Besluit van 28 december 1996, houdende afwijking voor het jaar 1997 van het Besluit vaststelling rekenpremie wachtgeldfondsen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 december 1996, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/AVF/96/4937, mede namens onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 9, vierde lid, en 29, achtste lid, van de Algemene Ouderdomswet, artikel 2, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet, artikel 41a, tweede lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, artikel 55, derde lid, van de Algemene bijstandswet, artikel 10, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 10, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, artikel 6, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheids- voorziening militairen, artikel 85, derde lid, van de Werkloosheidswet, artikel 19a, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, artikel 36, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, artikel 32, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, artikel 43, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet en artikel 26, derde lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

De Raad van State gehoord (advies van 20 december 1996, No. W12.96.0593);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 december 1996, nr. SV/AVF/96/5271, mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. WW: Werkloosheidswet;

b. rekenpremie wachtgeldfondsen: de vervangende premie, bedoeld in artikel 85, derde lid, van de WW.

Artikel 2

In afwijking van artikel 2, eerste lid, en artikel 3 van het Besluit vaststelling rekenpremie wachtgeldfondsen wordt de rekenpremie wachtgeldfondsen voor het jaar 1997 vastgesteld op het gewogen gemiddelde van de wachtgeldpremies, zoals deze, mede in verband met de met ingang van 1 januari 1997 in het Besluit premievaststelling en reservevorming wachtgeldfondsen aangebrachte wijzigingen, voor het jaar 1997 voor alle bedrijfstakken worden vastgesteld.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1997. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1996, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt het terug tot en met 1 januari 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 28 december 1996

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de dertigste december 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Bij de berekening van een aantal sociale zekerheidsuitkeringen wordt een bij ministeriële regeling vast te stellen gemiddeld premiepercentage gehanteerd voor het deel van de premie Werkloosheidswet (WW) dat ten gunste komt van het wachtgeldfonds, aangezien bedoelde premies per bedrijfstak verschillen. Dit gemiddelde percentage, de zogenaamde rekenpremie is nodig teneinde verschillen in inhoudingen en netto-uitkeringen als gevolg van per bedrijfstak verschillende percentages te voorkomen. Deze rekenpremie is met name van belang voor de berekening van de uitkeringen die gekoppeld zijn aan het netto-minimumloon, alsmede voor de berekening van de op een aantal uitkeringen en pensioenen in te houden vereveningsbijdrage. De vaststelling van dit gemiddelde percentage dient te geschieden met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels. Deze rekenregels zijn neergelegd in het koninklijk besluit van 19 februari 1996, Stb. 142.

Op grond van dit besluit wordt voor deze rekenpremie een berekeningswijze gehanteerd, die een weging inhoudt van de bedrijfstakspecifieke premiepercentages met zo recent mogelijke verzekerde loonsommen. Daarbij wordt voor de vaststelling van de premie voor het komende jaar een gewogen gemiddelde van de premiepercentages van het lopende kalenderjaar gehanteerd.

De wachtgeldpremies voor 1997 komen aanzienlijk lager uit dan die van 1996. Achtergrond hiervan is onder meer een verandering van de vermogensnormsystematiek met betrekking tot wachtgeldfondsen. Op grond daarvan kunnen de wachtgeldfondsen vanaf 1997 met lagere reserves volstaan, waardoor in 1997 de premies neerwaarts worden beïnvloed. Bij de door het Centraal Planbureau opgestelde Macro-Economische Verkenningen is reeds met lagere premies rekening gehouden.

Voorgesteld wordt om voor de vaststelling van de rekenpremie wachtgeldfondsen in tegenstelling tot wat gebruikelijk is uit te gaan van de gemiddelde wachtgeldpremies voor 1997 in plaats van de premies 1996. Hiermee wordt bereikt, dat de rekenpremie wachtgeldfondsen meer in lijn is met de gemiddelde premie in 1997. In de koopkrachtoverzichten voor 1997 is hiermee al rekening gehouden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 januari 1997, nr. 9.

Naar boven