Besluit van 8 april 1997, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I, onderdelen A, B, C, D, E, F waarvan de artikelen 63i tot en met 63l slechts met betrekking tot wateren waarvoor Onze Minister van Verkeer en Waterstaat waterkwaliteitsbeheerder is, en met uitzondering van de artikelen 63d tot en met 63h, I, J, M, O, II, eerste lid, III en IV, onderdeel b, van de wet van 30 januari 1997 houdende uitbreiding van de Wet bodembescherming met bijzondere regels inzake sanering van de waterbodem (Stb. 86)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 maart 1997, nr. MJZ 97093234, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan mede namens Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel V, eerste lid, van de wet van 30 januari 1997 houdende uitbreiding van de Wet bodembescherming met bijzondere regels inzake sanering van de waterbodem;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ENIG ARTIKEL

De artikelen I, onderdelen A, B, C, D, E, F waarvan de artikelen 63i tot en met 63l slechts met betrekking tot wateren waarvoor Onze Minister van Verkeer en Waterstaat waterkwaliteitsbeheerder is, en met uitzondering van de artikelen 63d tot en met 63h, I, J, M, O, II, eerste lid, III en IV, onderdeel b, van de wet van 30 januari 1997 houdende uitbreiding van de Wet bodembescherming met bijzondere regels inzake sanering van de waterbodem (Stb. 86), treden in werking met ingang van 15 april 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 8 april 1997

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer a.i.,

A. Jorritsma-Lebbink

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de veertiende april 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Als gevolg van dit besluit treden met ingang van 15 april 1997 de navolgende bepalingen in werking van de wet van 30 januari 1997 houdende uitbreiding van de Wet bodembescherming met bijzondere regels inzake sanering van de waterbodem (Stb. 86).

Herstel enkele onvolkomenheden e.a.

Ten eerste treden in werking artikel I, de onderdelen A, B, D, E, I, J, en de artikelen III en IV, onderdeel b. Deze artikelen strekken alle tot herstel van onvolkomenheden in de Wet bodembescherming, de Grondwaterwet of de Wet op de economische delicten.

Verder treden de volgende bepalingen in werking, die zowel op rijks- als op regionale wateren betrekking hebben: artikel I, onderdelen M (voordracht algemene maatregel van bestuur) en O (afbakening met Wet verontreiniging oppervlaktewateren), en artikel II, eerste lid (overgangsrecht).

Gelet op de inhoud van deze bepalingen is er geen aanleiding om onderscheid te maken tussen rijks- en regionale wateren.

Slechts relevant voor rijkswateren

Voorts treden in werking artikel I, de onderdelen C en F:

– waarvan de artikelen 63i (regulier onderhoudsbaggerwerk), 63j (spoedbaggerwerk), 63k (nuancering saneringsbevel) en 63l (kadastrale registratie) slechts met betrekking tot wateren waarvoor Onze Minister van Verkeer en Waterstaat waterkwaliteitsbeheerder is, en

– met uitzondering van de artikelen 63d tot en met 63h, die slechts betrekking hebben op regionale wateren.

In de zomer van 1997 zal deze wet ook voor regionale wateren in werking treden.

Voor deze «getrapte» inwerkingtreding is gekozen om een tweetal redenen. Uitgangspunt is geweest een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding. Zo spoedig mogelijk betekent voor rijkswateren, met het oog op de uitvoering, 15 april aanstaande. Voor regionale wateren is die datum evenwel niet haalbaar. Ten eerste omdat de procedure tot vaststelling van het Besluit drempelbedrag waterbodemsanering regionale wateren dan nog niet afgerond zal kunnen zijn. Ten tweede omdat de uitvoering van de wet wat betreft regionale wateren bij de provincies en de waterkwaliteitsbeheerders anders dan het rijk ligt, en voor deze voor een wat langere invoeringstermijn is gekozen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven