehandicapte werknemers;
k. de in artikel XIII van de Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie bedoelde bonusuitkeringen;
l. de gelden die door toepassing van artikel 79 worden overgeheveld naar de Arbeidsongeschiktheidskas;
m. de schade, bedoeld in artikel 75f, tweede lid, die wordt vergoed aan een eigen risicodrager;
n. het gezamenlijke bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en de vakantie-uitkeringen die niet zijn uitbetaald wegens het genieten van loon als bedoeld in artikel 44, derde lid, en dat op grond van artikel 44, vierde lid, wordt afgedragen aan 's Rijks kas, vermeerderd met het bedrag aan premies dat de bedrijfsvereniging bij wel-uitbetaling daarover op grond van enige wet verschuldigd zou zijn en dat niet op de uitkeringen in mindering kan worden gebracht.
2. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming bezigt de middelen die zijn gereserveerd ten behoeve van het Arbeidsongeschiktheidsfonds niet tot bestrijding van uitgaven ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds dan met toestemming van Onze Minister.
Ten gunste van de Arbeidsongeschiktheidskas komen:
a. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt door het heffen van de gedifferentieerde premie;
b. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt met toepassing van verhaal als bedoeld in artikel 65, tweede lid;
c. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt met toepassing van verhaal als bedoeld in artikel 75a, vierde lid en artikel 75b, vijfde lid.
d. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt met toepassing van artikel 46, in verband met uitkeringen als bedoeld in artikel 76f, eerste lid;
e. de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt met toepassing van artikel 57, in verband met uitkeringen als bedoeld in artikel 76f, eerste lid;
f. de gelden die de bedrijfsvereniging met toepassing van verhaal als bedoeld in artikel 90 ontvangt in verband met uitkeringen als bedoeld in artikel 76f, eerste lid;
g. de gelden die door toepassing van artikel 79 worden overgeheveld uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds;
h. met inachtneming van artikel 76c, onderdeel h, de gelden die de bedrijfsvereniging ontvangt door het heffen van de vervangende premie, bedoeld in artikel 78, zevende lid.
1. Ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas komen gedurende de periode van vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop een arbeidsongeschiktheidsuitkering is ingegaan:
a. de door de bedrijfsvereniging te betalen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen door de bedrijfsvereniging verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht;
b. het gezamenlijke bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en de vakantie-uitkeringen die in de in de aanhef bedoelde periode niet zijn uitbetaald wegens het genieten van loon als bedoeld in artikel 44, derde lid, en dat op grond van artikel 44, vierde lid, wordt afgedragen aan 's Rijks kas, vermeerderd met het bedrag aan premies dat de bedrijfsvereniging bij wel-uitbetaling daarover op grond van enige wet verschuldigd zou zijn en dat niet op de uitkeringen in mindering kan worden gebracht.
2. Indien een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend met toepassing van artikel 43a, eerste lid, onderdeel a, vangt de in het eerste lid bedoelde periode van vijf jaar aan op de dag waarop de in artikel 43a, eerste lid, onderdeel a, bedoelde ingetrokken arbeidsongeschiktheidsuitkering is ingegaan.
3. Indien een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend met toepassing van artikel 43a, eerste lid, onderdeel b, vangt de in het eerste lid bedoelde periode van vijf jaar aan na het verstrijken van de in artikel 43, eerste lid, onderdeel b, bedoelde wachttijd van 52 weken.
4. Het eerste lid is niet van toepassing:
a. indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend in aansluiting op een voordien op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten toegekende uitkering;
b. indien als gevolg van het intreden van de arbeidsongeschiktheid tevens recht bestaat op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering grond van artikel 20 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of artikel 19 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
c. het een arbeidsongeschiktheidsuitkering betreft die niet kan worden verhaald als bedoeld in artikel 71, derde lid.
5. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming bezigt de middelen die zijn gereserveerd ten behoeve van de Arbeidsongeschiktheidskas niet tot bestrijding van uitgaven ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas dan met toestemming van Onze Minister.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere en zonodig afwijkende regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
De gelden gemoeid met de in artikel 76d, eerste lid, onderdelen c, d en e, bedoelde reïntegratiemaatregelen die ten laste kunnen worden gebracht van het Arbeidsongeschiktheidsfonds, worden per kalenderjaar, per reïntegratiemaatregel en per bedrijfsvereniging door het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming, onder goedkeuring van het College van toezicht sociale verzekeringen, gemaximeerd.
Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming kan, onder goedkeuring van het College van toezicht sociale verzekeringen, regels stellen omtrent de verrekening tussen het Arbeidsongeschiktheidsfonds en de bedrijfsverenigingen van ontvangen premies en overige ontvangsten enerzijds en van verstrekte uitkeringen en gemaakte kosten anderzijds.
1. De basispremie wordt door de bedrijfsvereniging geheven in een overeenkomstig dit artikel vastgesteld percentage van het loon dat, in het tijdvak waarover de betaling loopt, is genoten door de werknemer.
2. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming stelt voor de berekening van de basispremie, onder goedkeuring van Onze Minister, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk percentage vast, alsmede de periode waarvoor dit percentage zal gelden.
3. Indien Onze Minister zijn goedkeuring onthoudt aan een door het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming op grond van het tweede lid vastgesteld percentage of vastgestelde periode, stelt hij het percentage of de periode vast.
1. Indien een herziening van het in artikel 77 bedoelde percentage ingaat op een ander tijdstip dan met ingang van 1 januari, gaat de bedrijfsvereniging bij de berekening en de inning van de premie uit van een door het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming, onder goedkeuring van Onze Minister, voor alle takken van bedrijf en beroep vast te stellen gemiddeld percentage dat zal gelden voor het gehele kalenderjaar.
2. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming kan, onder goedkeuring van Onze Minister, regels stellen volgens welke de bedrijfsvereniging bevoegd is in de bij die regels aan te wijzen gevallen uit te gaan van de percentages bedoeld in artikel 77.
1. De basispremie is niet verschuldigd over het loon van gehandicapte werknemers als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet arbeid gehandicapte werknemers indien het totaal bedrag van de loonsom van deze werknemers die tot de werkgever in dienstbetrekking staan in een kalenderjaar en de som van de aan hen in dat kalenderjaar verstrekte arbeidsongeschiktheidsuitkeringen ten minste gelijk is aan vijf procent van de loonsom van de werkgever in dat kalenderjaar.
2. Indien het eerste lid toepassing vindt kent de bedrijfsvereniging voorts een korting toe op de door de werkgever in het in het eerste lid bedoelde kalenderjaar verschuldigde basispremie, die gelijk is aan een percentage van het premieplichtige loon van de werkgever in dat kalenderjaar, doch ten hoogste tot een bedrag dat gelijk is aan een percentage van vijftien maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer in dat kalenderjaar. Bij de vaststelling van het in de eerste zin bedoelde premieplichtige loon van de werkgever blijft het bedrag aan loon van de gehandicapte werknemers, bedoeld in het eerste lid, buiten beschouwing.
3. Het eerste lid is niet van toepassing indien het loon wordt verkregen uit een dienstbetrekking op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening.
1. De bedrijfsvereniging kent aan de werkgever die een of meer opdrachten verleent aan een bedrijf waar arbeid wordt verricht onder aangepaste omstandigheden als bedoeld in de Wet Sociale Werkvoorziening, een korting toe op de door de werkgever verschuldigde basispremie, indien tweederde van de netto toegevoegde waarde die met de opdrachten is gemoeid, ten minste gelijk is aan vijf procent van de loonsom van de werkgever in het kalenderjaar waarin de opdrachten zijn verleend.
2. De korting, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan een percentage van tweederde van de netto toegevoegde waarde, bedoeld in het eerste lid, welk percentage gelijk is aan het premiepercentage, bedoeld in artikel 77.
3. Indien het eerste lid toepassing vindt kent de bedrijfsvereniging voorts een korting toe op de door de werkgever in het in het eerste lid bedoelde kalenderjaar verschuldigde basispremie, die gelijk is aan een percentage van het premieplichtige loon van de werkgever in dat kalenderjaar, doch ten hoogste tot een bedrag dat gelijk is aan een percentage van vijftien maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer in dat kalenderjaar.
Onverminderd de artikelen 77b en 77c is de werkgever die een of meer opdrachten verleent aan een bedrijf waar arbeid wordt verricht onder aangepaste omstandigheden als bedoeld in de Wet Sociale Werkvoorziening, de basispremie niet verschuldigd over het loon van de tot hem in dienstbetrekking staande gehandicapte werknemers, bedoeld in artikel 77b, en wordt door de bedrijfsvereniging een korting toegekend op de door hem verschuldigde basispremie overeenkomstig artikel 77b, tweede lid en artikel 77c, tweede en derde lid, indien de som van tweederde van de netto toegevoegde waarde, bedoeld in artikel 77c, eerste lid, en het totaalbedrag, bedoeld in artikel 77b, eerste lid, ten minste gelijk is aan vijf procent van de loonsom van de werkgever in het kalenderjaar waarin de opdracht is verleend.
1. Het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer, bedoeld in artikel 77b en artikel 77c, wordt vastgesteld door het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming.
2. De in artikel 77b, tweede lid en artikel 77c, derde lid, bedoelde percentages worden bij ministeriële regeling vastgesteld.
3. Met betrekking tot de artikelen 77b, 77c en 77d kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere en zonodig afwijkende regels worden gesteld.
1. De gedifferentieerde premie wordt door de bedrijfsvereniging geheven in een overeenkomstig dit artikel vastgesteld percentage van het loon dat, in het tijdvak waarover de betaling loopt, is genoten door de werknemer.
2. Het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming stelt, onder goedkeuring van Onze Minister:
a. voor de berekening van de gedifferentieerde premie een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk rekenpercentage vast, alsmede de periode waarover dit percentage zal gelden;
b. voor de berekening van het rekenpercentage, bedoeld in onderdeel a, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk gemiddeld percentage vast, alsmede de periode waarover dit percentage zal gelden.
3. De bedrijfsvereniging stelt elk jaar met ingang van 1 januari voor elke bij haar aangesloten werkgever een opslag of korting vast waarmee voor die werkgever het in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde percentage wordt verhoogd respectievelijk verlaagd.
4. De bedrijfsvereniging stelt in geval van overgang van een onderneming in de zin van artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede in geval van een dergelijke overgang bij faillissement, de vastgestelde opslag of korting, bedoeld in het derde lid, opnieuw vast voor de werkgever die een onderneming of een deel daarvan verkrijgt en de werkgever die een deel van zijn onderneming overdraagt.
5. De verhoging en verlaging van de gedifferentieerde premie bedraagt op verzoek van een kleine werkgever als bedoeld in de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het zesde lid, per kalenderjaar maximaal één procentpunt. Een verzoek als bedoeld in de eerste zin wordt ten minste 13 weken voor de aanvang van enig kalenderjaar ingediend. De maximering, bedoeld in de eerste zin eindigt op het moment dat de kleine werkgever de minimumpremie bedoeld in de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het zesde lid, weer verschuldigd is.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld:
a. omtrent de wijze waarop het rekenpercentage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en het gemiddelde percentage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, worden vastgesteld;
b. omtrent de wijze waarop de in het derde of vierde lid bedoelde opslag of korting door de bedrijfsvereniging op basis van het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt berekend;
c. omtrent de percentages die op grond van dit artikel ten hoogste aan een werkgever in rekening mogen worden gebracht en omtrent de percentages die op grond van dit artikel ten minste aan een werkgever in rekening moeten worden gebracht.
7. In afwijking van het eerste lid wordt over een uitkering op grond van deze wet, de Ziektewet, de Werkloosheidswet, over een toeslag op grond van de Toeslagenwet en over het loon uit een dienstbetrekking op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening in plaats van een gedifferentieerde premie een vervangende premie vastgesteld. Het percentage van de vervangende premie is gelijk aan het percentage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.
8. Behalve voor degene die loon ontvangt uit een dienstbetrekking op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening wordt het zevende lid niet toegepast ingeval de bedrijfsvereniging de uitkering, vermeerderd met de daarover door de werkgever verschuldigde premies betaalt aan de werkgever, bedoeld in artikel 8, 9 of 11 van deze wet en in artikel 9, 10 of 12 van de Werkloosheidswet en de Ziektewet, onafhankelijk van het voortbestaan van de dienstbetrekking met die werkgever.
9. Indien Onze Minister zijn goedkeuring onthoudt aan een door het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming op grond van tweede lid, onderdeel a of onderdeel b, vastgesteld percentage of vastgestelde periode, stelt hij het percentage of de periode vast.
In artikel 84 wordt het derde lid vervangen door:
3. De premie bedraagt een door de bedrijfsvereniging te bepalen percentage van het in het eerste lid bedoelde dagloon, met dien verstande dat de premie niet meer bedraagt dan de in artikel 76a bedoelde basispremie, vermeerderd met een premie-opslag die wordt berekend op grond van het in artikel 78, tweede lid, onderdeel a, bedoelde percentage.
Hoofdstuk VII wordt vervangen door:
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de termijn waarbinnen een beschikking op aanvraag ingevolge deze wet dient te worden gegeven. Deze algemene maatregel van bestuur vervalt op 1 januari 1999.
In afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de belanghebbende in een bezwaarschriftprocedure ten aanzien van een besluit inzake de premie die verschuldigd is op grond van deze wet op zijn verzoek gehoord.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de behandeling van bezwaarschriften tegen besluiten, waaraan een medische of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt.
In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist de bedrijfsvereniging binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit waaraan een medische of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt, beslist de bedrijfsvereniging, in afwijking van artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht, binnen zeventien weken of, indien zij advies vraagt aan een deskundige die niet onder haar verantwoordelijkheid werkzaam is binnen eenentwintig weken, na ontvangst van het bezwaarschrift.
Het bezwaar of beroep van een werkgever tegen de in artikel 75a, vierde lid, bedoelde betaling danwel tegen de in artikel 78, derde of vierde lid, bedoelde opslag of korting kan niet zijn gegrond op de grief, dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. medisch besluit: een besluit, waaraan een beoordeling van medische gegevens ten grondslag ligt;
b. werknemer: degene, op wiens medische gegevens de beoordeling betrekking heeft;
c. de werkgever: de belanghebbende bij een medisch besluit, die niet de werknemer is.
1. De werkgever heeft slechts recht op inzage in, dan wel kennisname of toezending van enig stuk dat medische gegevens bevat, indien de werknemer hiervoor toestemming heeft gegeven.
2. De toestemming wordt schriftelijk gegeven.
3. De toestemming kan te allen tijde schriftelijk worden ingetrokken.
4. Tijdens het horen in bezwaar of ter zitting van de rechtbank kan de toestemming ook mondeling worden ingetrokken.
De artikelen 88c en 88d zijn, voor zover nodig in afwijking van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing, indien de in artikel 88a bedoelde toestemming niet is gegeven.
1. Inzage in, dan wel kennisname of toezending van enig stuk, dat medische gegevens bevat, is voorbehouden aan een gemachtigde van de werkgever, die arts is.
2. De gemachtigde, die arts is, treedt in de plaats van de werkgever bij:
a. de voorbereiding van een medisch besluit;
b. het opstellen van een bezwaar- of beroepschrift; en
c. de behandeling van een bezwaar of beroep; voor zover betrekking hebbend op medische gegevens.
1. De bedrijfsvereniging vermeldt de motivering van een medisch besluit, voor zover betrekking hebbend op medische gegevens, op een aparte bijlage.
2. De bijlage wordt niet aan de werkgever verstrekt.
3. Desgevraagd wordt de bijlage verstrekt aan de gemachtigde van de werkgever, die arts is.
4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een rapport of een advies van een arts of een psycholoog, waarnaar bij de motivering van een medisch besluit wordt verwezen.
Bij de bekendmaking van een medisch besluit wordt gewezen op de artikelen 88a tot en met 88d en 88f.
In afwijking van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht worden de gronden van het bezwaar en beroep, die betrekking hebben op medische gegevens, op een aparte bijlage vermeld.
De artikelen 7:4, zesde lid, 8:29 en 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op stukken of inlichtingen die medische gegevens bevatten.
1. In afwijking van artikel 8:62 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het onderzoek ter zitting, voor zover betrekking hebbend op medische gegevens, met gesloten deuren plaats.
2. In de uitnodiging als bedoeld in artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht wordt mededeling gedaan van het bepaalde in het vorige lid.
Artikel 90 wordt als volgt gewijzigd:
1°. In het eerste lid vervalt de tweede zin.
2°. Toegevoegd wordt een derde lid, luidende:
3. De eigen risicodrager treedt voor de toepassing van het eerste en het tweede lid in de plaats van de bedrijfsvereniging voorzover hij het risico van de betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering draagt.
Ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds, bedoeld in artikel 72 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, komen, met inachtneming van artikel V en artikel 21a van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP:
a. de op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP door het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel te betalen WAO-conforme uitkeringen, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen door het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel verschuldigde premies, die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht;
b. de kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP;
c. 90 procent van de uitgaven, daaronder tevens begrepen de uitvoeringskosten, ter zake van de aan de beroepsmilitair, bedoeld in artikel A1, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene militaire pensioenwet, alsmede de persoon die op grond van het tweede lid, onderdeel b, van dat artikel daaronder wordt begrepen, toegekende pensioenen wegens ziekte of gebreken bij een mate van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel E6, tweede lid, van laatstgenoemde wet, van ten minste 15 procent, met inachtneming van de eventuele verhoging en bijzondere verhoging op grond van de artikelen E7, E8 of E9 van laatstgenoemde wet;
d. de uitgaven, daaronder tevens begrepen de uitvoeringskosten, ter zake van de beroepsmilitair, bedoeld in artikel A1, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene militaire pensioenwet, alsmede de persoon die op grond van het tweede lid, onderdeel b, van dat artikel daaronder wordt begrepen, op grond van de voor hem geldende rechtspositieregeling inzake arbeidsongeschiktheid na ontslag toegekende uitkering overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, voor zover het een uitkering betreft in een periode die niet eerder ingaat dan na 52 weken, te rekenen vanaf de eerste dag waarop de arbeidsongeschiktheid is ontstaan;
e. de voorzieningen, vergoedingen en toelagen die overeenkomstig de artikelen 65, 65a en 65b van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering worden toegekend op grond van artikel 32 van de Wet privatisering ABP dan wel op grond van artikel 38 van die wet juncto artikel 32 van die wet;
f. de voorzieningen, vergoedingen en toelagen die overeenkomstig de artikelen 65, 65a en 65b van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering door Onze Minister van Defensie worden toegekend op grond van artikel X5 van de Algemene militaire pensioenwet aan personen die op grond van de Algemene militaire pensioenwet recht hebben op een pensioen ter zake van ziekte of gebreken als bedoeld in die wet, alsmede de uitvoeringskosten terzake;
g. de loonsuppletie die op grond van artikel 32 van de Wet privatisering ABP met overeenkomstige toepassing van artikel 60 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt toegekend aan personen die op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP recht hebben op een WAO-conforme uitkering als bedoeld in die wet;
h. de loonsuppletie die op grond van artikel X6 van de Algemene militaire pensioenwet met overeenkomstige toepassing van artikel 60 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt toegekend aan personen die op grond van de Algemene militaire pensioenwet recht hebben op een pensioen ter zake van ziekte of gebreken als bedoeld in die wet, alsmede de uitvoeringskosten terzake;
i. de loonkostensubsidie die op grond van artikel 32 van de Wet privatisering ABP met overeenkomstige toepassing van artikel 62 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt toegekend aan werkgevers die een dienstbetrekking of daarmee gelijkgestelde arbeidsverhouding zijn aangegaan met een persoon die op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP recht heeft op een WAO-conforme uitkering als bedoeld in die wet;
j. de kosten van opleiding of scholing die op grond van artikel 32 van de Wet privatisering ABP met overeenkomstige toepassing van artikel 64 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering worden gemaakt ten behoeve van een persoon die op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP recht heeft op een WAO-conforme uitkering als bedoeld in die wet;
k. de kosten van opleiding of scholing die op grond van artikel X6 van de Algemene militaire pensioenwet met overeenkomstige toepassing van artikel 64 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering worden gemaakt ten behoeve van een persoon die op grond van de Algemene militaire pensioenwet recht heeft op een pensioen ter zake van ziekte of gebreken als bedoeld in die wet, alsmede de uitvoeringskosten terzake;
l. de reïntegratie-uitkeringen die op grond van artikel 32 van de Wet privatisering ABP overeenkomstig artikel 63 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering door het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, worden toegekend aan personen die op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP recht hebben op een WAO-conforme uitkering als bedoeld in die wet;
m. de reïntegratie-uitkeringen die op grond van artikel X6 van de Algemene militaire pensioenwet overeenkomstig artikel 63 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering door Onze Minister van Defensie worden toegekend aan personen die op grond van de Algemene militaire pensioenwet recht hebben op een pensioen ter zake van ziekte of gebreken als bedoeld in die wet, alsmede de uitvoeringskosten terzake;
n. het gezamenlijke bedrag van de WAO-conforme uitkeringen en de vakantie-uitkeringen die met overeenkomstige toepassing van artikel 44, derde lid, van de WAO niet zijn uitbetaald en dat met overeenkomstige toepassing van artikel 44, vierde lid, van de WAO wordt afgedragen aan 's Rijks kas, vermeerderd met het bedrag aan premies dat het FAOP bij wel-uitbetaling daarover op grond van enige wet verschuldigd zou zijn en dat niet op deze uitkeringen in mindering kan worden gebracht.
Artikel 21a van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP2 wordt vervangen door een nieuw artikel, luidende:
1. Zonodig in afwijking van artikel II van de Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, komen ten laste van het FAOP:
a. gedurende de periode van vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop een WAO-conforme uitkering op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP is ingegaan, de op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP te betalen WAO-conforme uitkeringen, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen door het FAOP verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht;
b. het gezamenlijke bedrag van de WAO-conforme uitkeringen en de vakantie-uitkeringen die in de in de onderdeel a bedoelde periode met overeenkomstige toepassing van artikel 44, derde lid, van de WAO niet zijn uitbetaald en dat met overeenkomstige toepassing van artikel 44, vierde lid, van de WAO wordt afgedragen aan 's Rijks kas, vermeerderd met het bedrag aan premies dat het FAOP bij wel-uitbetaling daarover op grond van enige wet verschuldigd zou zijn en dat niet op deze uitkeringen in mindering kan worden gebracht.
c. de uitgaven met betrekking tot de uitvoering van de Wet arbeid gehandicapte werknemers, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van die wet.
2. Indien een WAO-conforme uitkering met overeenkomstige toepassing van artikel 43a, eerste lid, onderdeel a, van de WAO wordt toegekend, vangt de in het eerste lid bedoelde periode van vijf jaar aan op de dag waarop de overeenkomstig artikel 43a, eerste lid, onderdeel a, bedoelde ingetrokken WAO-conforme uitkering is ingegaan.
3. Indien een WAO-conforme uitkering met overeenkomstige toepassing van artikel 43a, eerste lid, onderdeel b, van de WAO wordt toegekend, vangt de in het eerste lid bedoelde periode van vijf jaar aan na het verstrijken van de wachttijd van 52 weken overeenkomstig artikel 19 van de WAO.
4. Het eerste lid is niet van toepassing indien:
a. de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend in aansluiting op een voordien op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten toegekende uitkering;
b. als gevolg van het intreden van de arbeidsongeschiktheid tevens recht bestaat op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering grond van artikel 20 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of artikel 19 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere en zonodig afwijkende regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
1. In afwijking van artikel II, komen ten laste van Onze Minister van Defensie gedurende de periode van vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop een in artikel II, onderdeel c, bedoeld pensioen is ingegaan, of een in artikel II, onderdeel d, bedoelde uitkering is ingegaan, de uitgaven met betrekking tot de in artikel II, onderdeel c, bedoelde te betalen pensioenen en de in artikel II, onderdeel d, bedoelde te betalen uitkeringen, alsmede de op grond van enige wet over deze pensioenen en uitkeringen door Onze Minister van Defensie verschuldigde premies die niet op deze pensioenen in mindering kunnen worden gebracht.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien:
a. de uitkering of het pensioen wordt toegekend in aansluiting op een voordien op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten toegekende uitkering;
b. als gevolg van het intreden van de arbeidsongeschiktheid tevens recht bestaat op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering grond van artikel 20 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of artikel 19 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
De gelden gemoeid met de in artikel II, onderdelen g, h, i, j en k bedoelde reïntegratiemaatregelen die ten laste kunnen worden gebracht van het Arbeidsongeschiktheidsfonds worden voor het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, en Onze Minister van Defensie per kalenderjaar en per reïntegratiemaatregel door het Tijdelijk Instituut voor coördinatie en afstemming, onder goedkeuring van het College van toezicht sociale verzekeringen, gemaximeerd.
1. De in artikel 77 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering bedoelde basispremie is verschuldigd door:
a. de werkgever, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, met betrekking tot werknemers als bedoeld in artikel 22 van die wet;
b. Onze Minister van Defensie met betrekking tot militairen, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel b, onder 3° van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP en met betrekking tot gewezen militairen, bedoeld in artikel 28, vierde lid, onderdeel a, onder 2° en 3° van die wet.
2. De op grond van het eerste lid verschuldigde basispremie wordt door het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, geheven bij de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde werkgevers. Het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering stort de op grond van de eerste volzin geheven basispremies in het Arbeidsongeschiktheidsfonds.
3. De artikelen 77 tot en met 77e van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn van overeenkomstige toepassing op het eerste lid. Voor de overeenkomstige toepassing van artikel 77, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt de zinsnede «het loon dat in het tijdvak waarover de betaling loopt, is genoten door de werknemer» gelezen: het loon, bedoeld in artikel 26a, tweede en derde lid van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP.
4. Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Defensie regels stellen met betrekking tot de vaststelling van het loon voor de in het derde lid bedoelde overeenkomstige toepassing van de artikelen 77 tot en met 77e van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
1. Onder uitkeringen en pensioenen als bedoeld in artikel 75b en in artikel 76f van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, in artikel 21a van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP en in artikel IVvan deze wet, worden uitsluitend verstaan, de uitkeringen en pensioenen die zijn ingegaan op of na de dag van inwerkingtreding van deze wet.
2. Onder overgang van een onderneming als bedoeld in artikel 78, vierde lid, wordt uitsluitend verstaan, de overgang van een onderneming die heeft plaatsgevonden op of na de dag van inwerkingtreding van deze wet.
Deze wet wordt aangehaald als «Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen».
1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. In afwijking van het eerste lid treden van Artikel I, onderdeel FF, de artikelen 87b en 87d in werking met ingang van 1 januari 1997. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, dan wel het Staatsblad waarin de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1996, treden de in de eerste zin genoemde artikelen in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na zowel de datum van uitgifte van Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst als de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
F. H. G. de Grave
Uitgegeven de negenentwintigste april 1997
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1995/96, 1996/97, 24 698.
Handelingen II 1996/97, blz. 1658–1708; 1757–1784; 1931–1974; 2185–2187.
Kamerstukken I 1996/97, 24 698 (97, 97a, 97b, 97c, 97d, 97e).
Handelingen I 1996/97, zie vergadering d.d. 15 en 22 april 1997.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1997-175.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.