Wet van 10 april 1997 tot uitbreiding van de Wet milieubeheer (milieuverslaglegging)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de wenselijkheid van een uniforme regeling van de milieuverslaglegging door bepaalde categorieën van bedrijven noodzakelijk is daarover bij wet regels te stellen en dat het wenselijk is daartoe de Wet milieubeheer uit te breiden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De >Wet milieubeheer1 wordt gewijzigd als volgt.

A

Aan artikel 1.1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, toegevoegd: de EEG-verordening milieubeheer- en milieuauditsysteem: de verordening (EEG) nr. 1836/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juni 1993 inzake de vrijwillige deelneming van bedrijven uit de industriële sector aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (PbEG L 168).

B

Aan artikel 8.12 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het derde lid, worden geen voorschriften aan de vergunning verbonden met betrekking tot het ter beschikking stellen van gegevens als bedoeld in het derde lid, indien:

    a. die gegevens krachtens artikel 12.4, tweede lid, moeten worden opgenomen in een milieuverslag dat ten behoeve van een bestuursorgaan moet worden opgesteld, of

    b. daardoor strijd ontstaat met regels gesteld krachtens de artikelen 12.4, vierde lid, of 12.5.

C

In artikel 8.13 wordt onder vernummering van het tweede tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onder c, worden geen voorschriften aan de vergunning verbonden met betrekking tot het melden of ter beschikking stellen van uitkomsten als bedoeld in dat onderdeel, indien:

    a. die uitkomsten als gegevens krachtens artikel 12.4, tweede lid, moeten worden opgenomen in een milieuverslag dat ten behoeve van een bestuursorgaan moet worden opgesteld, of

    b. daardoor strijd ontstaat met regels gesteld krachtens de artikelen 12.4, vijfde lid, of 12.5.

D

Hoofdstuk 12 komt te luiden:

HOOFDSTUK 12. VERSLAG-, REGISTRATIE- EN MEETVERPLICHTINGEN

TITEL 12.1 MILIEUVERSLAGLEGGING
Artikel 12.1
  • 1. In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder verslagjaar: kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin een milieuverslag moet worden opgesteld.

  • 2. De bij of krachtens deze titel gestelde bepalingen gelden voor bij algemene maatregel van bestuur aangegeven categorieën van gevallen waarin inrichtingen ernstige nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken. Bij de maatregel kan worden bepaald dat daarbij aangegeven regels slechts gelden in daarbij aangegeven categorieën van gevallen. De maatregel heeft uitsluitend betrekking op inrichtingen waarvoor:

    a. gedeputeerde staten van de provincie krachtens artikel 8.2 bevoegd zijn te beslissen op een aanvraag om een vergunning, of

    b. het dagelijks bestuur van een regionaal openbaar lichaam als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering krachtens artikel 8.2a, eerste lid, onder b, bevoegd is te beslissen op een aanvraag om een vergunning, dan wel dit bestuur die bevoegdheid heeft overgedragen krachtens artikel 8.2b, eerste lid.

Artikel 12.2
  • 1. Degene die de inrichting drijft, stelt jaarlijks een milieuverslag op, dat op een beknopte en voor een algemeen publiek begrijpelijke wijze is geformuleerd.

  • 2. Het verslag geeft met betrekking tot het verslagjaar een getrouw beeld van de belasting van het milieu, veroorzaakt door de inrichting, en de zorg voor het milieu, die bij het drijven van die inrichting is betracht. Het verslag bevat daartoe een beschrijving op hoofdlijnen van:

    a. de aard van de inrichting en de activiteiten en processen in de inrichting;

    b. de nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt door de inrichting, met inbegrip van een samenvatting van de relevante kwantitatieve gegevens;

    c. de technische, organisatorische en administratieve maatregelen en voorzieningen die met betrekking tot de inrichting zijn getroffen in het belang van de bescherming van het milieu.

  • 3. Het verslag verschaft met betrekking tot de in het tweede lid genoemde onderwerpen inzicht in:

    a. de kenmerkende veranderingen die zich in het verslagjaar ten opzichte van het daaraan voorafgaande verslagjaar hebben voorgedaan, en

    b. de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen in het eerstvolgende verslagjaar.

  • 4. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het verslag mede bevat een beschrijving op hoofdlijnen van milieuzorg met betrekking tot producten.

Artikel 12.3

De verplichting tot het opstellen van een milieuverslag ten behoeve van het publiek, als bedoeld in artikel 12.2, geldt niet, indien degene die de inrichting drijft, die inrichting als locatie heeft laten registreren op grond van artikel 8 van de EEG-verordening milieubeheer- en milieuauditsysteem en voor die inrichting milieuverklaringen opstelt en laat valideren overeenkomstig artikel 5, onderscheidenlijk artikel 4 van die verordening.

Artikel 12.4
  • 1. Degene die de inrichting drijft, stelt jaarlijks ten behoeve van het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning krachtens artikel 8.1 voor de betrokken inrichting te verlenen, een milieuverslag op. In de gevallen waarin een vergunning vereist is krachtens artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren wordt het verslag tevens opgesteld ten behoeve van het bestuursorgaan dat tot verlening van die vergunning bevoegd is.

  • 2. Het verslag wordt opgesteld overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels. Het bevat de bij of krachtens die maatregel aan te wijzen gegevens omtrent:

    a. de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting in het verslagjaar heeft veroorzaakt;

    b. de technische, organisatorische en administratieve maatregelen en voorzieningen die in het verslagjaar met betrekking tot de inrichting zijn getroffen in het belang van de bescherming van het milieu;

    c. de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot de onder a en b genoemde onderwerpen in het eerstvolgende verslagjaar.

  • 3. Bij of krachtens de maatregel kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gegevens, bedoeld in het tweede lid, moeten worden verkregen.

  • 4. Als gegevens als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, worden slechts aangewezen gegevens die redelijkerwijs nodig zijn voor:

    a. de vervulling door de bestuursorganen, bedoeld in het eerste lid, van de in artikel 18.2 van de Wet milieubeheer, onderscheidenlijk artikel 24 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren bedoelde taak,

    b. de vaststelling van het door die bestuursorganen of andere bestuursorganen te voeren milieubeleid en de controle op de voortgang van de uitvoering van dat beleid, of

    c. de uitvoering van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie of de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

  • 5. Bij of krachtens een maatregel als bedoeld in het tweede lid, kan worden bepaald in hoeverre een bestuursorgaan als bedoeld in het eerste lid, bij het aanbrengen van beperkingen of het verbinden van voorschriften aan een vergunning met betrekking tot daarbij aangegeven onderwerpen van bij of krachtens de maatregel gestelde regels kan afwijken of nadere eisen kan stellen. Daarbij kan worden bepaald dat de bevoegdheid tot afwijken of tot het stellen van nadere eisen slechts geldt in bij of krachtens de maatregel aangegeven categorieën van gevallen.

Artikel 12.5
  • 1. Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 12.4, tweede lid, wordt bepaald in hoeverre een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 12.4, eerste lid, voorschriften aan de vergunning kan verbinden, die de verplichting inhouden hem gegevens ter beschikking te stellen, die niet krachtens artikel 12.4 in een milieuverslag dat ten behoeve van dat bestuursorgaan wordt opgesteld, behoeven te worden opgenomen.

  • 2. Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 12.4, tweede lid, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot hetgeen regeling behoeft in verband met het gaan gelden van de bij of krachtens die maatregel gestelde regels.

Artikel 12.6
  • 1. Een milieuverslag wordt in de Nederlandse taal gesteld.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor een milieuverslag als bedoeld in artikel 12.4 dat ten behoeve van een bestuursorgaan wordt opgesteld, indien overeenkomstig afdeling 2.2 van de Algemene wet bestuursrecht de Friese taal gebruikt wordt. Indien het milieuverslag in de Friese taal is gesteld, verstrekt degene die de inrichting drijft, daarvan op verzoek een vertaling in de Nederlandse taal.

  • 3. Indien degene die de inrichting drijft, een milieuverklaring als bedoeld in artikel 12.3 opstelt, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Een milieuverslag dat openbaar wordt gemaakt, behoeft geen bedrijfsgeheimen of beveiligingsgegevens te bevatten ten aanzien waarvan voor een eerder verslagjaar een onherroepelijke beslissing tot geheimhouding ingevolge hoofdstuk 19 is genomen, mits het verslag daarnaar uitdrukkelijk verwijst.

Artikel 12.7
  • 1. Zo spoedig mogelijk, maar niet later dan zes maanden na afloop van het verslagjaar geeft degene die de inrichting drijft, desgevraagd aan een ieder kosteloos inzage in en verstrekt hij tegen vergoeding van ten hoogste de kosten een exemplaar van een milieuverslag dat hij ingevolge artikel 12.2 of artikel 12.4 moet opstellen.

  • 2. Degene die de inrichting drijft geeft vooraf kennis van de mogelijkheid tot inzage en de verkrijgbaarheid van het verslag. De kennisgeving wordt gedaan op zodanige wijze dat het daarmee beoogde doel zo goed mogelijk wordt bereikt. In gevallen waarin zowel ten behoeve van het publiek een milieuverslag als bedoeld in artikel 12.2, als ten behoeve van een bestuursorgaan een milieuverslag als bedoeld in artikel 12.4 moet worden opgesteld, geschiedt de kennisgeving met betrekking tot beide verslagen tezamen.

  • 3. Indien degene die de inrichting drijft een milieuverklaring als bedoeld in artikel 12.3 opstelt, wordt die verklaring voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld met een ten behoeve van het publiek opgesteld milieuverslag als bedoeld in artikel 12.2. Indien ingevolge artikel 5, zesde lid, van de EEG-verordening milieubeheer- en milieuauditsysteem over enig verslagjaar geen milieuverklaring behoeft te worden opgesteld, is het tweede lid voor dat verslagjaar niet van toepassing.

  • 4. Een ieder kan van degene die de inrichting drijft, bij de burgerlijke rechter nakoming vorderen van de in dit artikel omschreven verplichtingen.

Artikel 12.8
  • 1. Zo spoedig mogelijk na het opstellen van een milieuverslag ten behoeve van een bestuursorgaan, bedoeld in artikel 12.4, eerste lid, eerste volzin, maar niet later dan drie maanden na afloop van het verslagjaar, legt degene die de inrichting drijft, twee exemplaren van het door hem over het afgelopen verslagjaar opgestelde milieuverslag over aan dat bestuursorgaan. In gevallen als bedoeld in artikel 12.4, eerste lid, tweede volzin, legt hij tegelijkertijd tevens twee exemplaren van het verslag over aan het in die volzin bedoelde bestuursorgaan.

  • 2. Het bestuursorgaan, bedoeld in artikel 12.4, eerste lid, eerste volzin, zendt van elk ontvangen verslag een exemplaar aan de inspecteur. Het bestuursorgaan, bedoeld in artikel 12.4, eerste lid, tweede volzin, zendt van elk ontvangen verslag een exemplaar aan het rijksinstituut, bedoeld in artikel 32 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

Artikel 12.9

Indien degene die de inrichting drijft, verplicht is aan een ander bestuursorgaan dan de bestuursorganen, bedoeld in artikel 12.4, gegevens ter beschikking te stellen, die in de vereiste vorm zijn opgenomen in een milieuverslag als bedoeld in artikel 12.4 dat ten behoeve van een bestuursorgaan is opgesteld, kan aan deze verplichting worden voldaan door dat verslag over te leggen en voor deze gegevens te verwijzen naar het betrokken onderdeel van dat verslag.

Artikel 12.10
  • 1. Degene die de inrichting drijft laat door een onafhankelijke deskundige beoordelen of het verslag bedoeld in artikel 12.2, met betrekking tot het verslagjaar een getrouw beeld geeft van de belasting van het milieu, veroorzaakt door de inrichting, en de zorg voor het milieu, die bij het drijven van de inrichting is betracht. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld waaraan een onafhankelijke deskundige, als bedoeld in de eerste volzin, moet voldoen.

  • 2. De kennisgeving, bedoeld in artikel 12.7, tweede lid, wordt niet gegeven dan nadat de in het eerste lid bedoelde beoordeling heeft plaatsgevonden.

E

In artikel 19.1 wordt «tegen betaling van de kosten een exemplaar verstrekt» vervangen door: tegen vergoeding van ten hoogste de kosten een exemplaar verstrekt.

F

Na artikel 19.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19.7

  • 1. Indien in een milieuverslag als bedoeld in titel 12.1, gegevens voorkomen of gegevens daaruit kunnen worden afgeleid, waarvan de geheimhouding gerechtvaardigd is, kan het bestuursorgaan, bedoeld in artikel 12.4, eerste lid, eerste onderscheidenlijk tweede volzin, op een daartoe strekkend verzoek van degene die de inrichting drijft, toestaan dat een door dat bestuursorgaan goedgekeurde, tweede tekst openbaar wordt gemaakt, waarin die gegevens niet voorkomen, onderscheidenlijk waaruit ze niet kunnen worden afgeleid. Het bestuursorgaan maakt van deze bevoegdheid slechts gebruik met betrekking tot bedrijfsgeheimen en beveiligingsgegevens. Het in de eerste volzin bedoelde verzoek wordt gedaan uiterlijk drie maanden na afloop van het verslagjaar. Bij het verzoek wordt een tweede tekst overgelegd.

  • 2. Indien in een milieuverslag als bedoeld in titel 12.1, gegevens voorkomen of daaruit gegevens kunnen worden afgeleid, waarvan de geheimhouding geboden is in het belang van de veiligheid van de Staat of de nakoming van internationale overeenkomsten, wordt een door degene die de inrichting drijft, op aanwijzing van Onze betrokken Minister opgestelde tweede tekst openbaar gemaakt, waarin die gegevens niet voorkomen, onderscheidenlijk waaruit ze niet kunnen worden afgeleid.

  • 3. De artikelen 19.4 en 19.5, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bestuursorgaan, bedoeld in het eerste lid, wordt aangemerkt als het bevoegd gezag.

  • 4. Indien een verzoek als bedoeld in het eerste lid is gedaan, kan openbaarmaking van het betrokken milieuverslag achterwege blijven tot uiterlijk vier weken nadat op dat verzoek onherroepelijk is beslist.

G

Artikel 21.6 wordt gewijzigd als volgt.

1. Aan het derde lid wordt toegevoegd:

De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens titel 12.1 wordt Ons gedaan door Onze Minister en, voor zover het onderdelen van het milieubeleid betreft die tot hun verantwoordelijkheid behoren, Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat, van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Economische Zaken. Indien het een of meer inrichtingen betreft, die onder Onze Minister van Defensie ressorteren, wordt de voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens de artikelen 12.1, tweede lid, 12.4 en 12.5 Ons mede door hem gedaan.

2. In het vierde lid wordt na «10.45, eerste of tweede lid,» ingevoegd: 12.1, tweede lid, 12.2, vierde lid, 12.4, 12.5,.

H

Artikel 22.1 wordt gewijzigd als volgt.

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

Hoofdstuk 8 en titel 12.1 van deze wet zijn niet van toepassing op:.

2. In het derde lid, eerste volzin, wordt na «De hoofdstukken 8 en 17» ingevoegd: en titel 12.1.

3. In het derde lid, tweede volzin, wordt na «Die hoofdstukken» ingevoegd: en die titel.

I

Artikel 22.3 wordt gewijzigd als volgt.

1. De huidige tekst van artikel 22.3 wordt aangeduid als eerste lid.

2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd luidende:

  • 2. Artikel 12.10 treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL II

In artikel 24, onder a, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren2 wordt na «deze wet» ingevoegd: «en van het bij of krachtens titel 12.1 van de Wet milieubeheer».

ARTIKEL III

In artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten3 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer na «10.34,» ingevoegd: 12.4, eerste en tweede lid, 12.7, eerste en tweede lid en derde lid, juncto het eerste en tweede lid, 12.8, eerste lid,.

ARTIKEL IV

Aan artikel 31a van de Wet op de ondernemingsraden4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Indien de ondernemer ingevolge artikel 12.2 of 12.4 van de Wet milieubeheer verplicht is tot het opstellen van een milieuverslag, verstrekt hij zo spoedig mogelijk na het opstellen van dit verslag een exemplaar daarvan ter bespreking aan de ondernemingsraad. Deze verplichting geldt ook met betrekking tot een milieuverklaring als bedoeld in artikel 12.3 van de Wet milieubeheer.

ARTIKEL V

Een milieuverslag als bedoeld in artikel 12.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer ten behoeve van het publiek en een milieuverslag als bedoeld in artikel 12.4, eerste lid, van die wet ten behoeve van een bestuursorgaan worden voor de eerste maal opgesteld over het verslagjaar 1998. Indien een bepaling, genoemd in de eerste volzin, later in werking treedt dan 1 juli 1997, wordt het betrokken milieuverslag voor de eerste maal opgesteld over het verslagjaar 1999.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 10 april 1997

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de negenentwintigste april 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1994, 80, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 februari 1997, Stb. 63.

XNoot
2

Stb. 1992, 628, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 juli 1995, Stb. 355.

XNoot
3

Stb. 1950, K258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 1997, Stb. 142.

XNoot
4

Stb. 1990, 93, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 februari 1997, Stb. 117.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 1996/97, 24 572.

Handelingen II 1996/97, blz. 3429–3441; 3460–3477; 3886–3896; 4024–4025.

Kamerstukken I 1996/97, 24 572 (204, 204a).

Handelingen I 1996/97, zie vergaderjaar d.d. 8 april 1997.

Naar boven