Besluit van 27 februari 1997, houdende verlenging
van het recht op premievrijstelling van een banenpool op grond van de voormalige
Wet ter bevordering van de werkgelegenheid voor werkzoekenden die zeer langdurig
werkloos zijn
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 4 februari
1997, nr. WDB97/37M, gedaan mede namens onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid;
Gelet op artikel 35, derde lid, van de Wet vermindering afdracht
loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;
De Raad van State gehoord (advies van 13 februari 1997, nr. W06.97.0060);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van
21 februari 1997, nr. WDB97/49 M, uitgebracht mede namens onze Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In afwijking in zoverre van artikel 35, tweede lid, van de Wet vermindering
afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen vervalt een recht
op premievrijstelling van een banenpool als bedoeld in de Rijksbijdrageregeling
banenpools, ontstaan in de periode van 1 september 1990 tot en met 31 december
1993 op grond van artikel 2 van de Wet ter bevordering van de werkgelegenheid
van werkzoekenden die zeer langdurig werkloos zijn, op het tijdstip waarop
de arbeidsovereenkomst eindigt doch uiterlijk op 1 januari 1998.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 27 februari 1997
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert
Uitgegeven de achttiende maart 1997
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
In artikel 35, tweede lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting
en premie voor de volksverzekeringen (WVA) is bepaald, dat een recht op premievrijstelling
van een banenpool als bedoeld in de Rijksbijdrageregeling banenpools, ontstaan
in de periode van 1 september 1990 tot en met 31 december 1992 op grond van
artikel 2 van de Wet ter bevordering van de werkgelegenheid van werkzoekenden
die zeer langdurig werkloos zijn, vervalt op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst
eindigt doch uiterlijk op 1 januari 1997. Hiermee is aangesloten bij de eveneens
tijdelijke oplossing, zoals deze was opgenomen in artikel III van de wet van
21 december 1994 tot wijziging van de Wet ter bevordering van de werkgelegenheid
voor werkzoekenden die zeer langdurig werkloos zijn (Stb. 1994, 960); echter
met dit verschil dat het recht op premievrijstelling in deze situatie zou
eindigen uiterlijk op 1 januari 1996. Voor werknemers die vanaf 1 januari
1996 zijn ingestroomd in de banenpool, is de vermindering langdurig werklozen
ingevolge de WVA van toepassing.
Tot verlenging van de tijdelijke regeling voor banenpools werd destijds
besloten om te voorkomen dat banenpools geconfronteerd zouden worden met een
lastenverhoging als gevolg van het vervallen van de vrijstelling van werkgeverspremies,
in afwachting van het treffen van een structurele regeling voor de stroomlijning
van de huidige programma's van gesubsidieerde arbeid. In de memorie van toelichting
van de WVA (Kamerstukken II, 1995/96, 24 458, nr. 3, blz. 27) werd reeds
aangekondigd dat een structurele regeling mogelijk niet op 1 januari 1997
tot stand zou zijn gebracht. Om die reden is in het derde lid van artikel
35 van de WVA de mogelijkheid opgenomen de tijdelijke voorziening bij algemene
maatregel van bestuur nog weer met één jaar te verlengen. Van
deze bevoegdheid is in de onderhavige algemene maatregel van bestuur gebruik
gemaakt. Daarbij wordt de periode van 1 september 1990 tot en met 31 december
1992 verlengd tot en met 31 december 1993.
De in de memorie van toelichting aangekondigde structurele regeling (Wet
inschakeling werkzoekenden) is inmiddels in voorbereiding.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het zonder meer instemmend luidt.