Besluit van 13 december 1996, tot vaststelling van het tijdstip, bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit WHW

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 9 december 1996, nr. 96026966/6048, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 5.9, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit WHW;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Het tijdstip, bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit WHW, is 1 januari 1997.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 13 december 1996

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Uitgegeven de drieëntwintigste december 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Op 5 december 1995 is tussen de HBO-Raad en ondergetekende een overeenkomst gesloten aangaande de versterking van de lerarenopleidingen in het hoger beroepsonderwijs. Voor realisatie van de in deze overeenkomst vermelde doelen komen onder meer de financiële middelen ter beschikking, die tot 1 januari 1997 zijn toegekend op grond van artikel 5.9, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit WHW (de zg. pabo-up middelen). De afschaffing van het automatisme van deze middelentoekenning vloeit voort uit genoemde overeenkomst.

Toewijzing van de middelen aan de hogescholen in een nieuwe opzet vindt plaats na goedkeuring van ingediende projecten. De middelen die nu aan de hogescholen toekomen via de pabo-up regeling, blijven ook voor die hogescholen structureel beschikbaar; het automatisme van de pabo-up regeling maakt evenwel plaats voor een systeem van trekkingsrechten van elke hogeschool op het deel van die pabo-up middelen dat op titel van die hogeschool is ingebracht.

De concretisering van de criteria waaraan deze projecten moeten voldoen, zal plaatsvinden via een wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW, na overleg met de HBO-Raad. Deze criteria zullen in het begrotingsjaar 1997 mede worden getoetst binnen de randvoorwaarde van de noodzakelijke budgettaire stabiliteit per instelling. Dit impliceert in 1997 een toetsing van de projecten op hoofdlijnen. Negatieve budgettaire consequenties (uitstel van toewijzing van middelen) zijn, in voorkomende situaties, daarom pas met ingang van 1998 mogelijk.

Over zijn voornemens met betrekking tot de inhoud van bovenbedoelde criteria zal ondergetekende nog dit jaar de Tweede Kamer der Staten-Generaal informeren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Naar boven