Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 1997, 162 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 1997, 162 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is een aantal wetten te wijzigen in verband met de privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis1 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1, tweede lid, eerste en tweede gedachtenstreepje, wordt na de zinsnede «ambtelijk inkomen in de zin van artikel C 1 van de Algemene burgerlijke pensioenwet» telkens toegevoegd: , zoals dat luidde op 31 december 1995,.
De Noodwet geneeskundigen2 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 12, eerste lid, wordt de zinsnede «die in dienst zijn van een lichaam als bedoeld in een der artikelen B 1, B 2, B 3 en U 2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1966, 6)» vervangen door: die overheidswerknemer zijn in de zin van artikel 2 van de Wet privatisering ABP.
De Noodwet Arbeidsvoorziening3 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 9, eerste lid, wordt de zinsnede «die in dienst zijn van een lichaam als bedoeld in een der artikelen B 1, B 2, B 3 en U 2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1966, 6)» vervangen door: die overheidswerknemer zijn in de zin van artikel 2 van de Wet privatisering ABP.
De Wet op de rechterlijke organisatie4 wordt als volgt gewijzigd:
A. Na artikel 11 worden drie artikelen toegevoegd, luidende:
1. De voor het leven benoemde leden van de rechterlijke macht kunnen, wanneer zij wegens ziekte ongeschikt zijn tot het verrichten van hun taak, door de Hoge Raad worden ontslagen indien:
a. de ongeschiktheid twee jaar onafgebroken heeft geduurd,
b. herstel binnen zes maanden na de termijn van twee jaar redelijkerwijs niet is te verwachten en
c. na een zorgvuldig onderzoek het niet mogelijk is gebleken om de rechterlijk ambtenaar binnen het gezagsbereik van Onze Minister van Justitie andere passende of gangbare arbeid op te dragen danwel de betrokkene heeft geweigerd deze opdracht te aanvaarden.
2. Voor het bepalen van het tijdvak van twee jaar worden tijdvakken van ongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
3. In afwijking van het eerste lid kan het ontslag, indien de daar bedoelde voorwaarden zijn vervuld en de belanghebbende daarom verzoekt, worden verleend bij koninklijk besluit. Voor de rechtsgevolgen wordt dit ontslag gelijkgesteld met een door de Hoge Raad overeenkomstig het eerste lid verleend ontslag.
1. Voor de beoordeling of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, onderdelen a en b, wordt medisch advies ingewonnen bij een door het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel daartoe aangewezen arts. Deze stelt naar aanleiding van zijn bevindingen een rapport op, dat wordt toegezonden aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad en in afschrift aan belanghebbende.
2. De arts betrekt bij zijn beoordeling een door de procureur-generaal aangewezen arts en, indien de belanghebbende dit wenst, een door de belanghebbende aangewezen arts.
3. De procureur-generaal stelt de belanghebbende er schriftelijk van op de hoogte dat de in het eerste lid bedoelde procedure zal worden ingesteld en dat de belanghebbende bevoegd is desgewenst een arts aan te wijzen. Deze mededeling geschiedt op zijn vroegst vanaf de achttiende maand na de eerste ziektedag en in ieder geval op een zodanig tijdstip dat de procedure met betrekking tot het medisch advies uiterlijk in de 24ste maand na de eerste ziektedag afgerond kan zijn.
1. Aan een voor het leven benoemd lid van de rechterlijke macht kan, wanneer hij wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn taak, door de Hoge Raad een andere taak worden opgedragen, voor zover deze valt binnen het gezagsbereik van Onze Minister van Justitie.
2. Gedurende het eerste jaar dat de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn taak, is hij verplicht een hem opgedragen taak te aanvaarden indien sprake is van passende arbeid als bedoeld in artikel 30 van de Ziektewet.
3. Gedurende het tweede jaar dat de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn taak, is hij verplicht een hem opgedragen taak te aanvaarden indien sprake is van gangbare arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Deze verplichting geldt eveneens na afloop van het tweede jaar.
4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing indien aan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, de eigen taak wordt opgedragen onder andere voorwaarden.
5. In afwijking van het eerste lid kan de opdracht, indien de daar bedoelde voorwaarden zijn vervuld en de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, daarom verzoekt, worden gegeven bij koninklijk besluit. Voor de rechtsgevolgen wordt een zodanige opdracht gelijkgesteld met een door de Hoge Raad overeenkomstig het eerste lid gegeven opdracht.
B. Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
2. Onderdeel a vervalt. De onderdelen b, c en d worden geletterd a, b en c.
3. In onderdeel a (nieuw) wordt de zinsnede «anders dan uit hoofde van ziekten of gebreken» vervangen door: anders dan bedoeld in artikel 11a.
C. In artikel 12a, eerste lid, wordt de zinsnede «artikel 12, eerste lid, aanhef en onder b» vervangen door: artikel 12, aanhef en onder a.
D. In artikel 13, tweede lid, wordt de zinsnede «ontslag, anders dan op de gronden vermeld in artikel 12, eerste lid, onder a» vervangen door: ontslag, anders dan op grond van artikel 11a.
E. Artikel 84a, derde lid, komt te luiden:
3. Een wijziging als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt voor de vaststelling van aanspraken op en verplichtingen ten aanzien van pensioenen en uitkeringen wegens vrijwillig vervroegd uittreden gelijkgesteld met ontslag.
Aan artikel 9a van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren5 worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Een belanghebbende kan bij de Centrale Raad van Beroep tevens beroep instellen tegen een schriftelijke beslissing of een handeling, krachtens deze wet genomen of verricht door een onafhankelijk, bij wet ingesteld met rechtspraak belast orgaan of door de voorzitter of een lid van een zodanig orgaan, waarbij een voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar als zodanig, een nagelaten betrekking of rechtverkrijgende belanghebbende is.
4. Het derde lid is niet van toepassing ten aanzien van schriftelijke beslissingen en handelingen, genomen of verricht door de president van de Hoge Raad.
Indien het bij koninklijke boodschap van 14 juni 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten (aanvulling van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren met onder meer de onderwerpen omvang van de taak, arbeidstijd, vakantie en verlof) (Kamerstukken II 1994/95, 24 220, nrs. 1–2)6 tot wet wordt verheven, worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van die wet aan artikel 47 van die wet twee leden toegevoegd, luidende:
3. Een belanghebbende kan bij de Centrale Raad van Beroep tevens beroep instellen tegen een schriftelijke beslissing of een handeling, krachtens deze wet genomen of verricht door een onafhankelijk, bij wet ingesteld met rechtspraak belast orgaan of door de voorzitter of een lid van een zodanig orgaan, waarbij een voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar als zodanig, een nagelaten betrekking of rechtverkrijgende belanghebbende is.
4. Het derde lid is niet van toepassing ten aanzien van schriftelijke beslissingen en handelingen, genomen of verricht door de president van de Hoge Raad.
De Beroepswet7 wordt als volgt gewijzigd:
In de bijlage vervallen onder A de onderdelen 1 en 2 en worden de onderdelen 3 tot en met 10 vernummerd tot 1 tot en met 8.
De Algemene wet bestuursrecht8 wordt als volgt gewijzigd:
In de bijlage onder B vervalt onderdeel 2 en wordt onderdeel 3 vernummerd tot 2.
Het Burgerlijk Wetboek9 wordt als volgt gewijzigd:
In boek 6, artikel 197, eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «of krachtens artikel N 11 van de Algemene burgerlijke pensioenwet zich niet uitstrekt» vervangen door: of krachtens artikel 70 van de Wet privatisering ABP zich niet uitstrekt.
De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding10 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 1, vierde lid, vervallen de onderdelen c en e en worden de onderdelen d, f, g, h, i, j en k geletterd tot c tot en met i.
B. In artikel 7, vierde lid, wordt de zinsnede «alsmede in geval van overdracht en overname van wiskundige reserves in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet of hetgeen daarmee overeenkomt in andere overheidspensioenwetten» vervangen door: alsmede hetgeen daarmee overeenkomt in de overheidspensioenwetten.
De Wet Nationale ombudsman11 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 10, zesde lid, vervalt de zinsnede: «en artikel F 2, vierde lid, onderdeel e, van de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1986, 540)».
De Wet financiële voorzieningen privatisering ABP12 wordt als volgt gewijzigd:
A. De artikelen 2 tot en met 10 vervallen.
B. Artikel 21, tweede lid, komt te luiden:
2. Het FAOP heeft tot doel:
a. zorg te dragen voor de uitvoering van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP, alsmede de artikelen 49, 50, vierde lid, 51 en 76 van die wet;
b. zorg te dragen voor de uitvoering van:
1°. de AAW, bedoeld in artikel 8, derde lid, van die wet;
2°. de Wet arbeid gehandicapte werknemers, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van die wet;
c. de middelen bijeen te brengen en te beheren die nodig zijn voor de dekking van de uitgaven van het FAOP op grond van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP, alsmede de artikelen 49, 50, vierde lid, 51 en 76 van die wet, met inbegrip van de uitvoeringskosten terzake.
C. Artikel 21a komt te luiden:
Ten laste van het FAOP komen de uitgaven, met inbegrip van de uitvoeringskosten terzake, voor zover uitgaven niet in rekening kunnen worden gebracht bij het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds, bedoeld in artikel 34 van de Wet financiering volksverzekeringen, met betrekking tot:
a. de uitvoering van paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP, alsmede de artikelen 49, 50, vierde lid, 51 en 76 van die wet;
b. de uitvoering van de Wet arbeid gehandicapte werknemers, bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, en 16 van die wet.
D. In artikel 24, eerste lid, wordt de zinsnede «bedraagt een jaarlijks door het bestuur van het FAOP vast te stellen» vervangen door: bedraagt een door het bestuur van het FAOP vast te stellen.
E. In artikel 39, eerste lid, onderdeel d, vervalt de zinsnede «en het niet de invaliditeitspremie betreft, bedoeld in artikel 23, eerste lid».
F. De artikelen 42 en 43 vervallen.
G. In artikel 43a, eerste lid, wordt de zinsnede «de uitgaven van het FAOP, bedoeld in artikel 39, eerste lid, onderdeel b» vervangen door: de uitgaven van het FAOP, bedoeld in artikel 21a, onderdeel c.
H. Artikel 46, vierde, vijfde en zesde lid, worden vervangen door de volgende leden:
4. Het bestuur stelt voor de secretaris en het overige personeel van het FAOP voorschriften vast betreffende:
a. aanstelling, schorsing en ontslag;
b. het onderzoek naar de geschiktheid en de bekwaamheid;
c. bezoldiging en ontslaguitkering;
d. diensttijden;
e. verlof en vakantie;
f. voorzieningen in verband met ziekte;
g. bescherming bij de arbeid;
h. woon-, verblijfs- en bereikbaarheidsverplichtingen;
i. medezeggenschap;
j. overige rechten en verplichtingen;
k. disciplinaire straffen;
l. de wijze waarop met de daarvoor in aanmerking komende vakorganisaties van overheidspersoneel overleg wordt gepleegd over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de in aanhef genoemde personen, waaronder voorzieningen ter oplossing van geschillen die zijn gerezen in dat overleg.
5. Het bestuur zendt de voorschriften, bedoeld in het eerste lid, alsmede de voorschriften ter uitvoering daarvan aan Onze Minister.
6. Een voorschrift als bedoeld in het vijfde lid treedt niet in werking voordat Onze Minister het heeft goedgekeurd.
7. Onze Minister stelt het bestuur zo spoedig mogelijk doch uiterlijk twee maanden na ontvangst ervan in kennis of hij een voorschrift goedkeurt.
8. Onze Minister kan zijn beslissing omtrent de goedkeuring eenmaal voor ten hoogste een maand verdagen.
9. De goedkeuring wordt geacht te zijn verleend indien binnen de in het zevende lid genoemde termijn geen beslissing of geen besluit tot verdaging, dan wel binnen de termijn waarvoor de beslissing is verdaagd, geen beslissing aan het bestuur is verzonden.
10. Onze Minister onthoudt zijn goedkeuring, geheel of gedeeltelijk, uitsluitend in die gevallen dat het voorschrift niet in overeenstemming is met hetgeen terzake geldt voor overheidswerknemers in de zin van de Wet privatisering ABP die binnen de sector Rijk werkzaam zijn. In het belang van het FAOP kan daarvan worden afgeweken.
I. Artikel 49 komt te luiden:
1. Het bestuur zendt met het oog op de vereiste overeenstemming daarover met Onze Minister en de Centrale Commissie, voor 1 augustus van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop deze betrekking heeft aan Onze Minister:
a. een begroting van de te verwachten uitgaven van het FAOP, bedoeld in artikel 21a, in het eerstvolgend kalenderjaar, alsmede
b. een voorstel omtrent de vast te stellen invaliditeitspremie, bedoeld in artikel 24, die toereikend is voor de dekking van de in artikel 21a bedoelde uitgaven van het FAOP.
2. De in de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde begroting opgenomen uitgaven van het FAOP worden wat het onderdeel inzake de in artikel 21a bedoelde uitvoeringskosten betreft, ingedeeld naar de kostensoorten personeel en materieel.
3. De in het tweede lid bedoelde kostensoorten worden zodanig gespecificeerd en toegelicht dat een overzichtelijk beeld ontstaat van de samenstelling ervan, van de samenhang met de andere kostensoort en van de relatie met het niveau van de dienstverlening.
4. De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde begroting gaat wat het onderdeel inzake de in artikel 21a bedoelde uitvoeringskosten betreft, vergezeld van een analyse van de uitvoeringskosten in het lopende kalenderjaar en van een onderbouwde raming van de uitvoeringskosten in de vier jaren die volgen op het eerstvolgende kalenderjaar.
5. Het bestuur zendt de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde begroting terstond nadat die overeenkomstig het tweede lid is vastgesteld, ter kennisname aan het College van toezicht sociale verzekeringen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen.
6. Totdat over de begroting overeenstemming is bereikt met Onze Minister en de Centrale Commissie, geldt de begroting van het voorafgaande jaar als grondslag van het beheer, met dien verstande dat het bestuur bevoegd is, ten einde de dienst gaande te houden, te beschikken over ten hoogste vier twaalfde deel van de bedragen die op de laatstelijk goedgekeurde begroting voor een geheel jaar zijn vastgesteld.
7. Het bestuur zendt jaarlijks aan Onze Minister ter kennisname een afschrift van de met overeenkomstige toepassing van artikel 87, vierde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag over het verstreken boekjaar.
8. Door Onze Minister kunnen na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nadere regels worden gesteld aangaande de inrichting van de begroting en het voorstel omtrent de vast te stellen invaliditeitspremie, bedoeld in het eerste lid.
J. Artikel 65 komt te luiden:
K. In artikel 66 komt de zinsnede «indien het een ambtenaar in de zin van de Abp-wet betrof» te luiden: indien het een overheidswerknemer in de zin van artikel 2 van de Wet privatisering ABP betrof die werkzaam is binnen de sector Defensie.
L. Artikel 71 vervalt.
De Toeslagwet Indonesische pensioenen 195613 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «dan wel van de Pensioenwet 1922 (Stb. 240) of de Algemene burgerlijke pensioenwet -,» vervangen door: dan wel van de Pensioenwet 1922, de Algemene burgerlijke pensioenwet of een overeenkomst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP die van toepassing is op overheidswerknemers die werkzaam zijn in de sector Rijk -,.
2. In het eerste lid, onderdeel e, wordt aan het eind de punt vervangen door een komma en wordt toegevoegd: alsmede pensioenuitkeringen op grond van een overeenkomst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP die van toepassing is op overheidswerknemers die werkzaam zijn in de sector Rijk,.
B. Artikel 3, tiende lid, vervalt.
C. Artikel 30g komt te luiden:
Bij ministeriële regeling worden regelen vastgesteld betreffende een wijziging van de aanpassingstoeslag, overeenkomstig de wijziging van de pensioenen voor de overheidswerknemers in de zin van artikel 2 van de Wet privatisering ABP die werkzaam zijn geweest in de sector Rijk, en met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat.
De Samenloopregeling Indonesische pensioenen 196014 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 4 komt als volgt te luiden:
1. De beperking van de uitbetaling van het pensioen of de pensioenen, bedoeld in artikel 3, wordt gerekend vanaf 1 januari 1963 gesteld op een bedrag dat gelijk is aan het deel van het algemeen ouderdomspensioen dat geacht kan worden betrekking te hebben op de tijd die samenvalt met de diensttijd waarnaar een of meer aan betrokkene toekomende pensioenen worden geacht te zijn berekend, met dien verstande dat de beperking van de uitbetaling, bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt berekend naar het algemeen ouderdomspensioen van een ongehuwde, dan wel het algemeen ouderdomspensioen van een gehuwde als dit pensioen minder bedraagt.
2. Indien het bedrag dat aan een overheidsdienaar aan een of meer eigen pensioenen of aan een weduwe aan een of meer weduwenpensioenen is toegekend, per maand in totaal minder bedraagt dan 1/12 deel, onderscheidenlijk 5/84 deel, van het normbedrag, bedoeld in het derde lid, wordt het met toepassing van het eerste lid berekende bedrag van de beperking vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller 40 maal het eerstbedoelde bedrag bedraagt en de noemer gelijk is aan het produkt van het aantal dienstjaren, waarnaar het pensioen of de pensioenen ingevolge artikel 2, eerste lid, wordt of worden geacht te zijn berekend en 1/12 deel, onderscheidenlijk 5/84 deel, van het vorenbedoelde normbedrag.
3. Het normbedrag is het ouderdomspensioen dat overeenkomstig de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die luidde op 31 december 1995, is berekend naar een diensttijd van 40 jaren en middelsom van berekeningsgrondslagen die gelijk is aan het bedrag, bedoeld in artikel J 12 van die wet, en met inachtneming van artikel F 7 van die wet. De bedragen, bedoeld in de artikelen J 12 en F 7 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die luidden op 31 december 1995, worden met ingang van 1 januari 1996 bij ministeriële regeling aangepast overeenkomstig de aanpassing van de pensioenen voor overheidswerknemers in de zin van artikel 2 van de Wet privatisering ABP die werkzaam zijn geweest in de sector Rijk, aan een algemene bezoldigingswijziging.
4. Indien het bedrag van de beperking dat is berekend volgens het tweede lid, hoger is dan het bedrag van de beperking dat is berekend volgens het eerste lid, wordt het bedrag van de beperking gesteld op het overeenkomstig het eerste lid berekende bedrag.
B. In artikel 5a, eerste lid, wordt de zinsnede «een pensioenuitkering als bedoeld in artikel A 2 en artikel J 14, lid 5, van de Algemene burgerlijke pensioenwet» vervangen door: een pensioenuitkering als bedoeld in artikel A 2 en artikel J 14, vijfde lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die luidden op 31 december 1995.
C. In artikel 18, derde lid, wordt de zinsnede «een weduwenpensioenuitkering, zoals bedoeld in artikel A 2 en artikel J 14, lid 5, van de Algemene burgerlijke pensioenwet» vervangen door: een weduwenpensioenuitkering als bedoeld in artikel A 2 en artikel J 14, vijfde lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die luidden op 31 december 1995.
De Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps15 wordt als volgt gewijzigd:
A. De artikelen 2 tot en met 5 vervallen.
B. Artikel 8 komt te luiden:
De aanpassingstoeslag wordt met ingang van 1 januari 1996 bij ministeriële regeling aangepast overeenkomstig de aanpassing van de pensioenen voor overheidswerknemers in de zin van artikel 2 van de Wet privatisering ABP die werkzaam zijn geweest in de sector Rijk, aan een algemene bezoldigingswijziging.
C. Artikel 11, derde lid, vervalt.
D. De inhoudsaanduiding van de DERDE AFDELING komt te luiden:
Aanpassing der pensioenen aan wijzigingen in de pensioenen van overheidswerknemers die werkzaam zijn geweest in de sector Rijk
E. Artikel 12 komt te luiden:
1. Indien het bedrag, dat tot grondslag heeft gestrekt voor de berekening van het eigen pensioen, dan wel, indien het pensioen is afgeleid van een eigen pensioen, het bedrag dat tot grondslag heeft gestrekt voor de berekening van dat eigen pensioen, vermeerderd met een percentage gelijk aan het percentage van de op dat pensioen bij of krachtens deze wet toegekende aanpassingstoeslag, lager is dan 7/66 maal het normbedrag bedoeld in het tweede lid, wordt het met toepassing van artikel 11 berekende bedrag van de beperking vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller het eerstbedoelde vermeerderde bedrag is en de noemer 7/66 maal het normbedrag. De uitkomst van deze vermenigvuldiging vormt in dat geval het bedrag van de beperking van het pensioen.
2. Het normbedrag is het bedrag, bedoeld in artikel J 12 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die luidde op 31 december 1995, welk bedrag met ingang van 1 januari 1996 bij ministeriële regeling wordt aangepast overeenkomstig de aanpassing van de pensioenen voor overheidswerknemers in de zin van artikel 2 van de Wet privatisering ABP die werkzaam zijn geweest in de sector Rijk.
F. Artikel 30, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede en derde lid worden vervangen door een nieuw lid, luidende:
2. Met ingang van 1 januari 1995 wordt geen toepassing gegeven aan artikel 17 van het pensioenreglement.
2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.
G. Artikel 30, derde lid, vervalt.
De Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens16 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a, onder 2°, vervalt.
2. Onderdeel a, onder 3°, wordt vernummerd tot onderdeel a, onder 2°.
3. Onderdeel b komt te luiden:
b. een derde als bedoeld in artikel 99, tenzij het betreft de Stichting Pensioenfonds ABP.
De Wet van 20 december 1984, houdende aanpassing van uitkeringspercentages van ontslaguitkerings- en arbeidsongeschiktheidsregelingen voor overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel (Stb. 657)17, wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onderdeel a, laatste gedachtenstreepje, wordt de zinsnede «die is getroffen door een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel B 3 of U 2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet» vervangen door: die is getroffen door een B 3-lichaam als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Wet privatisering ABP, dan wel door een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van die wet.
De Wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer (Stb. 1993, 218)18, wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3, tweede lid, komt te luiden:
2. Indien de som van de in het eerste lid bedoelde bezoldiging en andere inkomsten die een belanghebbende geniet uit hoofde van het vervullen van een of meer functies, waarvan de gelden ten laste van de openbare kas komen, dan wel krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet of krachtens een andere pensioenregeling, bedoeld in artikel J 1a, zevende lid, van genoemde wet, zoals dat luidde op 31 december 1994, of een overeenkomst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP, per maand meer bedraagt dan de bezoldiging van een staatsraad, dan wordt dat meerdere op de in het eerste lid bedoelde bezoldiging in mindering gebracht, met dien verstande dat deze hierdoor niet lager mag worden vastgesteld dan op het bedrag, dat zou zijn genoten indien het bepaalde in het derde lid, tweede volzin, op hem van toepassing zou zijn geweest.
De Wet van 27 juli 1960, houdende maatregelen met betrekking tot de pensioenen van het personeel van de Koninklijke Hofhouding (Stb. 314),19 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Leden van het personeel van de Koninklijke Hofhouding voor wie krachtens de in artikel 1 bedoelde overeenkomst een pensioenvoorziening is getroffen, worden voor de toepassing van:
a. artikel 7 van de Werkloosheidswet;
b. artikel 6, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
c. artikel 6, eerste lid, van de Ziektewet;
aangemerkt als degene aan wie door het Rijk terzake van zijn arbeidsverhouding invaliditeitspensioen is verzekerd.
De Wet van 6 juni 1991, houdende regels betreffende de aanspraak op zwangerschaps- en bevallingsverlof van overheids- en onderwijspersoneel (Stb. 347), wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 komt te luiden:
De Wet privatisering ABP20 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 24, tweede lid, wordt de zinsnede «blijft de heffing van vermogensbelasting achterwege» vervangen door: blijft de heffing van overdrachtsbelasting achterwege.
B. In artikel 32, eerste lid, wordt de zinsnede «alsmede de artikelen 57 tot en met 58 juncto 14, 16 tot en met 20, 48 en 78 van de AAW en de op de artikelen 57 tot en met 58 van die wet berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing» vervangen door: alsmede de artikelen 57 tot en met 58 juncto 14, 16 tot en met 20g, 48 tot en met 48b en 78 van de AAW en de op de genoemde artikelen van die wet berustende bepalingen, zijn van overeenkomstige toepassing.
C. Artikel 46, tweede en derde lid, komt te luiden:
2. Het bestuur van het FAOP maakt gebruik van de diensten van de Stichting USZO, overeenkomstig een terzake door het FAOP en de Stichting USZO te sluiten overeenkomst naar burgerlijk recht, ten behoeve van de uitvoering van:
a. zijn taak op grond van het eerste lid;
b. de AAW, bedoeld in artikel 8, derde lid, van die wet;
c. de Wet arbeid gehandicapte werknemers, bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, en 16 van die wet;
d. zijn taak op grond van artikel 49;
e. zijn taak op grond van artikel 50, vierde lid;
f. zijn taak op grond van artikel 51;
g. zijn taak op grond van artikel 76.
3. De goedkeuring van Onze Minister is vereist met betrekking tot:
a. de in het tweede lid bedoelde overeenkomst;
b. de wijziging, de aanvulling, de uitbreiding of de herziening van de in het tweede lid bedoelde overeenkomst;
c. het door derden laten verrichten van werkzaamheden die ingevolge de in het tweede lid bedoelde overeenkomst zijn opgedragen aan de Stichting USZO.
D. Artikel 51 komt te luiden:
Met ingang van 1 januari 1996 treedt het FAOP in de plaats van het ABP wat het verrichten van handelingen betreft met betrekking tot:
a. de bonusuitkering, bedoeld in artikel 59e, vierde lid, van de AAW, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van de Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie;
b. de geldelijke bijdrage met betrekking tot een overheidswerknemer, bedoeld in artikel 59i, eerste lid, onderdeel b of c, van de AAW, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van de Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie;
c. de subsidie, bedoeld in artikel 59n, eerste of derde lid, van de AAW, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van de Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie;
d. de overeenkomstige toepassing van hoofdstuk IIA van de WAO en de daarop berustende bepalingen, bedoeld in artikel K 10 van de Abp-wet, zoals dat artikel luidde op 31 december 1995.
E. Artikel 53 vervalt.
F. Na artikel 66 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Besluiten van het FAOP uit hoofde van zijn taak ingevolge artikel 46, eerste lid, die genomen zijn voor 1 januari 1996, worden tot de datum waarop het College van toezicht sociale verzekeringen, bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet sociale verzekeringen, deze zal hebben goedgekeurd, doch uiterlijk tot 1 januari 1997, aangemerkt als te zijn goedgekeurd door dat college, voor zover het betreft besluiten die:
a. betrekking hebben op het in artikel 49, tweede juncto eerste lid, van de Wet FVP/ABP bedoelde onderdeel van de begroting betreffende de in artikel 21a van die wet bedoelde uitvoeringskosten;
b. de goedkeuring behoeven van het vorengenoemde college op grond van artikel 15, eerste lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen; of
c. overeenkomstig artikel 18 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de artikelen 27 en 28 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn vastgesteld.
2. Ingeval het college, bedoeld in het eerste lid, zijn goedkeuring onthoudt aan een besluit van het FAOP als bedoeld in het eerste lid, behoudt het bedoelde besluit zijn gelding gedurende de periode tot aan de datum van de bedoelde beslissing van het College.
De Wet kaderregeling vut overheidspersoneel21 wordt als volgt gewijzigd:
A. Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Onze Minister kan regels stellen voor de dekking van financiële lasten wegens uit een vut-overeenkomst onstane rechten van personen die behoren of behoorden tot het personeel van een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, dan wel van een instelling waarop artikel 3 van overeenkomstige toepassing is, voor het geval zo'n instelling ophoudt te bestaan of ophoudt als een zodanige instelling te bestaan.
B. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde, vierde en vijfde lid worden vervangen door de volgende leden:
3. De lasten die voor het Vut-fonds ontstaan door artikel 8, tweede lid, worden gedekt door bijdragen van de overheids- en onderwijsinstellingen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en van de instellingen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, met verhaal op het personeel van die instellingen.
4. De lasten die voor het Vut-fonds ontstaan door artikel 8, vierde lid, worden gedekt overeenkomstig de dekking van de lasten, bedoeld in het derde lid. Het bestuur van het Vut-fonds bepaalt evenwel op verzoek van de gezamenlijke sectorwerkgevers en centrales dat vanaf een bij dat verzoek aan te geven tijdstip de bijdragen worden verstrekt door de instellingen die behoren tot de sector waaruit de belanghebbenden, bedoeld in artikel 8, vierde lid, afkomstig zijn.
5. De in het tweede lid bedoelde bijdrage wordt aangewend ter vermindering van het verhaal op het personeel, bedoeld in het derde lid, en overigens ter verlichting van geldelijke verplichtingen die uit een vut-overeenkomst voor dat personeel zullen kunnen ontstaan.
2. Aan het zesde lid wordt de volgende volzin toegevoegd: De in de eerste volzin bedoelde regels kunnen voorts overeenkomstig omvatten het geval, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, terzake van de lasten bedoeld in het derde en vierde lid.
3. In het achtste lid wordt de zinsnede «aangewezen groepen werkgevers» vervangen door: aangewezen groepen instellingen.
De Wet privatisering RBB22 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6 vervalt.
De Tijdelijke wet arbeidsbemiddeling onderwijs23 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt de zinsnede «artikel B 2, eerste lid onder a, van de Algemene burgerlijke pensioenwet» vervangen door: artikel 2, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van de Wet privatisering ABP.
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. B 3-lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Wet privatisering ABP, alsmede privaatrechtelijke lichamen als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van die wet, indien die lichamen middellijk of onmiddellijk, geheel of gedeeltelijk worden gesubsidieerd ten laste van hoofdstuk VIII van de rijksbegroting, met uitzondering van door de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek gesubsidieerde privaatrechtelijke lichamen;.
B. Artikel 3 komt te luiden:
Wachtgelder in de zin van deze wet is degene die in verband met ontslag uit een betrekking aan een instelling in het genot is van een middellijk of onmiddellijk, geheel of gedeeltelijk ten laste van hoofdstuk VIII, hoofdstuk VII of hoofdstuk XIV van de rijksbegroting komende ontslaguitkering.
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek24 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 16.6 komt te luiden:
Personeel van niet bekostigde ingevolge deze wet aangewezen bijzondere instellingen voor hoger beroepsonderwijs dat op grond van artikel B 2, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals deze bepaling luidde bij inwerkingtreding van deze wet, de ambtenarenstatus verworven heeft, is onder dezelfde voorwaarden met ingang van 1 januari 1996 overheidswerknemer in de zin van artikel 2 van de Wet privatisering ABP en behoudt voor zolang dat dienstverband voortduurt die status.
De Wet op het Basisonderwijs25 wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 96d, eerste lid, 105, derde lid, 111a, vijfde lid, en 114b, eerste, tweede, derde en vijfde lid, in het opschrift van de artikelen 96d en 114b, alsmede in de omschrijving van deze artikelen in de inhoudsopgave wordt de zinsnede «of herplaatsingswachtgelden» telkens vervangen door: of suppleties inzake arbeidsongeschiktheid.
De Interimwet speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs26 wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 93e, eerste lid, 102, derde lid, 107a, vijfde lid, en 110b, eerste, tweede, derde en vijfde lid, in het opschrift van de artikelen 93e en 110b, alsmede in de omschrijving van deze artikelen in de inhoudsopgave wordt de zinsnede «of herplaatsingswachtgelden» telkens vervangen door: of suppleties inzake arbeidsongeschiktheid.
De Wet op het voortgezet onderwijs27 wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 84b, eerste lid, 96o, derde lid, 98b, eerste, tweede, derde en vijfde lid, en 102b, vijfde lid, alsmede in het opschrift van artikel 98b wordt de zinsnede «of herplaatsingswachtgelden» telkens vervangen door: of suppleties inzake arbeidsongeschiktheid.
De Wet op de onderwijsverzorging28 wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 64a, eerste tot en met vijfde lid, 64b, eerste lid, onderdeel d, 84, tweede lid, en 90, tweede lid, alsmede in het opschrift van artikel 64a wordt de zinsnede «of herplaatsingswachtgelden» telkens vervangen door: of suppleties inzake arbeidsongeschiktheid.
De Wet educatie en beroepsonderwijs29 wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 2.5.8, derde lid, 4.4.2, eerste, tweede, derde en vijfde lid, en 4.4.3, eerste lid, onderdeel d, alsmede in het opschrift van artikel 4.4.2 wordt de zinsnede «of herplaatsingswachtgelden» telkens vervangen door: of suppleties inzake arbeidsongeschiktheid.
De Wet op het Kroondomein 195930 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 8, eerste lid, komt te luiden:
1. Gelden en andere zaken, verkregen door de in artikel 7, tweede lid, bedoelde rechtshandelingen, behoren tot het domein. Aldus verkregen gelden, alsmede uit aflossing en afschrijving verkregen gelden, worden herbelegd, behoudens voor zover zij vereist mochten zijn ter financiering van ongedekte exploitatie-uitgaven of van belegging in roerende kapitaalgoederen.
De Wet toezicht verzekeringsbedrijf 199331 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 13, eerste lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «het Algemeen burgerlijk pensioenfonds» vervangen door: het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel.
De Algemene militaire pensioenwet32 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel A 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen i, j, o, p en q vervallen en de onderdelen k, l, m en n worden geletterd tot i, j, k en l.
2. In de opsomming onder 1° van het na toepassing van het eerste lid met k aan te duiden onderdeel vervalt de zinsnede «De Militaire Weduwenwet 1922,».
B. In artikel A 8, eerste lid, vervalt de zinsnede «of de Militaire weduwenwet 1922».
C. Artikel A 5a vervalt.
D. Artikel B 1 komt te luiden:
E. De artikelen B 3 en B 4 vervallen.
F. Artikel E 2, tweede lid, komt te luiden:
2. Het vorige lid, onderdeel c, blijft buiten toepassing op de ontslagen beroepsmilitair die uit hoofde van dat ontslag geen aanspraak heeft op wachtgeld en als gevolg van een nieuwe dienstbetrekking verzekerde in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of een daarmee overeenkomende andere regeling is geworden, tenzij hij in verband met artikel 30 van die wet of de daarmee overeenkomende of daarnaar verwijzende bepaling in die andere regeling geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering kan doen gelden.
G. Artikel F 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt de zinsnede «bij algemene maatregel van» vervangen door: bij de door Onze Minister te stellen regels.
2. Het negende lid komt te luiden:
9. Het in het achtste lid genoemde franchisebedrag wordt door Onze Minister telkens, zodra het franchisebedrag, dat geldt voor de berekening van de premiegrondslag voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen van de overheidswerknemer in de zin van artikel 2 van de Wet privatisering ABP die met de betrokken militair kan worden gelijkgesteld, wordt gewijzigd, overeenkomstig aangepast en nader vastgesteld. Het herberekende pensioen gaat, onverminderd artikel F 11b, tweede lid, in op dezelfde dag als waarop genoemde wijzigingen zich hebben voorgedaan.
3. In het tiende lid wordt de zinsnede «Indien de som van de in het eerste lid onder a en b bedoelde diensttijd 40 jaren overschrijdt» vervangen door: Indien de som van de in het eerste lid onder a, b en c bedoelde diensttijd voor zover die voor 1 januari 1996 is opgebouwd 40 jaren overschrijdt.
H. Artikel F 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het vierde lid wordt de volgende volzin toegevoegd: Na 31 december 1995 opgebouwde diensttijd wordt in afwijking van het voorgaande onverkort vergolden naar de maatstaf, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of b.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Onze Minister laat op schriftelijk verzoek van de reservist, die naast zijn recht op pensioen bedoeld in artikel E 3, eerste lid, tevens recht of uitzicht heeft op een ander pensioen, de diensttijd, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, voorzover die bij de berekening van dat andere pensioen kan worden vergolden, bij de berekening van zijn pensioen als reservist buiten beschouwing.
I. In artikel F 6k, eerste lid, tweede volzin, en artikel F 7, achttiende lid, wordt de zinsnede «van dat pensioen dat geacht kan worden» vervangen door: van dat pensioen, zoals dat na de intrekking van die wetten op grond van de daarvoor in de plaats tredende pensioenreglementen wordt vastgesteld, dat geacht kan worden.
J. Artikel I 3 vervalt.
K. In artikel I 4 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1» voor het eerste lid.
L. Artikel I 5 komt te luiden:
M. Artikel I 6 komt te luiden:
N. Artikel J 1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. De zinsnede «bij samenloop van eigen pensioenen» wordt vervangen door: bij samenloop van pensioenen.
2. De zinsnede «wordt elk eigen pensioen» wordt vervangen door: wordt elk pensioen.
O. Artikel J 2 vervalt.
P. Artikel J 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «Bij de beperkingen, bedoeld in de artikelen J 1 en J 2» wordt vervangen door: Bij de beperking, bedoeld in artikel J 1.
2. De zinsnede «op de dag, met ingang waarvan die beperkingen worden toegepast» wordt vervangen door: op de dag, met ingang waarvan die beperking wordt toegepast.
Q. Artikel L 1 komt te luiden:
1. Indien de pensioenen voor overheidswerknemers in de zin van artikel 2 van de Wet privatisering ABP die werkzaam zijn geweest in de sector Defensie worden aangepast aan algemene bezoldigingswijzigingen, worden de pensioenen krachtens deze wet naar overeenkomstige normen en voorwaarden en vanaf hetzelfde tijdstip aangepast.
2. Indien op de pensioenen voor overheidswerknemers in de zin van artikel 2 van de Wet privatisering ABP die werkzaam zijn geweest in de sector Defensie een uitkering-ineens wordt verstrekt, verstrekt Onze Minister naar overeenkomstige normen en voorwaarden een uitkering-ineens op de pensioenen krachtens deze wet.
3. Voor pensioenen, vastgesteld naar een berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel F 7, zevende lid, onderdeel e, en in artikel F 10a, tweede lid, kan van het bepaalde in de voorgaande leden worden afgeweken.
4. Onze Minister stelt de regels voor de uitvoering van voorgaande leden vast. De betreffende regels zijn, zodra dat kan worden geëffectueerd, van overeenkomstige toepassing op het uitzicht op militair pensioen. De ingevolge dit lid vastgestelde regels werken zo nodig terug tot en met het in het eerste lid genoemde tijdstip.
R. Artikel L 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «worden bij algemene maatregel van bestuur, als in dat artikel bedoeld, gewijzigd» vervangen door: wijzigt Onze Minister.
2. In de opsomming van artikelen vervallen de aanduidingen «H 1, zestiende lid,» en «H 4, eerste lid,».
S. Artikel L 2a komt te luiden:
T. 1. De inhoudsaanduiding van Titel IV komt te luiden:
TITEL IV Van het verband tussen het pensioen en het pensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet.
2. Het opschrift van Hoofdstuk M vervalt.
U. Artikel M 1, derde lid, vervalt.
V. De hoofdstukken N, O en P vervallen.
W. Artikel Q 1 komt als volgt te luiden:
X. Artikel R 1 vervalt.
Y. Artikel R 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «het nabestaanden- en wezenpensioen, bedoeld in artikel 27» vervangen door: het pensioen van nagelaten betrekkingen, bedoeld in artikel 28.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De bijdrage wordt vastgesteld volgens bij algemene maatregel van bestuur nader te stellen regels en komt overeen met het pensioenbijdrageverhaal dat van de overheidswerknemer in de zin van artikel 2 van de Wet privatisering ABP, die met de in het eerste lid bedoelde militair kan worden gelijkgesteld, door diens werkgever wordt geheven naar een vast percentage of gedeelte van de aan de Stichting Pensioenfonds ABP voor die overheidswerknemer verschuldigde pensioenbijdrage.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien de militair overeenkomstig artikel F 6c, tweede lid, heeft gekozen voor een verlaging van de pensioenbijdrage, wordt die bijdrage verlaagd met 0,25 procentpunt van de bijdrage terzake van pensioenaanspraken uit hoofde van ziekten of gebreken, voorzover die aanspraken uitgaan boven de overeenkomstige aanspraken die zouden gelden indien de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering op hem van toepassing zou zijn geweest.
Z. Artikel R 4 komt te luiden:
Artikel R 2 is mede van toepassing ten aanzien van:
a. de beroepsmilitair die uit hoofde van non-activiteit, anders dan op verzoek of van rechtswege, aanspraak heeft op non-activiteitsbezoldiging en
b. de ontslagen beroepsmilitair, die uit hoofde van dat ontslag aanspraak heeft op wachtgeld.
AA. In artikel R 6 vervalt onderdeel e en wordt de puntkomma achter onderdeel d vervangen door een punt.
BB. In artikel R 14 vervalt het tweede lid.
CC. Artikel S 1, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister is belast met de uitvoering van deze wet.
DD. In artikel S 2 vervalt de zinsnede «dan wel uit hoofde van een overlijden ten gevolge van verwonding, ziekten of gebreken».
EE. Artikel S 4 vervalt.
FF. Artikel U 1 komt te luiden:
1. Behoudens het elders in dit hoofdstuk bepaalde gaat het pensioen in met ingang van de dag waarop het recht daarop ontstaat.
2. Behoudens het derde en vierde lid gaan de pensioenen krachtens artikel E 2, eerste lid, onderdeel c, en artikel E 5 in met ingang van de dag waarop de arbeidsongeschiktheid, respectievelijk de invaliditeit met dienstverband is ontstaan, dan wel met ingang van een daarmee gelijk te stellen dag.
3. Indien de aanvraag om pensioen is ingekomen meer dan een jaar na de dag waarop het ingevolge het eerste of tweede lid dan wel volgens hoofdstuk Y had kunnen ingaan, gaat het pensioen in met ingang van de datum liggende een jaar voor die dag.
4. Indien een pensioen ambtshalve wordt toegekend, gaat het pensioen in met ingang van een door Onze Minister te bepalen dag.
GG. Artikel U 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
2. De zinsnede «, dan wel een recht op nabestaanden- en wezenpensioen geheel of gedeeltelijk wordt verleend,» vervalt.
HH. Het eerste en tweede lid van artikel U 4 komen te luiden:
1. Het pensioen eindigt met het einde van de maand waarin de rechthebbende is overleden.
2. Ingeval van vermissing van de gepensioneerde eindigt het pensioen met het einde van een door Onze Minister te bepalen dag.
II. De artikelen U 5, U 6, U 7 en U 10 vervallen.
JJ. Artikel V 1, eerste lid, komt te luiden:
1. Zodra een pensioen door Onze Minister is toegekend, verricht deze het nodige voor de betaling.
KK. Artikel V 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:
1. Indien een gepensioneerde in een inrichting ter verpleging van geesteszieken of van zwakzinnigen is opgenomen of, niet opgenomen zijnde in een zodanige inrichting, op grond van geestelijke gestoordheid niet in staat is kwijting te verlenen voor de betaling van pensioen, alsmede in andere naar zijn oordeel zeer bijzondere gevallen, is Onze Minister bevoegd zonder machtiging van de gepensioneerde het pensioen te betalen aan een door hem aan te wijzen derde.
2. In het tweede lid vervalt de zinsnede «onderscheidenlijk het bestuur».
LL. Artikel V 3, derde lid, komt te luiden:
3. Onze Minister kan van het tweede lid afwijken, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat betrokkene in verzuim is geweest.
MM. Artikel V 4, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De punt achter onderdeel e wordt vervangen door een komma, waarna wordt toegevoegd: zodra dat na intrekking van die wetten op grond van de daarvoor in de plaats tredende reglementen en andere bepalingen is vastgesteld of omgezet in een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering dan wel een uitkering naar analogie daarvan en is verhoogd met een bovenwettelijk invaliditeitspensioen;.
2. Een nieuw onderdeel f wordt toegevoegd, luidende:
f. Een WAO-conforme uitkering op grond van artikel 32 van de Wet privatisering ABP.
NN. De artikelen V 7, V 7a, V 8 en V 9 vervallen.
OO. In artikel V 11 vervalt de zinsnede «bij een beslissing van het bestuur, bedoeld in artikel W 2, of».
PP. Artikel V 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt de zinsnede «heeft nagelaten aan Onze Minister of het bestuur mededeling te doen» vervangen door: heeft nagelaten aan Onze Minister mededeling te doen.
2. In het derde lid:
a. wordt de zinsnede «is Onze Minister, dan wel het bestuur bevoegd» vervangen door: is Onze Minister bevoegd;
b. wordt de zinsnede «waarop Onze Minister of het bestuur bericht heeft ontvangen» vervangen door: waarop Onze Minister bericht heeft ontvangen.
QQ. Artikel V 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «eigen pensioen, van een nabestaandenpensioen of van een wezenpensioen» vervangen door: pensioen.
2. In het tweede lid vervalt onderdeel b, alsmede de dubbele punt na het woord «indien» en de onderdeelsaanduiding «a.».
RR. Artikel W 2 komt te luiden:
SS. Artikel W 4 komt te luiden:
1. Onze Minister herziet een door Ons of door Onze Minister genomen beslissing indien:
a. daaraan een feitelijke onjuistheid ten grondslag ligt;
b. na die beslissing blijkt dat aan die beslissing andere feiten ten grondslag dienen te worden gelegd.
2. Indien na een beslissing van Ons of van Onze Minister de feiten waarmee in die beslissing rekening is gehouden zodanig zijn gewijzigd dat deze beslissing anders zou luiden als zij nog zou moeten worden genomen, wijzigt Onze Minister deze met inachtneming van de gewijzigde feiten.
3. Onze Minister herstelt een door Ons of door Onze Minister genomen beslissing omtrent toekenning – inbegrepen aanpassing overeenkomstig artikel L 1 –, herziening, wijziging of betaalbaarstelling van een pensioen, indien daarin een onjuistheid, anders dan bedoeld in het eerste en tweede lid, voorkomt.
4. Indien vijf jaren zijn verstreken na de dagtekening van een overeenkomstig het eerste tot en met het derde lid voor herziening, wijziging of herstel vatbare beslissing, kan Onze Minister die leden buiten toepassing laten.
TT. Artikel X 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Voor de gepensioneerden van wie krachtens een algemene pensioenwet premie wordt geheven ter zake van een pensioen uit hoofde van ziekten of gebreken of een gelijktijdig met dat pensioen ingegaan pensioen als bedoeld in artikel E 2 of E 3, eerste lid, kan bij algemene maatregel van bestuur worden voorzien in een tegemoetkoming in die premie.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid en de zinsnede «De vorige leden zijn» wordt vervangen door: Het eerste lid is.
UU. Artikel Y 1 komt te luiden:
VV. De artikelen Y 4, Y 5, Y 6, Y 7 en Y 8 vervallen.
WW. Artikel Y 9 komt te luiden:
Behoudens de artikelen Y 10, eerste lid, Y 11, eerste lid, Y 12, eerste lid, Y 13, eerste lid, en Y 22 en onverminderd het bepaalde in de artikelen Y 17 en Y 17a, wordt het recht op pensioen ter zake van het ontslag van een militair ingegaan voor 1 januari 1966, uitsluitend beheerst door de bepalingen van de voor hem geldende vroegere militaire pensioenwet.
XX. De artikelen Y 14, Y 15 en Y 16 vervallen.
YY. Artikel Y 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de opsomming van artikelen de aanduiding «U 4, U 6, U 7 en U 8;» vervangen door: U 4 en U 8;.
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van de leden 4 tot en met 7 tot 3 tot en met 6.
ZZ. Artikel Y 17a komt te luiden:
AAA. De artikelen Y 18, Y 26 tot en met Y 32 en Y 34 vervallen.
BBB. De artikelen Z 4, Z 5, Z 7 en Z 8 vervallen.
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen33 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, komt te luiden:
1°. voorschriften inzake de doorbetaling van loon bij ziekte aan werknemers van bij de Stichting Pensioenfonds ABP aangesloten privaatrechtelijke lichamen;.
De Waterleidingwet34 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 25, derde lid, vervalt de zinsnede «, niet zijnde deelnemer aan het Algemeen burgerlijk pensioenfonds,».
De Waterschapswet35 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 44 wordt de zinsnede «voorzover daarin niet bij of krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1986, 540) is voorzien» vervangen door: voorzover daarin niet in een overeenkomst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP is voorzien.
De Organisatiewet sociale verzekeringen36 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 68a, eerste lid, wordt:
a. de zinsnede «de artikelen in hoofdstuk VI, § 2 en § 3,» vervangen door: 85, eerste lid, de artikelen in hoofdstuk VI, § 3,;
b. de zinsnede «bij de uitvoering van de overeenkomst, bedoeld in artikel 46, tweede lid, van die wet,» vervangen door: bij de uitvoering van de overeenkomst, bedoeld in artikel 46, tweede lid, van die wet, voor zover die overeenkomst betrekking heeft op de in artikel 46, eerste lid, van die wet omschreven taak van het FAOP,.
B. In artikel 97, onderdeel b, vervalt de zinsnede «het Algemeen burgerlijk pensioenfonds,».
De Algemene Arbeidsongeschiktheidswet37 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 90, eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «indien deze hoger is dan bedoelde, eventueel met een aanvulling verhoogde, pensioenen» vervangen door: indien deze hoger is dan bedoelde pensioenen of uitkeringen die daarvoor in de plaats zijn gekomen.
De Wet arbeid gehandicapte werknemers38 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b, onder 2e, wordt:
a. de zinsnede «aan wie een invaliditeitspensioen krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1986, 540)» vervangen door: aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP;
b. de zinsnede «en die geheel of gedeeltelijk algemeen invalide dan wel arbeidsongeschikt is» vervangen door: en die geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is.
2. In onderdeel b, onder 3e, wordt de zinsnede «, met toepassing van artikel P 6, P 7 , P 9 of P 9a van de Algemene burgerlijke pensioenwet» vervangen door: dan wel de overeenkomstige toepassing daarvan krachtens artikel 32 van de Wet privatisering ABP.
3. Onder vervanging van de punt na onderdeel f door een puntkomma, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
g. het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel: het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP.
B. In artikel 4, derde lid, wordt «artikel B 2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet» vervangen door: artikel 2, eerste lid, onderdeel b, c, d of e, van de Wet privatisering ABP.
C. In artikel 6, tweede en derde lid, wordt «het Algemeen burgerlijk pensioenfonds» telkens vervangen door: het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel.
D. In artikel 10, onderdeel b, wordt de zinsnede «of het Algemeen burgerlijk pensioenfonds» vervangen door: of het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel.
E. Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het Algemeen burgerlijk pensioenfonds» vervangen door: het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel.
2. In het derde lid vervalt de zinsnede «(Stb. 1987, 522) onderscheidenlijk C 4, N 2 en N 6, onderdeel a, van de Algemene burgerlijke pensioenwet».
F. In artikel 16, tweede en derde lid, wordt de zinsnede «en het Algemeen burgerlijk pensioenfonds» vervangen door: en het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers39 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 45, eerste lid, onderdeel c, vervalt de zinsnede «het Algemeen burgerlijk pensioenfonds,».
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen40 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 45, eerste lid, onderdeel c, vervalt de zinsnede «het Algemeen burgerlijk pensioenfonds,».
De Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies41 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 82, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. de overheidspensioenwetten;.
De Wet van 3 april 1985, houdende overgangsmaatregel met betrekking tot loonbetalingen tijdens ziekte en aanvullingen op de wettelijke ziekengelduitkering (Stb. 215), wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. van personen in dienst van een onderwijsinstelling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, c, d of e, van de Wet privatisering ABP.
De Wet financiering volksverzekeringen42 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 37, tweede lid, wordt:
a. de zinsnede «aan het Algemeen burgerlijk pensioenfonds» vervangen door: aan het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP,;
b. de zinsnede «door het Algemeen burgerlijk pensioenfonds» vervangen door: door het vorenbedoelde Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel.
De Wet voorzieningen gehandicapten43 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 10 wordt de zinsnede «Het bestuur van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds en» vervangen door: Het bestuur van het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, en.
De Wet medefinanciering aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen44 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onderdeel d, vervallen 2° en 3° en wordt 4° vernummerd tot 2°.
De Wet terugdringing ziekteverzuim45 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel XV, achtste lid, onderdeel b, vervalt en de onderdelen c tot en met f worden geletterd tot b tot en met e.
De Liquidatiewet invaliditeitswetten46 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 57, eerste lid, komt te luiden:
1. Personen, die voor de toepassing van de Pensioenwet 1922, Stb. 240, als ambtenaar werden beschouwd, dan wel ambtenaar waren in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet, in dienst waren van de Sociale Verzekeringsbank of van een Raad van Arbeid en voor de dag, waarop de wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering werd ingevoerd, zijn overgegaan in vaste dienst van een bedrijfsvereniging of van het Gemeenschappelijk Administratiekantoor, bedoeld in de Organisatiewet Sociale Verzekering, zoals deze wet voor 1 januari 1995 luidde, zijn in hun betrekking bij een van die instellingen onder dezelfde voorwaarden met ingang van 1 januari 1996 overheidswerknemer in de zin van artikel 2 van de Wet privatisering ABP en behouden voorzolang dat dienstverband voortduurt die status.
De Algemene bijstandswet47 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 122, eerste lid, onderdeel c, vervalt de zinsnede «het Algemeen burgerlijk pensioenfonds».
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering48 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 62, eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «of het Algemeen burgerlijk pensioenfonds is bemiddeld» vervangen door: of het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, is bemiddeld.
De Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid49 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «degene die ambtenaar is in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1979, 679) uit hoofde van zijn arbeidsverhouding tot een lichaam als bedoeld in artikel A 1, onderdeel d, van de Algemene burgerlijke pensioenwet» vervangen door: degene die ambtenaar is in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals deze wet luidde op 31 december 1995, uit hoofde van zijn arbeidsverhouding tot een lichaam als bedoeld in artikel A 1, onderdeel d, van die wet.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «artikel B 2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, mits» vervangen door: artikel B 2 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals deze wet luidde op 31 december 1995, mits.
De Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie50 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel XVI worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:
3. De door het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, met toepassing van artikel 51 van de Wet privatisering ABP teruggevorderde bonusuitkeringen en de door de werkgevers nog te betalen geldelijke bijdragen, bedoeld in dat artikel, die betrekking hebben op perioden gelegen voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet, komen ten gunste van het vorengenoemde Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel.
4. De door het in het derde lid genoemde Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel met toepassing van artikel 51 van de Wet privatisering ABP nog te betalen bonusuitkeringen als bedoeld in dat artikel, alsmede de door het vorengenoemde Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel met toepassing van dat artikel nog te verlenen restitutie van geldelijke bijdragen als bedoeld in dat artikel, die betrekking hebben op perioden gelegen voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet, komen ten laste van het vorengenoemde Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel.
Artikel 31a van de Wet buitengewoon pensioen 1940–194551 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de op 31 december 1995 reeds ingegane pensioenen en reeds bestaande uitzichten op pensioen, bedoeld in artikel 10 van de Wet privatisering ABP, ingevolge dat artikel worden aangepast aan een algemene bezoldigingswijziging, worden de pensioenbedragen naar overeenkomstige normen en voorwaarden aangepast. Onze Minister stelt de regels voor de uitvoering van de eerste volzin, krachtens welke regels de pensioenbedragen, naargelang de grondslagen waarvan zij zijn afgeleid, worden aangepast aan bedoelde algemene bezoldigingswijziging. Indien de algemene bezoldigingswijziging een verhoging is, werken deze regels zo nodig terug tot en met de datum waarop bedoelde algemene bezoldigingswijziging is ingegaan.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien de op 31 december 1995 reeds ingegane pensioenen en reeds bestaande uitzichten op pensioen, bedoeld in artikel 10 van de Wet privatisering ABP, ingevolge dat artikel worden aangepast aan een eenmalige uitkering met een algemeen karakter, stelt Onze Minister de regels over de wijze waarop deze eenmalige uitkering naar overeenkomstige normen en voorwaarden leidt tot een eenmalige uitkering aan de buitengewoon gepensioneerden. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de datum waarop de in de eerste volzin bedoelde aanpassing van pensioenen en uitzichten op pensioen plaatsvindt.
Artikel 28a van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers52 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de op 31 december 1995 reeds ingegane pensioenen en reeds bestaande uitzichten op pensioen, bedoeld in artikel 10 van de Wet privatisering ABP, ingevolge dat artikel worden aangepast aan een algemene bezoldigingswijziging, worden de pensioenbedragen naar overeenkomstige normen en voorwaarden aangepast. Onze Minister stelt de regels voor de uitvoering van de eerste volzin, krachtens welke regels de pensioenbedragen, naargelang de grondslagen waarvan zij zijn afgeleid, worden aangepast aan bedoelde algemene bezoldigingswijziging. Indien de algemene bezoldigingswijziging een verhoging is, werken deze regels zo nodig terug tot en met de datum waarop bedoelde algemene bezoldigingswijziging is ingegaan.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien de op 31 december 1995 reeds ingegane pensioenen en reeds bestaande uitzichten op pensioen, bedoeld in artikel 10 van de Wet privatisering ABP, ingevolge dat artikel worden aangepast aan een eenmalige uitkering met een algemeen karakter, stelt Onze Minister de regels over de wijze waarop deze eenmalige uitkering naar overeenkomstige normen en voorwaarden leidt tot een eenmalige uitkering aan de buitengewoon gepensioneerden. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de datum waarop de in de eerste volzin bedoelde aanpassing van pensioenen en uitzichten op pensioen plaatsvindt.
Artikel 35 van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet53 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de op 31 december 1995 reeds ingegane pensioenen en reeds bestaande uitzichten op pensioen, bedoeld in artikel 10 van de Wet privatisering ABP, ingevolge dat artikel worden aangepast aan een algemene bezoldigingswijziging, worden de pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, naar overeenkomstige normen en voorwaarden aangepast. Onze Minister stelt de regels voor de uitvoering van de eerste volzin. Indien de algemene bezoldigingswijziging een verhoging is, werken deze regels zo nodig terug tot en met de datum waarop bedoelde algemene bezoldigingswijziging is ingegaan.
2. In het tweede lid worden de woorden «algemene maatregel van bestuur» gewijzigd in: ministeriële regeling.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Indien de op 31 december 1995 reeds ingegane pensioenen en reeds bestaande uitzichten op pensioen, bedoeld in artikel 10 van de Wet privatisering ABP, ingevolge dat artikel worden aangepast aan een eenmalige uitkering met een algemeen karakter, stelt Onze Minister de regels over de wijze waarop deze eenmalige uitkering naar overeenkomstige normen en voorwaarden leidt tot een eenmalige uitkering aan de buitengewoon gepensioneerden. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de datum waarop de in de eerste volzin bedoelde aanpassing van pensioenen en uitzichten op pensioen plaatsvindt.
Artikel 18 van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–194554 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de op 31 december 1995 reeds ingegane pensioenen en reeds bestaande uitzichten op pensioen, bedoeld in artikel 10 van de Wet privatisering ABP, ingevolge dat artikel worden aangepast aan een algemene bezoldigingswijziging, worden de grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, naar overeenkomstige normen en voorwaarden aangepast. Onze Minister stelt de regels voor de uitvoering van de eerste volzin. Indien de algemene bezoldigingswijziging een verhoging is, werken deze regels zo nodig terug tot en met de datum waarop bedoelde algemene bezoldigingswijziging is ingegaan.
2. In het tweede lid worden de woorden «algemene maatregel van bestuur» gewijzigd in: ministeriële regeling.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Indien de op 31 december 1995 reeds ingegane pensioenen en reeds bestaande uitzichten op pensioen, bedoeld in artikel 10 van de Wet privatisering ABP, ingevolge dat artikel worden aangepast aan een eenmalige uitkering met een algemeen karakter, stelt Onze Minister de regels over de wijze waarop deze eenmalige uitkering naar overeenkomstige normen en voorwaarden leidt tot een eenmalige uitkering aan de uitkeringsgerechtigden. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de datum waarop de in de eerste volzin bedoelde aanpassing van pensioenen en uitzichten op pensioen plaatsvindt.
Artikel 25 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–194555 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de op 31 december 1995 reeds ingegane pensioenen en reeds bestaande uitzichten op pensioen, bedoeld in artikel 10 van de Wet privatisering ABP, ingevolge dat artikel worden aangepast aan een algemene bezoldigingswijziging, worden de grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, naar overeenkomstige normen en voorwaarden aangepast. Onze Minister stelt de regels voor de uitvoering van de eerste volzin. Indien de algemene bezoldigingswijziging een verhoging is, werken deze regels zo nodig terug tot en met de datum waarop bedoelde algemene bezoldigingswijziging is ingegaan.
2. In het tweede lid worden de woorden «algemene maatregel van bestuur» gewijzigd in: ministeriële regeling.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Indien de op 31 december 1995 reeds ingegane pensioenen en reeds bestaande uitzichten op pensioen, bedoeld in artikel 10 van de Wet privatisering ABP, ingevolge dat artikel worden aangepast aan een eenmalige uitkering met een algemeen karakter, stelt Onze Minister de regels over de wijze waarop deze eenmalige uitkering naar overeenkomstige normen en voorwaarden leidt tot een eenmalige uitkering aan de uitkeringsgerechtigden. Deze regels werken zo nodig terug tot en met de datum waarop de in de eerste volzin bedoelde aanpassing van pensioenen en uitzichten op pensioen plaatsvindt.
Artikel 12, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, zoals luidende voor de inwerkingtreding van de onderhavige wet, blijft van toepassing onderscheidenlijk is van overeenkomstige toepassing op de voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar aan wie op grond van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of gebreken voor die inwerkingtreding ontslag is verleend of te wiens aanzien voor die inwerkingtreding de aan zodanig ontslag voorafgaande procedure in gang is gezet.
In afwijking van artikel XIII, onderdeel B, blijft artikel 3, tiende lid, van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956, zoals die luidde op 31 december 1994, gelden ten aanzien van uitbetaling betreffende een periode voor 1 januari 1995 van pensioenen of uitkeringen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen c en d, en tweede lid, van die wet.
In afwijking van artikel XIV, onderdeel A, blijft artikel 4 van de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960, zoals die luidde op 31 december 1995, gelden ten aanzien van uitbetaling betreffende een periode voor 1 januari 1996 van pensioenen als bedoeld in artikel 1, onder 2, van die wet.
1. In afwijking van artikel XV, onderdeel E, blijft artikel 12 van de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps, zoals die luidde op 31 december 1995, gelden ten aanzien van uitbetaling betreffende een periode voor 1 januari 1996 van pensioenen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van die wet.
2. In afwijking van artikel XV, onderdeel F, blijft artikel 30, tweede tot en met vierde lid, van de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps, zoals die luidde op 31 december 1994, gelden ten aanzien van uitbetaling betreffende een periode voor 1 januari 1995 van pensioenen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van die wet.
1. De Stichting Pensioenfonds ABP kent aan overheidswerkgevers in de zin van artikel 1, onder m, van de Wet privatisering ABP een reductie van de door hen verschuldigde pensioenbijdrage toe, die niet van invloed is op het verhaal van een deel van die pensioenbijdrage op de overheidswerknemers in de zin van die wet.
2. De in het eerste lid bedoelde reductie wordt door Onze Minister van Binnenlandse Zaken vastgesteld overeenkomstig artikel 43, tweede lid, van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, zoals die wet luidde de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.
Bij de toepassing van artikel 55 van de Wet privatisering ABP wordt ten aanzien van de militaire nabestaandenpensioenen uitvoering gegeven aan de Algemene militaire pensioenwet, zoals die luidde op 31 december 1995, met dien verstande dat ten aanzien van de artikelen J 2 en L 1 van de laatstgenoemde wet wordt uitgegaan van die wet zoals deze luidt na de inwerkingtreding van deze wet.
Artikel 62, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing ten aanzien van de persoon die voor 1 januari 1996 is bemiddeld door het Algemeen burgerlijk pensioenfonds.
1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt, met uitzondering van de in het tweede lid genoemde bepalingen, terug tot en met 1 januari 1996.
2. Deze wet werkt terug wat betreft:
a. artikel XII, onderdeel E, tot en met 1 januari 1995;
b. artikel XII, onderdeel J, tot en met 1 maart 1996;
c. artikel XIII, onderdeel B tot en met 1 januari 1995;
d. artikel XV, onderdeel F, tot en met 1 januari 1995;
e. artikel XXI, onderdeel B, tot en met 1 augustus 1996;
f. artikel XXIII tot en met 22 mei 1996;
g. artikel LIX tot en met 1 januari 1995;
h. artikel LXI, tweede lid, tot en met 1 januari 1995.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Binnenlandse Zaken,
H. F. Dijkstal
Uitgegeven de vierentwintigste april 1997
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
1 Stb. 1972, 701, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 april 1988, Stb. 300.
2 Stb. 1971, 396, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 februari 1997, Stb. 63.
3 Stb. 1971, 448, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 1997, Stb. 142.
4 Stb. 1827, 20, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 november 1996, Stb. 590
5 Stb. 1957, 534, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 februari 1996, Stb. 155.
6 Stb. 1996, 590.
7 Stb. 1994, 3, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 1997, Stb. 139.
8 Stb. 1994, 1, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 1997, Stb. 139.
9 Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 april 1997, Stb. 161.
10 Stb. 1994, 342, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 juli 1995, Stb. 355.
11 Stb. 1989, 235, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 april 1995, Stb. 250.
12 Stb. 1994, 302, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 februari 1997, Stb. 96.
13 Stb. 1957, 319, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 mei 1986, Stb. 303.
14 Stb. 1963, 212, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 maart 1996, Stb. 215.
15 Stb. 1965, 550, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 maart 1996, Stb. 215.
16 Stb. 1994, 494, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 april 1997, Stb. 161.
17 Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 november 1994, Stb. 811.
18 Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, Stb. 704.
19 Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 9 maart 1994, Stb. 252.
20 Stb. 1995, 639, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 februari 1997, Stb. 96.
21 Stb. 1995, 640.
22 Stb. 1996, 269.
23 Stb. 1992, 381, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 9 maart 1995, Stb. 155.
24 Stb. 1992, 593, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 februari 1997, Stb. 117.
25 Stb. 1994, 620, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 februari 1997, Stb. 105.
26 Stb. 1994, 621, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 februari 1997, Stb. 105.
27 Stb. 1993, 666, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 februari 1997, Stb. 105.
28 Stb. 1986, 635, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 juni 1996, Stb. 373.
29 Stb. 1995, 501, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 februari 1997, Stb. 105.
30 Stb. 1971, 159, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 december 1988, Stb. 562.
31 Stb. 1994, 252, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 februari 1997, Stb. 96.
32 Stb. 1988, 284, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 1997, Stb. 139.
33 Stb. 1972, 313, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 1997, Stb. 139.
34 Stb. 1994, 832, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 februari 1997, Stb. 63.
35 Stb. 1991, 444, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 december 1996, Stb. 653.
36 Stb. 1994, 790, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 februari 1997, Stb. 96.
37 Stb. 1990, 127, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 februari 1997, Stb. 96.
38 Stb. 1986, 300, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 februari 1997, Stb. 96.
39 Stb. 1995, 205, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 februari 1997, Stb. 96.
40 Stb. 1995, 206, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 februari 1997, Stb. 96.
41 Stb. 1989, 127, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 februari 1997, Stb. 96.
42 Stb. 1989, 129, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 februari 1997, Stb. 96.
43 Stb. 1993, 545, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 1995, Stb. 691.
44 Stb. 1993, 735, gewijzigd bij de wet van 9 maart 1994, Stb. 252.
45 Stb. 1993, 750, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 februari 1996, Stb. 134.
46 Stb. 1967, 307, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 juli 1995, Stb. 355.
47 Stb. 1995, 199, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 februari 1997, Stb. 96.
48 Stb. 1987, 89, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 februari 1997, Stb. 96.
49 Stb. 1987, 94, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 februari 1997, Stb. 96.
50 Stb. 1995, 560.
51 Stb. 1995, 409, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 februari 1997, Stb. 63.
52 Stb. 1995, 411, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 februari 1997, Stb. 63.
53 Stb. 1995, 410, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 februari 1997, Stb. 63.
54 Stb. 1995, 414, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 februari 1997, Stb. 63.
55 Stb. 1995, 413, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 februari 1997, Stb. 63.
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1995/96, 1996/97, 24 441.
Handelingen II 1996/97, blz. 2804–2805.
Kamerstukken I 1996/97, 24 441 (120, 120a, 120b, 120c).
Handelingen I 1996/97, zie vergadering d.d 8 april 1997.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1997-162.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.