Besluit van 4 maart 1997, houdende wijziging van
het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Ambtenarenreglement Staten-Generaal
in verband met de Arbeidstijdenwet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 12 december
1996, nr. AD96/U1091 directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid,
directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en
Sociaal Beleid;
Gelet op artikel 125, eerste lid, onder j, van de Ambtenarenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 13 januari 1997, nr. W04.96.0610);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van
24 februari 1997, nr. AD97/42, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid,
directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en
Sociaal Beleid;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Artikel 21 van het >Algemeen Rijksambtenarenreglement1 wordt als volgt gewijzigd:
A
Het achtste lid wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c komt te luiden:
c. De ambtenaar van 18 jaar of ouder heeft een onafgebroken rusttijd van
hetzij ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24
uren, hetzij ten minste 60 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 9 maal
24 uren welke rusttijd éénmaal in elke periode van 5 achtereenvolgende
weken mag worden bekort tot 32 uren.
2. Na onderdeel c wordt een nieuw onderdeel d ingevoerd, luidend:
d. De ambtenaar van 16 of 17 jaar heeft een onafgebroken rusttijd van
ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren.
B
In het negende lid wordt het getal 24 vervangen door 36.
C
Het elfde lid komt te luiden:
11. In overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken kan in uitzonderlijke
gevallen van het bepaalde in het tweede tot en met negende lid, alsmede van
het bepaalde in de tweede volzin van het tiende lid, worden afgeweken voorzover
dat niet in strijd is met het bepaalde bij of krachtens de Arbeidstijdenwet.
ARTIKEL II
Artikel 34 van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal2 wordt als volgt gewijzigd:
A
Het achtste lid wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c komt te luiden:
c. De ambtenaar van 18 jaar of ouder heeft een onafgebroken rusttijd van
hetzij ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24
uren, hetzij tenminste 60 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 9 maal
24 uren welke rusttijd éénmaal in elke periode van 5 achtereenvolgende
weken mag worden bekort tot 32 uren.
2. Na onderdeel c komt een nieuw onderdeel d ingevoerd, luidend:
d. De ambtenaar van 16 of 17 jaar heeft een onafgebroken rusttijd van
ten ministe 36 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren.
B
In het negende lid wordt het getal 24 vervangen door 36.
C
Het elfde lid komt te luiden:
11. In overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken kan in uitzonderlijke
gevallen van het bepaalde in het tweede tot en met negende lid, alsmede van
het bepaalde in de tweede volzin van het tiende lid, worden afgeweken voorzover
dat niet in strijd is met het bepaalde bij of krachtens de Arbeidstijdenwet.
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1
januari 1997.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 4 maart 1997
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken a.i.,
W. Sorgdrager
Uitgegeven de twintigste maart 1997
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
Met ingang van 1 januari 1997 zullen de bepalingen inzake arbeids- en
rusttijden van de Arbeidstijdenwet (ATW) ook gaan gelden voor de overheid.
Het bijgaande besluit – waarover in het Sectoroverleg Rijkspersoneel
overeenstemming is bereikt – strekt ertoe de bepalingen inzake arbeids-
en rusttijden voor het personeel van de sector Rijk in het Algemeen Rijksambtenarenreglement
(ARAR) en het Ambtenarenreglement Staten-Generaal (ARSG) voor zover die strijdig
zijn met de ATW aan te passen. Met name gaat het hierbij om artikel 21, achtste,
negende lid en elfde van het ARAR en artikel 34, achtste, negende en elfde
lid ARSG.
Het aantal uren dat een ambtenaar op grond van het ARAR (artikel 21, achtste
lid, onder c) en het ARSG (artikel 34, achtste lid, onder c), aaneengesloten
vrij van dienst moet zijn over elk tijdvak van zeven dagen was tot de inwerkingtreding
van dit besluit bepaald op minimaal 24 uur. In dit besluit is dit minimum
in overeenstemming met de Arbeidstijdenwet bepaald op 36 uren in elke aaneengesloten
tijdruimte van 7 maal 24 uren, of tenminste 60 uren in elke aaneengesloten
tijdruimte van 9 maal 24 uren. Deze rusttijd mag éénmaal in
elke periode van 5 achtereenvolgende weken worden bekort tot 32 uren.
Ingevolge artikel 21, negende lid van het ARAR en artikel 34, negende
lid van het ARSG, kon de wekelijkse onafgebroken rusttijd, wanneer het dienstbelang
dat onvermijdelijk maakte, worden teruggebracht tot 24 uren in een tijdvak
van 7 dagen. In verband met de komst van de ATW stelt dit besluit dit minimum
op 36 uren.
Artikel 21, elfde lid ARAR en artikel 34, elfde lid ARSG, zijn aangepast
omdat slechts kan worden afgeweken van het in de vorige leden bepaalde, wanneer
dat binnen de Arbeidstijdenwet blijft.
De Minister van Binnenlandse Zaken,
H. F. Dijkstal
XNoot
1Stb. 1931, 248, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 januari 1997,
Stb. 31.
XNoot
2Stb. 1979, 123, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 januari
1997, Stb. 31.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het zonder meer instemmend luidt.