Besluit van 27 maart 1997, houdende wijziging van het Besluit produktie en handel vers vlees

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 20 december 1996, GZB/VVB 965930, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op richtlijn nr. 95/23/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1995 tot wijziging van Richtlijn nr. 64/433/EEG betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van vers vlees (PbEG L 243), alsmede op de artikelen 5, 18, 19, 19a, 25 en 30a van de Vleeskeuringswet;

De Raad van State gehoord (advies van 11 februari 1997, no. W13.96.0624);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 maart 1997, GZB/VVB 971307, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Besluit produktie en handel vers vlees1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1, eerste lid, onderdeel p, wordt na het woord «vrieshuis,» ingevoegd: herverpakkingscentrum.

2. Aan artikel 1, eerste lid, worden na onderdeel p twee nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende:

q. herverpakkingscentrum: een werkplaats of een opslagplaats waar vlees met een onmiddellijke verpakking dat bestemd is om in de handel te worden gebracht opnieuw bijeengebracht of herverpakt wordt;

r. GVE: Groot Vee Eenheden;

3. De onderdelen q tot en met jj worden geletterd s tot en met ll.

B

Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A, onder a, komt de zinsnede «, of in een slachthuis dat overeenkomstig artikel 10 op een specifieke wijze is erkend» te vervallen.

2. In onderdeel B wordt in de aanhef na de woorden «uitgebeend vlees» ingevoegd: met of zonder onmiddellijke verpakking.

3. In onderdeel B, onder a, wordt na «uitgebeend» ingevoegd: of van een onmiddellijke verpakking voorzien. Voorts vervalt de zinsnede «, of in een uitsnijderij die overeenkomstig artikel 10 op een specifieke wijze is erkend».

4. In onderdeel B, onder b, wordt na het woord «uitgebeend» ingevoegd: of van een onmiddellijke verpakking voorzien.

5. Onderdeel C wordt vervangen door:

C. slachtafvallen afkomstig zijn van een erkend slachthuis of een erkende uitsnijderij. Hele slachtafvallen moeten voldoen aan A en B. Slachtafvallen moeten voldoen aan B.

6. In onderdeel E wordt de punt aan het slot vervangen door een puntkomma, waarna een nieuw onderdeel wordt toegevoegd, luidende:

F. vers vlees, waarvan de eindverpakking verwijderd is en dat in een andere inrichting dan die waar het voordien van een onmiddellijke verpakking voorzien is, opnieuw van een eindverpakking voorzien wordt,

a. voldoet aan A tot en met D; en

b. wordt uitgepakt en van een nieuwe eindverpakking voorzien in een herverpakkingscentrum dat aan de voorwaarden van bijlage I, hoofdstuk I, voldoet en overeenkomstig artikel 9 erkend is en wordt gecontroleerd.

C

In artikel 5, vierde lid, vijfde gedachtenstreepje, vervalt de zinsnede «de correcte leegbloeding,».

D

Artikel 8, eerste lid, onderdeel c, wordt vervangen door:

c. in een overeenkomstig artikel 9 erkend koel- of vrieshuis of herverpakkingscentrum, op gezette tijden.

E

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt na de woorden «de erkenning» ingevoegd de zinsnede: voor het in geding zijnde deel van de activiteit of voor de hele inrichting.

2. In het vierde lid wordt na de woorden «de erkenning» ingevoegd de zinsnede: voor het in geding zijnde deel van de activiteit of voor de hele inrichting.

F

Artikel 10 wordt vervangen door:

Artikel 10

  • 1. In afwijking van artikel 9 kan Onze Minister slachthuizen erkennen die niet voldoen aan de hoofdstukken I en II van bijlage I van dit besluit, indien:

    a. het slachthuis,

    1. niet meer behandelt dan 20 GVE per week met een maximum van 1000 GVE per jaar;

    2. voldoet aan de voorschriften van bijlage I, hoofdstukken V en VII, hoofdstuk XIII, punt 65, eerste, tweede en vierde volzin, en punt 66 en hoofdstuk XIV, punt 68, met uitzondering van de voorschriften voor ingevoerd vers vlees, en de punten 70, 71 en 72;

    3. voldoet aan de voorwaarden van bijlage II;

    4. de keuringsdierenarts op de hoogte brengt van het tijdstip van slachten, het aantal dieren en de herkomst ervan, zodat deze, hetzij op het landbouwbedrijf, hetzij in het slachthuis, overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk VI, vóór het slachten een keuring kan uitvoeren;

    b. de exploitant van het slachthuis, de eigenaar of diens vertegenwoordiger een register bijhoudt van:

    – de inkomende dieren en de uitgaande slachtprodukten;

    – de uitgevoerde keuringen; en

    – de resultaten van de keuringen;

    deze gegevens worden desgevraagd aan de keuringsdierenarts medegedeeld; en

    c. het vlees na het slachten overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk VIII, met inachtneming van bijlage I, hoofdstuk VII, punt 32, door de keuringsdierenarts of de keurmeester wordt gekeurd; als het vlees laesies of afwijkingen vertoont, wordt de keuring na het slachten uitgevoerd door de keuringsdierenarts; de keuringsdierenarts of de keurmeester controleert regelmatig of de in bijlage I, hoofdstukken V en VII bedoelde hygiënevoorschriften worden nageleefd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, onder i, kan Onze Minister slachthuizen erkennen waar in de loop van een werkweek met duidelijk onderscheiden tussenpozen verschillende ondernemers voor eigen rekening slachten en waar na cumulatie van de individuele slachthoeveelheden ten hoogste 30 GVE per week en 1500 GVE per jaar worden geslacht, mits aan de onderstaande voorwaarden is voldaan:

    a. de eigenaar van de inrichting op het gebied van de hygiënische produktie een door de hoofdinspecteur erkende bijzondere opleiding heeft gevolgd;

    b. de voor de slacht bestemde dieren behoren toe aan de eigenaar van de inrichting of aan een zelfstandige slager of zijn door deze laatsten gekocht om aan de behoeften bedoeld in onderdeel d, te voldoen;

    c. de vleesproduktie geschiedt in lokalen die voldoen aan de voorschriften van bijlage II;

    d. de vleesproduktie is bestemd voor de bevoorrading van de inrichtingen die toebehoren aan de in onderdeel b bedoelde slagers en voor de verkoop ter plaatse aan de consument.

  • 3. Tevens kan Onze Minister in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, onder i, toestaan dat met inachtneming van het maximum van 1000 GVE per jaar, wordt afgeweken van het wekelijkse maximum om rekening te houden met religieuze feesten mits de keuringsdierenarts bij het slachten aanwezig is en het vlees van de geslachte dieren niet wordt ingevroren alvorens het in de handel te brengen.

G

Na artikel 10 worden vijf nieuwe artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 10a

Voor de toepassing van dit besluit worden voor de berekening van GVE de volgende omrekeningscoëfficiënten gebruikt:

DiersoortGVE
Runderen en gedomesticeerde wilde soortgenoten
volwassen runderen en eenhoevigen1
andere runderen, alsmede gedomesticeerde edelherten0,5
  
Varkens en gedomesticeerde wilde soortgenoten
varkens meer dan 100 kg levend gewicht0,2
andere varkens0,15
  
Andere diersoorten en gedomesticeerde wilde soortgenoten 
schapen en geiten, alsmede gedomesticeerde damherten0,1
  
lammeren, jonge geiten en biggen van minder dan 15 kg levend gewicht0,05

Artikel 10b

  • 1. In afwijking van artikel 9 kan Onze Minister uitsnijderijen, die niet in een erkende inrichting zijn gelegen en niet meer dan 5 ton uitgebeend vlees of het equivalent daarvan in vlees met been per week produceren en die niet voldoen aan hoofdstukken I en III van bijlage I van dit besluit, erkennen en afwijkingen toestaan overeenkomstig bijlage II van dit besluit.

  • 2. Op de opslag en het uitsnijden in inrichtingen, die op grond van het eerste lid zijn erkend, zijn van toepassing de bepalingen van bijlage I, hoofdstuk V, hoofdstuk VII, punt 38, hoofdstuk IX, met uitzondering van het in punt 46, onder c, bepaalde voorschrift, inzake temperatuur in het lokaal en hoofdstuk X, punt 48.

Artikel 10c

Vlees dat afkomstig is van de ingevolge artikel 10 of 10b erkende inrichtingen en dat voldoet aan de hygiëne- en de keuringsvoorschriften van dit besluit en geschikt wordt bevonden voor menselijke consumptie, wordt voorzien van een stempel, waarvan het model door Onze Minister zal worden vastgesteld.

Artikel 10d

Onze Minister kan aan inrichtingen, erkend overeenkomstig artikel 10 en die op basis van een goedgekeurd herstructureringsplan aanpassingen ondergaan om overeenkomstig artikel 9 te worden erkend, aanvullende voorwaarden stellen met betrekking tot de slachtcapaciteit en de te verhandelen hoeveelheden vlees.

Artikel 10e

Onze Minister kan aan inrichtingen, waaraan tot en met 31 december 1995 een afwijking is toegestaan als bedoeld in artikel 22, tweede lid, en die ten genoegen van onze Minister kunnen aantonen dat ze begonnen zijn te voldoen aan de voorschriften van dit besluit, maar de aanvankelijk bepaalde termijn, om redenen die hun niet zijn aan te rekenen, niet zullen kunnen eerbiedigen, een aanvullende termijn toekennen die uiterlijk op 31 december 1998 eindigt, om de aangegane verbintenissen na te kunnen komen.

H

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van onderdeel h, wordt vervangen door:

h. artikel 10 van toepassing verklaren op inrichtingen in gebieden met bijzondere geografische beperkingen of voorzieningsmoeilijkheden waar ten hoogste 2000 GVE per jaar worden verwerkt, indien is voldaan aan de onderstaande voorwaarden:

2. In onderdeel k wordt de punt aan het einde van de zin vervangen door een puntkomma. Na onderdeel k wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

l. regels vaststellen met betrekking tot bijstand aan veterinaire deskundigen van de Commissie van de Europese Gemeenschap.

I

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan hoofdstuk II, punt 14, onder c, i, wordt toegevoegd de zinsnede: indien deze handelingen in het slachthuis plaatsvinden. Bovendien geldt voor varkens deze eis voor zover dat nodig is om verontreiniging van vers vlees en slachtafvallen te voorkomen;

2. In hoofdstuk IV, punt 17, onder a, worden de woorden «eerste alinea» vervangen door: negende volzin.

3. In hoofdstuk VI, punt 25, worden de eerste twee volzinnen vervangen door: De dieren dienen aan de keuring voor het slachten te worden onderworpen uiterlijk 24 uur na aankomst in het slachthuis en 24 uur voor het slachten. Voorts kan de officiële dierenarts te allen tijde een keuring eisen.

4. Aan hoofdstuk VII, punt 33, wordt na «worden afgekeurd.» toegevoegd: Mechanisch opblazen voor het villen van lammeren en jonge geiten kan door de keuringsdierenarts worden toegestaan mits de hygiënenormen worden nageleefd.

5. In hoofdstuk IX, punt 43, vervallen de woorden «in plakken» en «van runderen».

6. In hoofdstuk XI wordt punt 49 vervangen door:

49. Het keurmerk wordt aangebracht onder toezicht van de keuringsdierenarts. In dit verband oefent hij toezicht uit op:

a. het aanbrengen van het keurmerk;

b. de stempels en het materiaal voor onmiddellijke verpakking indien het overeenkomstig punt 50 voorzien is van een keurmerk.

7. In hoofdstuk XI wordt in punt 50, onder b, een alinea toegevoegd, luidende:

Voor het keurmerk op lammeren, jonge geiten, en biggen mogen de afmetingen en de letters van het stempel kleiner zijn.

8. Hoofdstuk XI, punt 51, wordt als volgt gewijzigd:

1. Tussen het eerste en het tweede gedachtenstreepje wordt een nieuw gedachtenstreepje toegevoegd, luidende:

– karkassen van lammeren, jonge geiten en biggen worden ten minste twee maal gemerkt op elke zijde van het karkas, op de schouder of op de buitenzijde van de dijen;

2. Aan het eind van het nieuwe derde gedachtenstreepje wordt de punt vervangen door een puntkomma, waarna een vierde gedachtenstreepje wordt toegevoegd, luidende:

– karkassen van lammeren, jonge geiten en biggen mogen ook worden gemerkt met een etiket of een plaatje mits deze maar één maal kunnen worden gebruikt.

9. In hoofdstuk XI worden de punten 52 tot en met 56 vervangen door:

52. De levers van runderen, varkens en eenhoevigen worden overeenkomstig punt 50 gemerkt met een brandstempel.

53. De andere, voor menselijke consumptie geschikte bijprodukten van de slacht worden onmiddellijk overeenkomstig punt 50 of zelf of op de onmiddellijke of op de eindverpakking gemerkt. Het in punt 50 bedoelde stempel wordt op een aan de onmiddellijke of eindverpakking bevestigd of op de eindverpakking gedrukt etiket aangebracht. Indien de onmiddellijke verpakking of de eindverpakking in een slachthuis plaatsvindt, vermeldt dit stempel bovendien het toelatingsnummer van het slachthuis.

54. De eindverpakking wordt gemerkt overeenkomstig punt 55.

55. De in punt 52 en punt 53 bedoelde uitgesneden delen en slachtafvallen in eindverpakking worden overeenkomstig punt 50 voorzien van een stempel waarop in plaats van het toelatingsnummer van het slachthuis, het toelatingsnummer van de uitsnijderij voorkomt, en wel op een etiket dat zodanig op de eindverpakking is bevestigd of gedrukt dat het bij openen van de eindverpakking wordt vernietigd. Niet-vernietiging van het stempel wordt alleen gedoogd wanneer de eindverpakking wordt vernietigd zodra ze wordt geopend.

Bij uitgesneden delen en slachtafvallen in onmiddellijke verpakking overeenkomstig hoofdstuk XII, punt 62, mag het bovengenoemde etiket op de onmiddellijke verpakking worden bevestigd. Indien de slachtafvallen van een eindverpakking zijn voorzien in een slachthuis, vermeldt het stempel bovendien het toelatingsnummer van het slachthuis. Deze eis geldt ook wanneer Eurobakken worden gebruikt die voldoen aan het bepaalde in punt 59, onder b.

56. Voor vers vlees in onmiddellijke verpakking in handelsporties die bestemd zijn voor rechtstreekse verkoop aan de consument gelden de punten 53 en 55. De in punt 50 vermelde afmetingen gelden niet voor het in het onderhavige punt bedoelde merkteken.

Wanneer het vlees in een andere inrichting dan waar het van een onmiddellijke verpakking voorzien is, van een nieuwe eindverpakking wordt voorzien, wordt op de onmiddellijke verpakking het keurmerk vermeld van de erkende uitsnijderij waar het vlees van een onmiddellijke verpakking is voorzien, en wordt op de eindverpakking het keurmerk van het herverpakkingscentrum vermeld.

10. In hoofdstuk XII wordt in punt 59, onder a, de puntkomma aan het slot vervangen door een punt en wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Het gebruik van hout is verboden, behalve voor karkassen van lammeren en jonge geiten op voorwaarde dat alle mogelijke voorzorgsmaatregelen zijn genomen om te voorkomen dat het vlees bij het scheuren van de onmiddellijke verpakking met de eindverpakking in aanraking komt;

11. In hoofdstuk XII worden in punt 60 de laatste twee volzinnen vervangen door:

Iedere onmiddellijke verpakking mag slechts één volledig orgaan bevatten.

12. In hoofdstuk XII wordt punt 62 vervangen door:

62. Wanneer de onmiddellijke verpakking evenwel voldoet aan alle aan de eindverpakking gestelde eisen inzake bescherming van het vlees, behoeft zij niet doorzichtig en kleurloos te zijn, en mag als tweede bergingsmiddel ook de Eurobak gebruikt worden, op voorwaarde dat aan de andere voorwaarden van punt 59 voldaan is.

13. In hoofdstuk XII wordt na punt 63, onder f, een alinea toegevoegd, luidende:

In afwijking van de eerste alinea mag vers vlees in een uitsnijderij van een onmiddellijke verpakking worden voorzien, wanneer er Eurobakken worden gebruikt die voldoen aan punt 59, onder b, en die gereinigd en ontsmet zijn voordat zij worden binnengebracht in de uitsnijderij.

14. In hoofdstuk XII wordt aan punt 64 de volgende zinsnede toegevoegd: behalve in het geval van handelsporties die zijn bestemd voor rechtstreekse verkoop aan de consument.

15. In hoofdstuk XIII wordt in punt 65 in de tweede volzin, «een uur» vervangen door: twee uur.

J

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

1. In hoofdstuk II worden in punt 10, onder c, de woorden «duidelijk gescheiden plaatsen» vervangen door: een duidelijk gescheiden plaats.

2. In hoofdstuk II wordt punt 10, onder f, vervangen door:

f. een koel- of vriesruimte waarvan de capaciteit voldoende groot is in verhouding tot de omvang en de aard van de slachtactiviteiten, met een afgescheiden of afscheidbare zone voor de opslag van in beslag genomen karkassen, behalve in de gevallen waarin de in beslag genomen karkassen onmiddellijk – onder officiële controle – worden verzonden naar een gespecialiseerde inrichting voor bijkomend onderzoek.

3. In hoofdstuk II, punt 11, vervallen de woorden «of schoon te maken» en wordt een nieuwe volzin toegevoegd, luidende:

Magen en darmen mogen in de slachtruimte worden schoongemaakt wanneer daar niet wordt geslacht.

4. Aan hoofdstuk II wordt na punt 14 een punt 15, toegevoegd, luidende:

15. Een lokaal met een afsluitbare kast ten behoeve van de controledienst tijdens diens werkzaamheden.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 1995.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 27 maart 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Uitgegeven de zeventiende april 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De lid-staten van de Europese Unie hebben bij de implementatie van richtlijn 91/497/EEG van de Raad van 29 juli 1991 tot wijziging en codificatie van richtlijn 64/433/EEG inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees ten einde deze uit te breiden tot de produktie en het in de handel brengen van vers vlees (Pb EG L 268), een aantal problemen ondervonden. Deze zijn onder de aandacht van de Commissie gebracht. De Commissie heeft mede op advies van het Europees Parlement een voorstel bij de Raad van Europese Gemeenschap ingediend tot wijziging van voornoemde richtlijn. Op 22 juni 1995 heeft de Raad van de Europese Unie richtlijn 95/23/EG vastgesteld tot wijziging van richtlijn 64/433/EEG betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van vers vlees (PbEG L 243) (hierna: de richtlijn).

De onderhavige regeling strekt ertoe deze wijzigingen in het Besluit produktie en handel vers vlees (hierna: het besluit) te implementeren.

Implementatie termijn

Op grond van artikel 2 van de richtlijn dienen de lid-staten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden om uiterlijk op 1 juli 1995 aan deze richtlijn te voldoen. Er is met opzet gekozen voor de implementatie datum 1 juli 1995. De richtlijn treedt in de plaats van artikel 2, tweede lid, van richtlijn 92/120/EEG van de Raad van 17 december 1992 houdende vaststelling van de voorschriften voor het toestaan van tijdelijke en beperkte afwijkingen op de specifieke communautaire gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van bepaalde produkten van dierlijke oorsprong (Pb EG L 62, 1993)(laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 95/5/EG, Pb EG L 51). Op grond van artikel 2, tweede lid, van richtlijn 92/120/EEG werd voor de toepassing van artikel 4 van richtlijn 64/433/EEG betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van vers vlees (Pb EG L 121), tot en met 30 juni 1995 het productie-limiet voor bedrijven die op grond van dit artikel zijn erkend opgetrokken tot 20 Groot Vee Eenheden (GVE) per week, respectievelijk 5 ton vers vlees per week. Om te voorkomen dat er juridisch vacuüm zou ontstaan heeft de Raad van de Europese Unie besloten om de richtlijn op 1 juli 1995 in werking te laten treden. Daarom is ervoor gekozen om het besluit met terugwerkende kracht in werking te laten treden. Dit heeft geen belastende effecten voor het bedrijfsleven.

Technische aanpassingen

In de bijlagen zijn een aantal technische wijzigen aangebracht. Enerzijds gaat het om een versoepeling van de in de bijlagen opgenomen eisen. Anderzijds zijn het wijzigingen die voortvloeien uit ontwikkelingen in de stand van de techniek.

Permanente derogaties

De belangrijkste wijziging is de wijziging van artikel 10 van het besluit die voortvloeit uit de wijziging van artikel 4 van richtlijn 64/433/EEG. Het bewuste artikel is ingrijpend gewijzigd. De wijzigingen vloeien voort uit de ervaringen die de lid-staten hebben opgedaan tijdens de implementatie en de toepassing van het artikel. Daarnaast heeft de Commissie op grond van haar waarnemingen tijdens inspectiebezoeken aan de lid-staten een aantal wijzigingen voorgesteld die door de Raad zijn overgenomen.

1. Op grond van artikel 2, tweede lid, van richtlijn 92/120/EEG is het productie-limiet dat is opgelegd aan bedrijven die op grond van dit artikel zijn erkend opgetrokken naar 20 GVE per week respectievelijk 5 ton uitgesneden vers vlees per week. De aanpassing van het productie-limiet had een tijdelijk karakter. Met het in werking treden van deze wijziging wordt het productie-limiet definitief vastgesteld.

2. Op grond richtlijn 64/433/EEG werden bedrijven erkend in overeenstemming met de Commissie van de Europese Gemeenschap. Nu wordt de erkenning van de bedrijven geheel overgelaten aan de lid-staten.

3. Voorschriften ten aanzien van de keuring van slachtdieren zijn versoepeld. De keuring na het slachten en de keuringsbeslissing kan in principe door de keurmeester worden uitgevoerd. Als het vlees laesies of afwijkingen vertoont wordt de keuring na het slachten door de keuringsdierenarts uitgevoerd. In die gevallen wordt de keuringsbeslissing door de keuringsdierenarts genomen.

4. De omrekeningscoëfficiënten voor de berekening van de Groot Vee Eenheden (GVE) zijn aangepast. Aan alle categorieën zijn de wilde soortgenoten toegevoegd. Daarnaast zijn met name de omrekeningscoëfficiënten voor de kleinere slachtdieren aangepast. De aanpassing leidt tot een verruiming van de slachtcapaciteit van de bedrijven.

5. Rekening houdend met religieuze feesten kan worden toegestaan dat wordt afgeweken van het wekelijks maximum. Bedrijven kunnen in de week voorafgaand aan een religieus feest afwijken van het wekelijks maximum van 20 GVE. Echter met inachtneming van het jaarlijks maximum van 1000 GVE. Dit betekent dat de bedrijven die van deze mogelijkheid gebruik maken in de daarop volgende weken minder dieren mogen slachten. Ook de slachtingen ten behoeve van het offerfeest vallen onder deze regeling.

6. De mogelijkheden voor kleine slachthuizen waar meerdere ondernemers slachten zijn verruimd. In een bedrijf waar meerdere ondernemers in de loop van een werkweek, met duidelijk onderscheiden tussenpozen, voor eigen rekening slachten, mogen onder bepaalde voorwaarden 30 GVE per week en 1500 GVE per jaar worden geslacht.

Herverpakkingscentra

Bij deze wijziging wordt een nieuw type inrichting, zijnde een herverpakkingscentrum, geïntroduceerd. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de vraag van de vleesverwerkende industrie waar met name distributiecentra een belangrijke rol spelen in de logistiek van de distributie van het vlees.

Tijdelijke derogaties

Binnenlandse bedrijven die niet voldeden aan de voorwaarden voor «kleine bedrijven» of daarvan geen gebruik wilden maken, konden in aanmerking komen voor een tijdelijke afwijking van de punten 1 tot en met 13 van bijlage I, en wel tot en met 31 december 1995. In Nederland hebben ongeveer 250 bedrijven gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Bij beschikking 94/14/EG van de Commissie van 21 december 1993 tot vaststelling van de lijst van inrichtingen in de Gemeenschap waarvoor tijdelijke en beperkte afwijkingen van de specifieke communautaire gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van vers vlees worden toegestaan( PbEG L 14), is door de Commissie van de Europese Gemeenschap officieel de lijst van bedrijven gepubliceerd waaraan een dergelijke derogatie is toegestaan. Deze bedrijven moeten op 31 december 1995 gereed zijn. Op grond van de richtlijn is sprake van een verruiming. Aan bedrijven die tot genoegen van Onze Minister kunnen aantonen dat ze zijn begonnen te voldoen aan de voorschriften van het besluit maar de aanvankelijk bepaalde termijn, om redenen die hun niet zijn aan te rekenen, niet zullen kunnen eerbiedigen, kan een extra termijn worden toegestaan om de aangegane verbintenissen na te komen. Op grond van de Raadsnotulen bij aanneming van de richtlijn (Raadsdocument 8106/95, van 15 juni 1995) kan worden vastgesteld dat de Commissie en de lid-staten zijn overeengekomen dat deze termijn in geen geval langer mag zijn dan twee jaar. Bedrijven die hiervoor in aanmerking willen komen zullen dit tijdig kenbaar moeten maken bij de directeur van de Rijksdienst voor de keuring van vee en vlees.

Herstructurering van bedrijven die overeenkomstig artikel 10 zijn erkend

Het komt voor dat door bedrijven die overeenkomstig artikel 10 zijn erkend een aanvraag wordt ingediend om overeenkomstig artikel 9 te worden erkend. Op grond van de Raadsnotulen bij aanneming van de richtlijn (Raadsdocument 8106/95, van 15 juni 1995) kan worden vastgesteld dat de Commissie en de lid-staten zijn overeengekomen dat aan deze bedrijven gedurende een termijn van maximaal één jaar een verruiming van de productie-limiet kan worden toegestaan. De verruiming van de productie-limiet moet in verhouding staan tot de gerealiseerde aanpassingen. Daarnaast moet het herstructureringsplan of aanpassingsplan van het bedrijf van tevoren zijn goedgekeurd.

Transponeringstabel

Richtlijn 95/23+-/EGBesluit tot wijziging van Besluit produktie en handel vers vlees
-I(A,1)
1(1)I(A,2)
1(2,a)I(B,1)
1(2,b,ba)Artikel 2, eerste lid, onderdeel A, onder f, van het Besluit produktie en handel vers vlees.
1(2,b,bb)LNV wetgeving m.b.t. export
1(2,c, eerste gedachtenstreepje)I(B,2)
1(2,c, tweede gedachtenstreepje)I(B,3 en 4)
1(2,d)I(B,5)
1(2,e)Artikel 2, eerste lid, onderdeel D, onder b, van het Besluit produktie en handel vers vlees.
1(2,f)I(B,6)
1(3)I(F), I(G), I(H,1)
1(4)I(G)
1(5)Keuringsregulatief
1(6, eerste gedachtenstreepje)I(C)
1(6, tweede gedachtenstreepje)Artikel 5, zevende lid van het Besluit produktie en handel vers vlees.
1(7)I(D)
1(8)I(E)
1(9)I(H,2)
1(10)I(G)
1(11,a)I(I,1)
1(11,b)I(I,2)
1(11,c)I(I,3)
1(11,d)I(I,4)
1(11,e)I(I,5)
1(11,f, eerste gedachtenstreepje)I(I,6)
1(11,f, tweede gedachtenstreepje)I(I,7)
1(11,f, derde gedachtenstreepje, onder i)I(I,8)
1(11,f, derde gedachtenstreepje, onder ii)I(I,8)
1(11,f, vierde gedachtenstreepje)I(I,9)
1(11,f, vijfde gedachtenstreepje)Artikel 5, van de Merkenbeschikking 1994.
1(11,g, eerste gedachtenstreepje)I(I,10)
1(11,g, tweede gedachtenstreepje)I(I,11)
1(11,g, derde gedachtenstreepje)I(I,12)
1(11,g, vierde gedachtenstreepje)I(I,13)
1(11,g, vijfde gedachtenstreepje)I(I,14)
1(11,h)I(I,15)
1(12,i, eerste gedachtenstreepje)I(J,1)
1(12,i, tweede gedachtenstreepje)I(J,2)
1(12,ii, eerste gedachtenstreepje)I(J,3)
1(12,ii, tweede gedachtenstreepje)I(J,3)
1(12,iii)I(J,4)
2(1)II

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra


XNoot
1

Stb. 1994, 12.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven