Wet van 14 februari 1997, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het opnemen van een document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies in het onderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is wettelijke regelen te stellen gericht op het bevorderen van evenredige arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen in het onderwijs voor wat betreft de deelname van vrouwen in leidinggevende functies;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET BASISONDERWIJS

In de >Wet op het basisonderwijs1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Na artikel 14 wordt een nieuw artikel 15 ingevoegd, luidende:

Artikel 15. Document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding

  • 1. Het bevoegd gezag stelt ten behoeve van de directies van zijn scholen, indien aan het totaal van die scholen van een ondervertegenwoordiging van vrouwen in de functie van directeur onderscheidenlijk adjunct-directeur sprake is, eenmaal in de 4 jaar een document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding vast.

  • 2. Het document bevat streefcijfers, met inbegrip van een bepaald tijdvak waarbinnen deze streefcijfers worden gerealiseerd, aan de hand waarvan door het bevoegd gezag een beleid inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding wordt gevoerd, opdat aan de scholen te zamen in de functie van directeur onderscheidenlijk adjunct-directeur vrouwen en mannen naar evenredigheid werkzaam zullen zijn. Voor de evenredige vertegenwoordiging wordt uitgegaan van de verhouding mannen en vrouwen voor wat betreft het onderwijzend personeel dat werkzaam is in het door de school verzorgde onderwijs, zoals die blijkt uit de daarover jaarlijks door Onze minister gepubliceerde cijfers. Het document vermeldt tevens de maatregelen die het bevoegd gezag heeft genomen en zal nemen teneinde de in de eerste volzin bedoelde streefcijfers te realiseren en geeft een overzicht van de beoogde en bereikte resultaten van het beleid inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding gedurende de periode waarvoor het document geldt, onderscheidenlijk de periode waarvoor het vorige document gold.

  • 3. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat een exemplaar van het document in het gebouw van de school ter inzage wordt gelegd op een voor het personeel, de ouders en de leerlingen toegankelijke plaats, alsmede dat een exemplaar wordt bewaard bij de administratie van de school.

B

In de inhoudsopgave wordt de omschrijving van artikel 15 vervangen door:

Artikel 15. Document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE INTERIMWET OP HET SPECIAAL ONDERWIJS EN HET VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

In de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Na artikel 22 wordt een nieuw artikel 23 ingevoegd, luidende:

Artikel 23. Document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding

  • 1. Het bevoegd gezag stelt ten behoeve van de directie van elk van zijn scholen, indien daaraan van een ondervertegenwoordiging van vrouwen in de directie sprake is, eenmaal in de 4 jaar een document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding vast.

  • 2. Het document bevat streefcijfers, met inbegrip van een bepaald tijdvak waarbinnen deze streefcijfers worden gerealiseerd, aan de hand waarvan door het bevoegd gezag een beleid inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding wordt gevoerd, opdat in de directie van elke school van het bevoegd gezag vrouwen en mannen naar evenredigheid werkzaam zullen zijn. Voor de evenredige vertegenwoordiging wordt uitgegaan van de verhouding mannen en vrouwen voor wat betreft het onderwijzend personeel dat werkzaam is in het door de school verzorgde onderwijs, zoals die blijkt uit de daarover jaarlijks door Onze minister gepubliceerde cijfers. Het document vermeldt tevens de maatregelen die het bevoegd gezag heeft genomen en zal nemen teneinde de in de eerste volzin bedoelde streefcijfers te realiseren en geeft een overzicht van de beoogde en bereikte resultaten van het beleid inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding gedurende de periode waarvoor het document geldt, onderscheidenlijk de periode waarvoor het vorige document gold.

  • 3. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat een exemplaar van het document in het gebouw van de school ter inzage wordt gelegd op een voor het personeel, de ouders en de leerlingen toegankelijke plaats, alsmede dat een exemplaar wordt bewaard bij de administratie van de school.

B

In de inhoudsopgave wordt de omschrijving van artikel 23 vervangen door:

Artikel 23. Document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding.

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

In de Wet op het voortgezet onderwijs3 wordt de volgende wijziging aangebracht:

Na artikel 32b wordt een nieuw artikel 32c ingevoegd, luidende:

Artikel 32c. Document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding

  • 1. Het bevoegd gezag van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, een school voor algemeen voortgezet onderwijs of een school voor voorbereidend beroepsonderwijs stelt ten behoeve van de directie van elk van zijn scholen, indien daaraan van een ondervertegenwoordiging van vrouwen in de directie sprake is, eenmaal in de 4 jaar een document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding vast.

  • 2. Het document bevat streefcijfers, met inbegrip van een bepaald tijdvak waarbinnen deze streefcijfers worden gerealiseerd, aan de hand waarvan door het bevoegd gezag een beleid inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding wordt gevoerd, opdat in de directie van elke school van het bevoegd gezag vrouwen en mannen naar evenredigheid werkzaam zullen zijn. Voor de evenredige vertegenwoordiging wordt uitgegaan van de verhouding mannen en vrouwen voor wat betreft het onderwijzend personeel dat werkzaam is in het door de school verzorgde onderwijs, zoals die blijkt uit de daarover jaarlijks door Onze minister gepubliceerde cijfers. Het document vermeldt tevens de maatregelen die het bevoegd gezag heeft genomen en zal nemen teneinde de in de eerste volzin bedoelde streefcijfers te realiseren en geeft een overzicht van de beoogde en bereikte resultaten van het beleid inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding gedurende de periode waarvoor het document geldt, onderscheidenlijk de periode waarvoor het vorige document gold.

  • 3. Indien door het bevoegd gezag aan het hoofd van de in het eerste lid genoemde scholen een centrale directie wordt geplaatst en vrouwen daarin zijn ondervertegenwoordigd, stelt het bevoegd gezag overeenkomstig het bepaalde in het eerste en tweede lid tevens een document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding ten behoeve van de centrale directie vast.

  • 4. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat een exemplaar van het document, bedoeld in het eerste en derde lid, in het gebouw van de school ter inzage wordt gelegd op een voor het personeel, de ouders en de leerlingen toegankelijke plaats, alsmede dat een exemplaar wordt bewaard bij de administratie van de school.

ARTIKEL IV. WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

In de Wet educatie en beroepsonderwijs4 wordt na artikel 4.1.1 een nieuw artikel 4.1.1a ingevoegd, luidende:

Artikel 4.1.1a. Document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies

  • 1. Het bevoegd gezag stelt ten behoeve van de leidinggevende functies in de instelling, indien van een ondervertegenwoordiging van vrouwen in de leidinggevende functies sprake is, eenmaal in de 4 jaar een document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies vast.

  • 2. Het document bevat streefcijfers, met inbegrip van een bepaald tijdvak waarbinnen deze streefcijfers worden gerealiseerd, aan de hand waarvan door het bevoegd gezag een beleid inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de leidinggevende functies wordt gevoerd, opdat in de leidinggevende functies van de instelling vrouwen en mannen naar evenredigheid werkzaam zullen zijn. Voor de evenredige vertegenwoordiging wordt uitgegaan van de verhouding mannen en vrouwen voor wat betreft het onderwijzend personeel dat werkzaam is in het door de instelling verzorgde onderwijs, zoals die blijkt uit de daarover jaarlijks door Onze Minister gepubliceerde cijfers. Het document vermeldt tevens de maatregelen die het bevoegd gezag heeft genomen en zal nemen teneinde de in de eerste volzin bedoelde streefcijfers te realiseren en geeft een overzicht van de beoogde en bereikte resultaten van het beleid inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de leidinggevende functies gedurende de periode waarvoor het document geldt, onderscheidenlijk de periode waarvoor het vorige document gold.

  • 3. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat een exemplaar van het document ter inzage wordt gelegd op een voor het personeel en de deelnemers aan het onderwijs toegankelijke plaats, alsmede dat een exemplaar wordt bewaard bij de administratie van de instelling.

ARTIKEL V. WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK

In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek5 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel 4.1 wordt de punt aan het slot vervangen door: , met uitzondering van artikel 4.2, derde tot en met vijfde lid, dat uitsluitend betrekking heeft op de bekostigde universiteiten en hogescholen en de Open Universiteit.

B

Aan artikel 4.2 worden een nieuw derde tot en met vijfde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het instellingsbestuur van een universiteit, een hogeschool of de Open Universiteit stelt ten behoeve van de leidinggevende functies op het gebied van onderwijs onderscheidenlijk onderzoek van elke van het instellingsbestuur uitgaande instelling, indien daaraan van een ondervertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies op het gebied van onderwijs onderscheidenlijk onderzoek sprake is, eenmaal in de 4 jaar een document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies vast.

  • 4. Het document bevat streefcijfers, met inbegrip van een bepaald tijdvak waarbinnen deze streefcijfers worden gerealiseerd, aan de hand waarvan door het instellingsbestuur een beleid inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies wordt gevoerd, opdat in deze functies vrouwen en mannen naar evenredigheid werkzaam zullen zijn. Voor de evenredige vertegenwoordiging wordt uitgegaan van de verhouding mannen en vrouwen voor wat betreft het personeel op het gebied van onderwijs en onderzoek dat werkzaam is in het door de instelling verzorgde onderwijs en onderzoek, zoals die blijkt uit de daarover jaarlijks door Onze minister gepubliceerde cijfers. Het document vermeldt tevens de maatregelen die het instellingsbestuur heeft genomen en zal nemen teneinde de in de eerste volzin bedoelde streefcijfers te realiseren en geeft een overzicht van de beoogde en bereikte resultaten van het beleid inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies gedurende de periode waarvoor het document geldt, onderscheidenlijk de periode waarvoor het vorige document gold.

  • 5. Het instellingsbestuur draagt er zorg voor dat een exemplaar van het document in het gebouw van de instelling ter inzage wordt gelegd op een voor het personeel en de studenten toegankelijke plaats, alsmede dat een exemplaar wordt bewaard bij de administratie van de instelling.

C

Aan artikel 9.5, tweede lid, wordt na de eerste volzin een nieuwe volzin toegevoegd, luidende: Bij de benoeming wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een evenwichtige verdeling van de zetels over mannen en vrouwen.

D

Artikel 9.16, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel i vervalt «en».

2. In onderdeel j wordt de punt aan het slot vervangen door: , en.

3. Na onderdeel j wordt een nieuw onderdeel k ingevoegd, luidende:

k. het vaststellen van het document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies, bedoeld in artikel 4.2, derde tot en met vijfde lid.

E

Aan artikel 10.2, eerste lid, wordt na de tweede volzin een nieuwe volzin toegevoegd, luidende: Bij de benoeming wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een evenwichtige verdeling van de zetels over mannen en vrouwen.

F

Aan artikel 10.10, eerste lid, wordt na de tweede volzin een nieuwe volzin toegevoegd, luidende: Bij de benoeming wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een evenwichtige verdeling van de zetels over mannen en vrouwen.

G

Aan artikel 10.11, eerste lid, tweede volzin wordt de punt aan het slot vervangen door: , met dien verstande dat bij de benoeming zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met een evenwichtige verdeling van de zetels over mannen en vrouwen.

H

Aan artikel 11.2, tweede lid, wordt na de tekst van het lid een nieuwe volzin toegevoegd, luidende: Bij de benoeming wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een evenwichtige verdeling van de zetels over mannen en vrouwen.

I

Artikel 11.10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel l vervalt «en».

2. In onderdeel m wordt de punt aan het slot vervangen door: , en.

3. Na onderdeel m wordt een nieuw onderdeel n ingevoegd, luidende:

n. het vaststellen van het document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies, bedoeld in artikel 4.2, derde tot en met vijfde lid.

ARTIKEL VI. OVERGANGSREGELING

Een document als bedoeld in de artikelen I tot en met V wordt in geval van ondervertegenwoordiging voor de eerste maal opgesteld binnen 1 jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL VII. EVALUATIE

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zendt in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij binnen 7 jaren na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL VIII. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te Lech, 14 februari 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de zesde maart 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1994, 620, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 februari 1997, Stb. 96.

XNoot
2

Stb. 1994, 621, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 februari 1997, Stb. 63.

XNoot
3

Stb. 1993, 666, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 februari 1997, Stb. 63.

XNoot
4

Stb. 1995, 501, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 juli 1996, Stb. 397.

XNoot
5

Stb. 1992, 593, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 februari 1997, Stb. 63.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1994/95, 1995/96, 24 149.

Handelingen II 1995/96, blz. 941–942; 4429–4446; 4456–4477; 4493–4494.

Kamerstukken I 1995/96, 24 149 (231, 231a); 1996/97, 24 149 (142, 142a)

Handelingen I 1996/97, blz. 645–657.

Naar boven