Wet van 10 april 1997, houdende wijziging van de Wet op de studiefinanciering onder meer in verband met correctie op de berekening van de aanvullende beurs, alsmede van onder meer de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met enkele technische wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de Wet op de studiefinanciering de vrije voet voor bepaalde groepen van belastingplichtigen te verhogen en de aftrek van f 800,- op het kortingsbedrag wegens inkomen van een ouder toe te kennen voor elk kind dat onder de werking van hoofdstuk II dan wel hoofdstuk III van de Wet tegemoetkoming studiekosten valt;

dat het tevens wenselijk is om enkele technische wijzigingen in die wet en in de Wet tegemoetkoming studiekosten aan te brengen;

dat in verband daarmee genoemde wetten moeten worden gewijzigd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De >Wet op de studiefinanciering1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt «die volledig onderwijs volgen» vervangen door: die volledig hoger onderwijs volgen en die nog niet de leeftijd van 27 jaren hebben bereikt, alsmede voor studerenden die volledig onderwijs, niet zijnde hoger onderwijs, volgen.

B

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6. Werkingssfeer

De wet is alleen van toepassing op studerenden tot 27 jaren die volledig hoger onderwijs volgen, alsmede op studerenden van 18 tot 27 jaren die overig volledig onderwijs volgen.

C

In artikel 19, eerste lid, wordt «artikel 21, achtste lid» vervangen door: artikel 21, negende lid.

D

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien een ouder voor de inkomstenbelasting is ingedeeld in tariefgroep 4 dan wel 5, en voor hem geen dubbele vrije voet geldt, geldt voor hem in afwijking van de derde volzin een vrije voet die naar de maatstaf van 1993 gelijk is aan f 30 000,-.

2. Het vijfde lid, de onderdelen b en c, wordt vervangen door:

b. f 800,- voor ieder kind jonger dan 18 jaren dat in het studiejaar dat aanvangt in het jaar voorafgaand aan het studiefinancieringstijdvak onder de werking van hoofdstuk II van de Wet tegemoetkoming studiekosten valt, en

c. f 800,- voor ieder kind ouder dan 17 jaren dat in het studiejaar dat aanvangt in het jaar voorafgaand aan het studiefinancieringstijdvak onder de werking van hoofdstuk III van de Wet tegemoetkoming studiekosten valt.

3. Onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot zevende tot en met negende lid, wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Het vijfde lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien het kind ressorteert onder artikel 16, tweede lid, ten 3° van de Wet tegemoetkoming studiekosten en het tevens speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs volgt.

4. In het zevende lid wordt «het vijfde lid» vervangen door: het vijfde en het zesde lid.

5. In het achtste lid wordt «het zesde lid» vervangen door: het zevende lid.

6. In het negende lid wordt «het zesde lid» vervangen door: het zevende lid.

E

Na artikel 23 wordt ingevoegd een nieuw artikel 24, luidende:

Artikel 24. Andere aanpassing van de invloed van het ouderlijk inkomen

Indien een ouder na het peiljaar is ingedeeld in een andere tariefgroep, wordt op verzoek van die ouder of de studerende de hoogte van de vrije voet, bedoeld in artikel 21, derde lid, dienovereenkomstig aangepast.

F

Artikel 54 komt te luiden:

Artikel 54. Aanpassing van de bedragen van de vrije voet

De in artikel 21, derde lid, genoemde bedragen van de vrije voet worden per 1 januari van ieder kalenderjaar aangepast met de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan in het tweede jaar, voorafgaand aan het jaar waarop de wijziging betrekking heeft. De aangepaste bedragen treden in de plaats van de in artikel 21, derde lid, genoemde bedragen.

G

De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding van artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24 Andere aanpassing van de invloed van het ouderlijk inkomen.

2. De aanduiding van artikel 54 komt te luiden:

Artikel 54 Aanpassing van de bedragen van de vrije voet.

ARTIKEL II

De Wet tegemoetkoming studiekosten2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 45 komt te luiden:

Artikel 45. Nationaliteit

Het bepaalde bij of krachtens artikel 7 van de Wet op de studiefinanciering is van toepassing, met dien verstande dat hiervan in verband met het karakter van hoofdstuk IV bij algemene maatregel van bestuur ten gunste van de studerende kan worden afgeweken.

B

In artikel 59, eerste lid, onderdeel g, wordt «artikel 13, aanhef» vervangen door: artikel 13, tweede lid, aanhef.

C

In artikel 92a, onderdeel c, wordt «in artikel 16a, tweede lid, onderdeel c, in plaats van «het normbedrag bedoeld in artikel 16, derde lid, onderdeel b» vervangen door: in artikel 16a, derde lid, onderdeel b, in plaats van «het normbedrag bedoeld in artikel 16, derde lid, onderdeel c».

ARTIKEL III

De Wet tegemoetkoming studiekosten2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 45 komt te luiden:

Artikel 45. Nationaliteit

Het bepaalde bij of krachtens artikel 21 is van toepassing, met dien verstande dat hiervan in verband met het karakter van hoofdstuk IV bij algemene maatregel van bestuur ten gunste van de studerende kan worden afgeweken.

B

In artikel 69, lid 1a, wordt na «artikel 9, eerste lid, onderdeel e dan wel onderdeel f,» ingevoegd: of artikel 22, eerste lid, onderdeel b,.

C

In artikel 71, tweede lid, wordt na «artikel 9, eerste lid, onderdeel e dan wel onderdeel f,» ingevoegd «of artikel 22, eerste lid, onderdeel b,» en wordt na «hoofdstuk II» ingevoegd: of hoofdstuk III.

D

In artikel 94 wordt onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, is gegrond op artikel 16a, is de verhoging twee twaalfde deel van het in het eerste lid genoemde bedrag.

ARTIKEL IV

Artikel I, onderdelen B en D, van de wet van 28 maart 1996, houdende wijziging van onder meer de Wet op de studiefinanciering en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van de prestatiebeurs, de vorm van de toelage en de leeftijd waarop aanspraak op studiefinanciering in het hoger onderwijs ontstaat (Stb. 227) vervalt.

ARTIKEL V

  • 1. Indien de studerende op grond van artikel I, onderdeel C, voor zover het betreft artikel 21, derde dan wel vijfde lid, van de Wet op de studiefinanciering, recht heeft op een bedrag aan aanvullende beurs in een periode tussen 31 december 1995 en de datum van inwerkingtreding van deze wet, en dat bedrag in verband met de hoogte van de reeds opgenomen rentedragende lening niet geheel als gift kan worden uitbetaald, wordt het niet uitbetaalde bedrag steeds over de desbetreffende maand verrekend met de rentedragende lening. De over het te verrekenen bedrag aan rentedragende lening opgebouwde rente gaat teniet.

  • 2. Op aanvraag van de studerende wordt, in afwijking van het eerste lid, het gehele in dat lid bedoelde bedrag aan aanvullende beurs steeds verrekend met de over de desbetreffende maand opgenomen rentedragende lening. De over het te verrekenen bedrag aan rentedragende lening opgebouwde rente gaat teniet.

ARTIKEL VI

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel III, onderdeel D, voor het eerst betrekking heeft op tegemoetkomingen over de kalendermaand volgend op de datum van inwerkingtreding.

  • 2. Artikel I, onderdelen D, voor zover het betreft artikel 21, derde lid, van de Wet op de studiefinanciering, E, F en G, werkt terug tot en met 1 januari 1996.

  • 3. Artikel I, onderdelen C en D, voor zover het betreft artikel 21, vijfde lid, onderdeel b, zesde, achtste en negende lid, van de Wet op de studiefinanciering en artikel II werken terug tot en met 1 augustus 1996.

  • 4. Artikel I, onderdelen A en B, werkt terug tot en met 1 september 1996.

  • 5. Artikel I, onderdeel D, voor zover het betreft artikel 21, vijfde lid, onderdeel c, van de Wet op de studiefinanciering, en artikel III, onderdelen A, B en C, werken terug tot en met 1 januari 1997.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 10 april 1997

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Uitgegeven de negenentwintigste april 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1991, 112, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 februari 1997, Stb. 117.

XNoot
2

Stb. 1995, 676, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 juli 1996, Stb. 397.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1996/97, 25 163.

Handelingen II 1996/97, blz. 4477.

Kamerstukken I 1996/97, 25 163 (225).

Handelingen I 1996/97, zie vergadering dd. 8 april 1997.

Naar boven