Besluit van 5 februari 1996, houdende wijziging van het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau en het Besluit Kapittel voor de civiele orden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 28 november 1995, Directoraat-Generaal Openbaar Bestuur (BK95/U1793);

Gelet op artikel 14 van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw (Stb. 1994, 352), artikel 13 van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau (Stb. 1994, 351) en de artikelen III en VII van de rijkswet van 15 april 1994 tot wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van het Kapittel voor de civiele orden (Stb. 350);

Gezien het advies van het Kapittel voor de civiele orden;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies d.d. 20 december 1995, No. W04.95.0679/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 2 februari 1996, Directoraat-Generaal Openbaar Bestuur;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, onder 2°, derde volzin, wordt de zinsnede «op borsthoogte» vervangen door: direct boven het middel.

2. Onderdeel a, onder 3°, eerste volzin, wordt vervangen door: het draagteken, zijnde het in rozetvorm opgemaakte lint waarachter een balk van goudgalon is bevestigd. Het geheel is bevestigd op een strik.

3. In onderdeel b, onder 1°, wordt de zinsnede «dat om de hals wordt gedragen» vervangen door: dat door mannen om de hals en door vrouwen opgemaakt in de vorm van een strik op borsthoogte op de linkerzijde van de kleding wordt gedragen.

4. In onderdeel b, onder 2°, eerste volzin, wordt de zinsnede «op borsthoogte» vervangen door: direct boven het middel.

5. In onderdeel b, onder 3°, wordt de eerste volzin vervangen door: het draagteken, zijnde het in rozetvorm opgemaakte lint, waarachter een balk van zilvergalon is bevestigd. Het geheel is bevestigd op een strik.

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, onder 2°, vijfde volzin, wordt de zinsnede «op borsthoogte» vervangen door: direct boven het middel.

2. In onderdeel a, onder 3°, wordt na de eerste volzin ingevoegd:

Het geheel is bevestigd op een strik.

3. In onderdeel b, onder 2°, tweede volzin, wordt de zinsnede «op borsthoogte» vervangen door: direct boven het middel.

4. In onderdeel b, onder 3°, wordt na de eerste volzin ingevoegd:

Het geheel is bevestigd op een strik.

5. In onderdeel c, onder 2°, wordt na de eerste volzin ingevoegd:

Het geheel is bevestigd op een strik.

6. In onderdeel d, onder 2°, wordt na de eerste volzin ingevoegd:

Het geheel is bevestigd op een strik.

C

Artikel 8, tweede lid, derde volzin, komt te luiden: Indien de graad van Officier, dan wel Ridder is verleend, wordt op de bâton een rozet respectievelijk een kleine zilveren kroon bevestigd.

D

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Een voordracht tot verlening van een onderscheiding aan een persoon die ingevolge het eerste lid, onderdeel a, b of c, dan wel het tweede lid, geacht wordt aan een of meer van de in artikel 2 genoemde criteria te voldoen, wordt niet eerder gedaan dan nadat de te onderscheiden persoon is afgetreden.

2. Het vierde en vijfde lid komen te luiden:

  • 4. Een voordracht tot verlening van een onderscheiding aan een minister of staatssecretaris die ingevolge het eerste lid, onderdeel d, geacht wordt aan een of meer van de in artikel 2 genoemde criteria te voldoen, wordt gedaan door Onze Minister-President. De voordracht wordt niet eerder gedaan dan nadat de te onderscheiden persoon zijn ambt heeft neergelegd.

    Artikel 9, zevende lid, is van toepassing.

  • 5. Een voordracht tot verlening van een onderscheiding aan een minister of staatssecretaris van de Nederlandse Antillen of aan een minister van Aruba die ingevolge het eerste lid, onderdeel d, geacht wordt aan een of meer van de in artikel 2 genoemde criteria te voldoen, wordt gedaan door Onze Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken na overleg met Onze Minister-President van de Nederlandse Antillen, respectievelijk Onze Minister-President van Aruba. De voordracht wordt niet eerder gedaan dan nadat de te onderscheiden persoon zijn ambt heeft neergelegd. Artikel 9, zevende lid, is van toepassing.

E

In artikel 18 wordt in het eerste en tweede lid, de zinsnede «de Kanselier der Nederlandse Orden» vervangen door: de Kanselier van de Orde van de Nederlandse Leeuw.

F

In artikel 19, eerste lid, wordt tussen de zinsnede «van toepassing op» en «een voorstel tot verlening» tussengevoegd: de behandeling van.

ARTIKEL II

Het Besluit Kapittel voor de civiele orden2 wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 3 wordt onder vernummering van het eerste tot en met zesde lid tot tweede tot en met zevende lid een eerste lid toegevoegd, luidende:

  • 1. Het Kapittel wordt ondersteund door de Kanselarij der Nederlandse orden, waarvan het bureau van het Kapittel onderdeel uitmaakt.

ARTIKEL III

  • 1. De artikelen I, onderdelen A tot en met E, II, onderdelen A tot en met D, en V van de rijkswet van 15 april 1994 tot wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van het Kapittel voor de civiele orden (Stb.350) treden in werking met ingang van 26 april 1996.

  • 2. Dit besluit treedt in werking twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 augustus 1995.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 5 februari 1996

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de vijftiende februari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Onderhavig besluit voorziet vooral in een aantal met name technische wijzigingen van het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau. De onderdelen A tot en met C van artikel I betreffen deels technische verbeteringen, deels aanpassingen aan de onlangs gewijzigde verschijningsvorm van de verschillende onderscheidingstekens.

Het onderscheid tussen het draagteken van mannen en vrouwen in de Orde van de Nederlandse Leeuw is opgeheven, terwijl er juist wel onderscheid is aangebracht bij de onderscheidingstekens voor mannen en vrouwen die benoemd zijn in de graad van Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Een dergelijke aanpassing was al geregeld voor de Orde van Oranje-Nassau.

Artikel I, onderdeel D, eerste lid, voorziet erin dat volksvertegenwoordigers pas na aftreden voor een onderscheiding worden voorgedragen. Dit sluit beter aan op hetgeen reeds praktijk is voor ministers en staatssecretarissen en bepaald is in het vierde en vijfde lid van artikel 14.

Opgemerkt zij dat indien een volksvertegenwoordiger op grond van het tweede lid van artikel 14 (de cumulatiebepaling) in aanmerking komt voor een onderscheiding, de voordracht wordt gedaan nadat hij is afgetreden als lid van het laatste orgaan waarin hij zitting heeft gehad.

Nu ten aanzien van het tijdstip van de voordracht voor een onderscheiding van volksvertegenwoordigers aangesloten wordt bij het tijdstip van de voordracht van bewindspersonen ligt het in de rede de betreffende bepalingen zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Daarbij is tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt de bepalingen die beogen de reeds bestaande praktijk met betrekking tot de voordracht van ministers en staatssecretarissen van de landen van het Koninkrijk te handhaven, te verduidelijken. Het tweede lid van dit onderdeel voorziet hierin.

In artikel 18 van het Reglement wordt gesproken van de Kanselier der Nederlandse Orden. In de rijkswet wordt gesproken van de Kanselier van de Orde van de Nederlandse Leeuw. In artikel I, onderdeel E, van onderhavig besluit wordt de tekst van het Reglement in overeenstemming gebracht met de tekst van de rijkswet (artikel II, onderdeel E, van de rijkswet).

De herziening van het decoratiestelsel krijgt feitelijk zijn beslag bij de uitreiking van de onderscheidingen ter gelegenheid van de viering van de verjaardag van de Koningin in 1996. Daarom wordt bepaald dat de hoofdstukken I en III niet van toepassing zijn op de behandeling van de decoratievoorstellen waarmee beoogd wordt de decoratie uit te reiken op een datum gelegen voor deze dag, die is vastgesteld op 26 april 1996. Omdat het de voorkeur verdient vanaf het moment dat het nieuwe decoratiestelsel haar beslag krijgt ook de onderscheidingstekens overeenkomstig de aangepaste omschrijvingen uit te reiken, worden de bepalingen in de rijkswet met betrekking tot de onderscheidingstekens pas in werking gesteld op 26 april 1996. De desbetreffende overgangsregeling in onderdeel E van artikel I en de inwerkingtredingsbepaling zijn dienovereenkomstig aangepast.

In verband met de in de rijkswet neergelegde voorhangprocedure treedt het besluit zelf in werking twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Het Kapittel wordt ambtelijk ondersteund door het personeel van de Kanselarij. Hiervoor was nog geen wettelijke basis in het Besluit Kapittel voor de civiele orden. Artikel II voorziet hier alsnog in.

Over onderhavige wijzigingen in het Ordereglement heeft het Kapittel advies uitgebracht. Naar aanleiding van dit advies zijn enkele aanpassingen aangebracht. Zo is de inwerkingtredingsbepaling en de bepaling inzake de ondersteuning van het Kapittel door de Kanselarij der Nederlandse orden aangepast. Ook is de toelichting aangepast.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Stb. 1995, 264.

XNoot
2

Stb. 1994, 831.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven