Beschikking van de Minister van Justitie van 30 januari 1996, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet, zoals dit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 18 december 1995, Stb. 1996, 6

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel II van het besluit van 4 december 1995, Stb. 593;

Besluit:

de tekst van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet, zoals dit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 18 december 1995, Stb. 1996, 6, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.

's-Gravenhage, 30 januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de zesde februari 1996

De Minister van Justitie,

W. SorgdragerPAG NR="2">

TEKST VAN HET AANWIJZINGSBESLUIT VERPLICHT-VERZEKERDEN ZIEKENFONDSWET, ZOALS DIT LAATSTELIJK IS GEWIJZIGD BIJ KONINKLIJK BESLUIT VAN 18 DECEMBER 1995 (STB. 1996, 6)

Artikel 1

Verzekerd is, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van artikel 3 van de Ziekenfondswet:

a. vervallen;

b. vervallen;

c. degene, die in verband met artikel 6, eerste lid, onder a, van de Ziektewet geen werknemer is in de zin van die wet, tenzij hij:

1. ambtenaar is in de zin van de Ambtenarenwet, dan wel

2. behoort tot het personeel, bedoeld in de hoofdstukken I-Q en I-R van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, dan wel

3. bij een bijzondere instelling voor hoger onderwijs, bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, behoort tot het onderwijspersoneel, benoemd in een functie met een maximumschaal van 10 of hoger, of tot de leden van het college van bestuur of tot de centrale directie, dan wel

4. behoort tot door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport – in het vervolg van dit besluit aangeduid met Onze Minister – in voorkomend geval in overeenstemming met Onze Minister die het mede aangaat aan te wijzen groepen van personen;

d. degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en die op grond van de arbeidsvoorwaarden, verbonden aan de dienstbetrekking ter zake waarvan hij verplicht verzekerd was ingevolge onderdeel c, dan wel op grond van een uitkeringsregeling wegens werkloosheid of ontslag, ter zake waarvan hij verplicht verzekerd was ingevolge onderdeel f, een uitkering wegens ziekte, zwangerschap of bevalling ontvangt;

e. vervallen;

f. degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en anders dan krachtens de Werkloosheidswet of de Toeslagenwet dan wel de voorzieningen en regelingen, bedoeld onder g, x en aa, een uitkering of wachtgeld ter zake van werkloosheid of ontslag ontvangt op grond van de arbeidsvoorwaarden, verbonden aan de dienstbetrekking ter zake waarvan hij verplicht verzekerd was ingevolge het bepaalde onder c dan wel uitsluitend in verband met overschrijding van de voor de verplichte ziekenfondsverzekering geldende loongrens niet verzekerd was ingevolge het bepaalde onder c.

Met een uitkering als bedoeld in de vorige alinea wordt gelijkgesteld een overbruggingsuitkering, welke aan een gewezen werknemer van de steenkolenmijnindustrie is toegekend op grond van de regeling inzake aanvullende voorzieningen in het kader van artikel 4 van de beschikking nr. 3-65 van de Hoge Autoriteit van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van 17 februari 1965, welke op 19 april 1967 door de vereniging «De Gezamenlijke Steenkolenmijnen in Limburg» is vastgesteld;

g. degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een uitkering geniet ter zake van vrijwillige vervroegde uittreding uit het arbeidsproces, alsmede degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en die met ingang van een dag, gelegen op of na de dag van inwerkingtreding van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen, in het genot is gesteld van een uitkering ter zake van verplichte vervroegde uittreding uit het arbeidsproces, mits hij op de dag, voorafgaande aan die met ingang waarvan de uitkering wordt toegekend, verplicht verzekerd was op grond van de Ziekenfondswet. Onder een uitkering ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces wordt verstaan een uitkering ingevolge een van rijkswege dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces of een door de Ziekenfondsraad aan te wijzen regeling;

h. degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en de wachtdagen vervult voor de uitkering van ziekengeld op grond van artikel 46 van de Ziektewet, mits hij op de dag, waarop de verzekering eindigde ter zake waarvan artikel 46 toepassing vindt, verplicht verzekerd was op grond van de Ziekenfondswet;

i. degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en ziekengeld krachtens Hoofdstuk II van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen dan wel arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens Hoofdstuk III van die wet ontvangt, mits – voor zover de uitkering werd toegekend krachtens Hoofdstuk III van genoemde wet – deze werd berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 45%;

j. vervallen;

k. tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een invaliditeitspensioen geniet dat is toegekend of geacht wordt te zijn toegekend krachtens de Spoorwegpensioenwet (Stb. 1967, 138) dan wel een periodieke uitkering ontvangt als bedoeld in artikel 40 van het Reglement Dienstvoorwaarden van de N.V. Nederlandse Spoorwegen (R.D.V. 1964 N.S.) of het dienovereenkomstige artikel van het reglement dat voor genoemd Reglement in de plaats treedt, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 45%. Onder invaliditeitspensioen wordt te dezen niet verstaan het pensioen als bedoeld in artikel U 12 van de Spoorwegpensioenwet of het dienovereenkomstige pensioen dat geacht wordt te zijn toegekend krachtens die wet;

l. vervallen;

m. vervallen;

n. degene, die hier te lande zijn woonplaats heeft en wiens medeverzekering als bedoeld in artikel 4 van de Ziekenfondswet een einde heeft gevonden door het overlijden van degene op wiens verzekering de medeverzekering steunde, gedurende een aaneengesloten periode van 6 weken te rekenen van de dag af, waarop het recht op medeverzekering een einde nam;

o. degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft, in werkelijke militaire dienst is ingevolge de Dienstplichtwet dan wel ingevolge de Wet voor het reserve-personeel der krijgsmacht 1985 en die langer dan 100 dagen onafgebroken in werkelijke militaire dienst is of geacht kan worden te zullen verblijven, mits één of meer personen ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 4 van de Ziekenfondswet op grond van zijn verzekering in aanmerking komen voor medeverzekering;

p. degene, die behoort tot één of meer door Onze Minister en door Onze Minister van Defensie aan te wijzen groepen van personen, die kunnen worden geacht niet langer dan 100 dagen onafgebroken in werkelijke militaire dienst te zullen verblijven;

q. degene, die ingevolge de Wet gewetensbezwaren militaire dienst verplicht is tot vervangende dienst;

r. tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een pensioen geniet, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 45% of invaliditeit van tenminste 45%, dat is toegekend of geacht wordt te zijn toegekend krachtens de Algemene militaire pensioenwet. Onder pensioen wordt te dezen niet verstaan het krachtens de Algemene militaire pensioenwet toegekende uitgestelde pensioen of het dienovereenkomstige pensioen dat geacht wordt krachtens die wet te zijn toegekend;

s. degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en wiens verplichte verzekering op grond van de Ziekenfondswet is geëindigd, zulks indien hij wacht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van verplichte verzekering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, mits en voor zolang het ziekenfonds waarbij hij staat ingeschreven, het aannemelijk acht dat hem die arbeidsongeschiktheidsuitkering zal worden toegekend, doch gedurende ten hoogste 13 weken;

t. tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een pensioen geniet ten laste van de pensioenkas van de Stichting «Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg», mits hij op 31 december 1972 lid was van het Algemeen Ziekenfonds van voornoemde Stichting en hij, bij pensionering na laatstgenoemde datum, in aansluiting aan zijn actief lidmaatschap van genoemde pensioenkas in het genot van pensioen is gesteld. De in de vorige volzin bedoelde gepensioneerde, die op 31 december 1972 op grond van een dienstverhouding buiten het mijnbedrijf als verplicht-verzekerde bij een ander ziekenfonds was ingeschreven, wordt niettemin voor de toepassing van de vorige volzin geacht op dat tijdstip lid te zijn geweest van voornoemd Algemeen Ziekenfonds;

u. vervallen;

v. degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een toelage ontvangt krachtens artikel 58, eerste of derde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;

w. tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene, die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een WAO-conforme uitkering ingevolge paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP ontvangt, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%, indien de dienstbetrekking waaraan het recht op de WAO-conforme uitkering wordt ontleend, is beëindigd;

x. 1. tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en een uitkering geniet ingevolge de Algemene Bijstandswet met toepassing van de artikelen 3, 4 of 5 in verbinding met artikel 6 van het Bijstandsbesluit Landelijke Normering;

2. tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en een uitkering geniet ingevolge de Algemene Bijstandswet met toepassing van de artikelen 13, aanhef en onder c, 14 of 15 van het Bijstandsbesluit Landelijke Normering;

y. tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en een uitkering ontvangt ingevolge een regeling voor bedrijfsbeëindigingshulp door of vanwege het Ministerie van Economische Zaken;

z. degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en die met ingang van een dag, gelegen op of na de dag van inwerkingtreding van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen, in het genot is gesteld van een uitkering ter zake van vervroegde pensionering en die op de dag, voorafgaande aan die met ingang waarvan de uitkering wordt toegekend, verplicht verzekerd was op grond van de Ziekenfondswet. Onder een uitkering ter zake van vervroegde pensionering wordt verstaan een uitkering ter zake van pensionering voor de 65-jarige leeftijd ingevolge een pensioenregeling die ten doel heeft de verzorging van werknemers en gewezen werknemers bij ouderdom;

aa. tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en die een uitkering ontvangt krachtens de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers dan wel de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

bb. 1. tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, de door de Nederlandse regering uitgenodigde vluchteling in wiens eerste opvang wordt voorzien op grond van artikel 2, onder l, van de Welzijnswet 1994;

2. met ingang van de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zal bereiken, degene die op de laatste dag van de maand, voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, ingevolge het eerste lid verplicht verzekerd was dan wel ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Ziekenfondswet als medeverzekerde van de in het eerste lid bedoelde persoon werd aangemerkt;

cc. 1. tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, de vreemdeling door wie of ten behoeve van wie een asielverzoek is ingediend en in wiens noodzakelijke bestaansvoorwaarden wordt voorzien door middel van opvang op grond van artikel 2, onder l, van de Welzijnswet 1994;

2. met ingang van de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zal bereiken, degene die op de laatste dag van de maand, voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, ingevolge het eerste lid verplicht verzekerd was dan wel ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Ziekenfondswet als medeverzekerde van de in het eerste lid bedoelde persoon werd aangemerkt;

dd. vervallen;

ee. vervallen;

ff. degene die zijn woonplaats hier te lande heeft en een vergoeding ontvangt op grond van een met hem gesloten voorbereidingsovereenkomst ingevolge hoofdstuk Va van de Jeugdwerkgarantiewet, voor zover hij uit hoofde daarvan niet als werknemer in de zin der Ziektewet wordt aangemerkt.

Artikel 2

  • 1. Vervallen.

  • 2. Het bepaalde in artikel 1, onder f, is niet van toepassing, indien het overeengekomen vaste loon in geld, waarnaar de uitkering of het wachtgeld is berekend, dan wel – zodra gedurende 26 weken uitkering werd ontvangen – indien het bruto ongekorte uitkeringsbedrag, herleid op jaarbasis, meer bedraagt dan het in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Ziekenfondswet genoemde bedrag. Tot het bruto ongekorte uitkeringsbedrag wordt mede gerekend de toeslag ingevolge artikel 9 van de Wet van 20 december 1984, houdende aanpassing van uitkeringspercentages van ontslaguitkerings- en arbeidsongeschiktheidsregelingen voor overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel (Stb. 657).

  • 3. Artikel 1, onder k, is niet van toepassing op degene die een invaliditeitspensioen geniet, indien 70% van middelsom, verhoogd met de toeslag, bedoeld in artikel F 7a van de Spoorwegpensioenwet, en de toeslag ingevolge artikel 10 van de Wet van 20 december 1984, houdende aanpassing van uitkeringspercentages van ontslaguitkerings- en arbeidsongeschiktheidsregelingen voor overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel (Stb. 657), op jaarbasis meer bedraagt dan het in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Ziekenfondswet genoemde bedrag, tenzij hij op de dag, voorafgaande aan die, waarop dit het geval is, verplicht verzekerd was op grond van de Ziekenfondswet. Hierbij wordt tot het einde van een kalenderjaar geen rekening gehouden met wijzigingen van middelsom of toeslagen, welke na 1 november van het voorafgaande jaar plaatsvinden of hebben plaatsgevonden. Onder middelsom wordt te dezen verstaan: de overeenkomstig de regelen, vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel A 8 van de Spoorwegpensioenwet, aangepaste middelsom, waarnaar de aanvulling als bedoeld in artikel F 7 van die wet voor betrokkene is of zou worden berekend. Onder toeslag wordt te dezen verstaan de toeslag waarop krachtens artikel F 7a van de Spoorwegpensioenwet recht zou bestaan indien het invaliditeitspensioen gelijk zou zijn aan de middelsom, vermeerderd met de toeslag van artikel 10 van de Wet van 20 december 1984, houdende aanpassing van uitkeringspercentages van ontslaguitkerings- en arbeidsongeschiktheidsregelingen voor overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel (Stb. 657).

    Het bepaalde in dit lid is van overeenkomstige toepassing op degene die een periodieke uitkering ontvangt als bedoeld in artikel 1, onder k, met dien verstande, dat onder middelsom wordt verstaan de overeenkomstig de regelen, vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel A 8 van de Spoorwegpensioenwet aangepaste middelsom, waarnaar de uitkering wordt berekend.

  • 4. Artikel 1, onder o-r, is niet van toepassing op degene wiens bezoldiging of pensioenuitkering, in voorkomend geval met inbegrip van de vergoeding, bedoeld in artikel X 3 van de Algemene Militaire Pensioenwet en van de toeslag, bedoeld in artikel 10 van de Wet van 20 december 1984, houdende aanpassing van uitkeringspercentages van ontslaguitkerings- en arbeidsongeschiktheidsregelingen voor overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel (Stb. 657), meer bedraagt dan het in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Ziekenfondswet genoemde bedrag per jaar.

    Daarbij wordt het over één of meer gedeelten van een jaar genotene op jaarbasis herleid en wordt tot het einde van een kalenderjaar geen rekening gehouden met wijzigingen van de bezoldiging en de uitkering, welke na 1 november van het voorafgaande kalenderjaar plaatsvinden of hebben plaatsgevonden.

  • 5. Het bepaalde in artikel 1, onder t, is niet van toepassing op degene, die een pensioen ten laste van de pensioenkas van de Stichting «Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg» geniet, indien de pensioenuitkering, in voorkomend geval met inbegrip van vergoeding, bedoeld in artikel 55 van het Reglement voor het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg op jaarbasis meer bedraagt dan het in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Ziekenfondswet genoemde bedrag.

    Daarbij wordt tot het einde van een kalenderjaar geen rekening gehouden met wijzigingen van de pensioenuitkering, welke na 1 november van het voorafgaande kalenderjaar plaatsvinden of hebben plaatsgevonden.

  • 6. Het bepaalde in artikel 1, onder v, is niet van toepassing op:

    a. degene die een toelage ontvangt indien 70% van zijn dagloon ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering dan wel van zijn dagloon krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen – herleid tot jaarloon – meer bedraagt dan het in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Ziekenfondswet genoemde bedrag, tenzij hij op de dag, voorafgaande aan die, waarop dit het geval is, verplicht verzekerd was op grond van de Ziekenfondswet. Hierbij wordt tot het einde van een kalenderjaar geen rekening gehouden met wijzigingen van het dagloon, welke na 1 november van het voorafgaande jaar plaatsvinden of hebben plaatsgevonden.

    b. degene die een toelage ontvangt welke minder dan 35% bedraagt van de grondslag, waarnaar de arbeidsongeschiktheidsuitkering, waarop hij recht heeft dan wel recht zou hebben, indien hij voor toekenning van zulk een uitkering in aanmerking zou komen, is of zou zijn berekend, tenzij hij op de dag voorafgaande aan die met ingang waarvan de toelage wordt toegekend verzekerd was op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

  • 7. Artikel 1, onder w, is niet van toepassing op degene die ter zake van de dienstbetrekking waaruit hij is ontslagen vanwege de arbeidsongeschiktheid ter zake waarvan hij een WAO-conforme uitkering ingevolge paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP ontvangt, overeengekomen vaste, naar tijdsruimte en in geld vastgestelde inkomsten uit of in verband met arbeid ontvangt, indien deze inkomsten tezamen met de bedoelde WAO-conforme uitkering op jaarbasis meer bedragen dan het in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Ziekenfondswet genoemde bedrag en indien zijn WAO-conforme uitkering wordt berekend naar het maximum dagloon, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, tenzij hij op de dag, voorafgaande aan die, waarop dit het geval is, verplicht verzekerd was op grond van de Ziekenfondswet. Tot het einde van een kalenderjaar wordt geen rekening gehouden met wijzigingen van het voor de vaststelling van de in de eerste volzin bedoelde WAO-conforme uitkering gehanteerde dagloon, die na 1 november van het voorafgaande kalenderjaar plaatsvinden of hebben plaatsgevonden. Voor de toepassing van dit lid wordt onder dagloon verstaan, het ingevolge paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP met overeenkomstige toepassing van artikel 15 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering vastgestelde dagloon, of het op grond van de artikelen 37 juncto 52 van de Wet privatisering ABP vastgestelde dagloon. Ten aanzien van de in de eerste volzin bedoelde persoon die een WAO-conforme uitkering, berekend naar het vervolgdagloon, bedoeld in artikel 21b van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, ontvangt, wordt voor de toepassing van dit lid, in afwijking van de derde volzin, onder zijn dagloon verstaan, het dagloon waarnaar voor hem de WAO-conforme uitkering zou zijn berekend indien de ingevolge artikel 32 van de Wet privatisering ABP met overeenkomstige toepassing van artikel 21a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering bepaalde duur nog niet zou zijn verstreken.

  • 8. Artikel 1, onder i, voor zover dit betrekking heeft op degene die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, alsmede onder k, n, r, t, v en w, is gedurende twaalf jaren, te rekenen vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen, niet van toepassing op degene die deelneemt dan wel op de dag, voorafgaande aan de dag waarop zijn recht op WAO-conforme uitkering, invaliditeitspensioen dan wel pensioen ter zake van arbeidsongeschiktheid ingaat, deelnam aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren, bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onder b, van de Ziekenfondswet.

  • 9. Artikel 1, onder g, s, x, y, z, aa, bb en cc, is gedurende twaalf jaren, te rekenen vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen, niet van toepassing op degene die deelneemt aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren, bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onder b, van de Ziekenfondswet.

  • 10. Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, categorieën van personen aanwijzen, op wie gedurende twaalf jaren, te rekenen vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen artikel 1, onder k, r of w, niet van toepassing is.

  • 11. Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, categorieën van personen, behorende tot de in artikel 1, onder k, r of w, bedoelde personen, aanwijzen, die gedurende twaalf jaren, te rekenen vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen, indien zij de wens daartoe te kennen geven, niet verzekerd worden ingevolge de Ziekenfondswet. In hetgeen verder met betrekking tot de vorige volzin regeling behoeft, wordt voorzien door Onze Minister.

  • 12. Artikel 1, onder x, sub 1, is niet van toepassing indien de in dat onderdeel bedoelde uitkering ingevolge de Algemene Bijstandswet betrekking heeft op de premie voor een particuliere ziektekostenverzekering op grond van het Bijstandsbesluit landelijke normering dan wel op een uitkering krachtens de Rijksgroepsregeling oudere zelfstandigen of krachtens het Bijstandsbesluit Zelfstandigen.

  • 13. Artikel 1, onder z, is niet van toepassing op degene die uitsluitend een uitgesteld vervroegd pensioen ontvangt. Onder een uitgesteld vervroegd pensioen wordt verstaan een vervroegd pensioen uit een dienstbetrekking die niet onmiddellijk voorafgaande aan de dag van ingang van dat pensioen is geëindigd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt de dienstbetrekking geacht voort te duren zolang en voor zover in het tijdvak gelegen tussen de beëindiging van de dienstbetrekking en de ingangsdatum van het vervroegde pensioen, in verband met de beëindiging van bedoelde dienstbetrekking een uitkering op grond van een sociale verzekeringswet dan wel een uitkering als bedoeld in artikel 1, onder g of aa, is toegekend.

  • 14. Vervallen.

  • 15. Artikel 1 is niet van toepassing op degene die recht heeft op medische zorg krachtens een regeling van een op grond van artikel 3, derde lid, dan wel artikel 13, tweede lid, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 aangewezen volkenrechtelijke organisatie.

  • 16. Het bepaalde in artikel 1 is – tenzij anders bepaald – niet van toepassing op degene die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.

Artikel 2a

Waar ingevolge dit besluit voor de verzekering als voorwaarde wordt gesteld dat betrokkene zijn woonplaats hier te lande heeft, is deze voorwaarde niet van toepassing op degene die buiten het Rijk woont op het grondgebied van een staat waar hij hetzij krachtens verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen, hetzij krachtens een verdrag recht heeft op verstrekkingen, welke in beginsel worden verleend ten laste van de Algemene Kas bedoeld in artikel 71 van de Ziekenfondswet.

Artikel 3

  • 1. Degene, tot wie één of meer personen bedoeld in artikel 1, onder c, in dienstbetrekking staan, wordt mede voor de toepassing van artikel 5 van de Ziekenfondswet beschouwd als werkgever. Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10 en 12 van de Ziektewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Degene, die belast is met de uitkering van wachtgeld, rente, pensioen of enige andere uitkering als bedoeld in de artikelen 1, 15 en 15a, wordt mede voor de toepassing van artikel 5 van de Ziekenfondswet beschouwd als werkgever van degene, aan wie het wachtgeld, de rente, het pensioen of enige andere uitkering, als vorenbedoeld is toegekend.

  • 3. Degene die belast is met de uitkering van pensioen of enige uitkering aan de persoon, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c en d, van de Ziekenfondswet, wordt, voor zover deze met de inhouding van ziekenfondspremie is belast, mede voor de toepassing van artikel 5 van de Ziekenfondswet beschouwd als werkgever van degene, aan wie het pensioen of de uitkering, als vorenbedoeld, is toegekend.

Artikel 3a

Waar in het vervolg van dit besluit regelen worden gesteld krachtens welke een procentuele premie wordt geheven gelden deze regelen onverminderd hetgeen bij of krachtens artikel 16a omtrent de daarbedoelde nominale premie is bepaald.

Artikel 4

Voor de verzekering van de verzekerden, bedoeld in artikel 1, onder c, wordt een premie geheven tot het krachtens het eerste lid van artikel 15 van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage van het loon, dat in het tijdvak, waarover de betaling loopt, door de verzekerden is genoten. Het bepaalde krachtens artikel 15, tweede lid, alsmede de artikelen 15, derde tot en met vijfde lid, en 16 van de Ziekenfondswet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de toepassing van de eerste volzin onder loon tevens wordt verstaan de WAO-conforme uitkering ingevolge paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP, die de verzekerde ontvangt ter zake van die dienstbetrekking waarin hij wegens arbeidsongeschiktheid niet of slechts ten dele arbeid verricht, alsmede de daarover verschuldigde inhoudingen op het loon, bedoeld in paragraaf 5 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP.

Artikel 4a

  • 1. Voor de verzekering van degenen, bedoeld in artikel 1, onder d, wordt over de uitkering een premie geheven tot het krachtens artikel 15, eerste lid, van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage.

  • 2. Artikel 9, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel is het bepaalde krachtens artikel 15, tweede lid, van de Ziekenfondswet alsmede het bepaalde in het derde, vierde en vijfde lid van dat artikel van overeenkomstige toepassing, waarbij de uitkering, als bedoeld in het eerste lid als loon wordt aangemerkt en het orgaan dat de uitkering doet als werkgever wordt beschouwd.

  • 4. Onze Minister kan voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.

Artikel 5

  • 1. Voor de verzekering van degenen, bedoeld in artikel 1, onder f, wordt van de uitkering en het wachtgeld, welke de verzekerden hebben genoten in het tijdvak, waarover de betaling loopt, een premie geheven tot het krachtens het eerste lid van artikel 15 van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage. Daarbij wordt in voorkomend geval mede als uitkering of wachtgeld aangemerkt de toeslag ingevolge artikel 9 van de Wet van 20 december 1984, houdende aanpassing van uitkeringspercentages van ontslaguitkerings- en arbeidsongeschiktheidsregelingen voor overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel (Stb. 657).

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel is het bepaalde krachtens artikel 15, tweede lid, van de Ziekenfondswet alsmede het bepaalde in het derde, vierde en vijfde lid van dat artikel van overeenkomstige toepassing, waarbij het orgaan, dat de uitkering of het wachtgeld verleent, als werkgever wordt beschouwd en de uitkering en het wachtgeld als loon worden aangemerkt. Artikel 9, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5a

  • 1. Voor de verzekering van verzekerden als bedoeld in artikel 1, onder g, wordt van de uitkering ter zake van vervroegde uittreding, de vakantie-uitkering daaronder begrepen, een premie geheven tot het krachtens artikel 15, eerste lid, van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage.

  • 2. Bij ministeriële regeling van Onze Minister kan worden bepaald dat bij de premieberekening een daarbij aan te geven deel van de uitkering of de vakantie-uitkering buiten beschouwing blijft.

  • 3. Indien de uitkering niet of slechts ten dele wordt uitbetaald wegens samenloop met andere inkomsten, wordt de uitkering voor de toepassing van dit artikel geacht ten volle te worden uitbetaald, tenzij de uitkering niet of slechts ten dele wordt uitbetaald wegens samenloop met loon of uitkering waarover reeds krachtens een andere bepaling premie voor de verplichte ziekenfondsverzekering verschuldigd is.

  • 4. Voor de toepassing van dit artikel is van overeenkomstige toepassing het bepaalde in artikel 9, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

  • 5. Het bepaalde krachtens artikel 15, tweede lid, en artikel 15, derde, vierde en vijfde lid, van de Ziekenfondswet zijn van overeenkomstige toepassing. Het orgaan dat de uitkering doet, wordt als werkgever beschouwd en de uitkering wordt als loon aangemerkt. Als bedrijfsvereniging in de zin van de Organisatiewet sociale verzekeringen wordt, behoudens in door Onze Minister te bepalen uitzonderingsgevallen, aangemerkt de bedrijfsvereniging waarbij de werkgever bij wie de persoon, bedoeld in artikel 1, onder g, op de datum van uittreding in dienstbetrekking was, was aangesloten. In afwijking van artikel 15, derde en vijfde lid, van de Ziekenfondswet stort de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel, genoemd in artikel 11, eerste lid, van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, de in het eerste lid bedoelde premie rechtstreeks in de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71 van de Ziekenfondswet.

  • 6. Indien de uitkering wordt gedaan door de werkgever bij wie degene, bedoeld in artikel 1, onder g, vóór de uittreding in dienstbetrekking was, is het vijfde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Onze Minister kan voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.

Artikel 6

  • 1. Voor de verzekering van verzekerden als bedoeld in artikel 1, onder i, die in het genot zijn van een ziekengeld krachtens Hoofdstuk II of een uitkering krachtens Hoofdstuk III van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen wordt van het ziekengeld onderscheidenlijk de uitkering een premie geheven tot het krachtens artikel 15, eerste lid, van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage. Het bepaalde krachtens artikel 15, tweede lid, alsmede artikel 15, derde, vierde en vijfde lid, van de Ziekenfondswet en artikel 9, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering zijn van overeenkomstige toepassing. Het orgaan dat het ziekengeld onderscheidenlijk de uitkering verleent, wordt als werkgever beschouwd. Het ziekengeld wordt als loon aangemerkt.

  • 2. Een toeslag ingevolge de Toeslagenwet, genoten in het tijdvak waarover de betaling loopt, wordt tot het ziekengeld gerekend.

  • 3. Als uitkering worden tevens aangemerkt een toeslag ingevolge de Toeslagenwet en aanspraken krachtens een andere wettelijke regeling, waarmee bij de vaststelling van het bedrag van de uitkering rekening werd gehouden, voor zover over het bedrag van die aanspraken niet reeds premie wordt geheven.

  • 4. De Bedrijfsvereniging voor overheidsdiensten stort de premie in de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71 van de Ziekenfondswet. Onze Minister kan voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.

Artikel 7

Vervallen.

Artikel 8

  • 1. Voor de verzekering van verzekerden als bedoeld in artikel 1, onder k, wordt van het uit te betalen pensioen of de uit te betalen periodieke uitkering een premie geheven tot het krachtens artikel 15, eerste lid, van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid worden mede als uit te betalen pensioen aangemerkt de aanvulling, toeslag en de herberekeningstoelage onderscheidenlijk bedoeld in de artikelen F 7, F 7a en U 22 van de Spoorwegpensioenwet. Voorts wordt voor de toepassing van het eerste lid mede als uit te betalen pensioen of uitkering aangemerkt de toeslag ingevolge artikel 10 van de Wet van 20 december 1984, houdende aanpassing van uitkeringspercentages van ontslaguitkerings- en arbeidsongeschiktheidsregelingen voor overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel (Stb. 657).

  • 3. Het bepaalde krachtens artikel 15, tweede lid, van de Ziekenfondswet en artikel 9, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering zijn van overeenkomstige toepassing. Het orgaan dat de pensioenuitkering of de periodieke uitkering doet, wordt als werkgever beschouwd en het pensioen en de periodieke uitkering worden als loon aangemerkt.

  • 4. Het orgaan, belast met de uitbetaling van het pensioen of de periodieke uitkering, houdt de door de verzekerde ingevolge dit artikel verschuldigde premie in op het pensioen of de periodieke uitkering.

  • 5. Het in het vierde lid bedoelde orgaan stort de in het eerste lid bedoelde premie in de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71 van de Ziekenfondswet.

    Onze Minister kan voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.

Artikel 9

  • 1. Voor de verzekering van verzekerden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van de Ziekenfondswet, voor zover zij recht hebben op een tijdelijke weduwenuitkering dan wel een weduwen- of wezenpensioen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet, wordt een premie geheven tot het krachtens artikel 15, eerste lid, van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage.

    De premie wordt per maand berekend over de tijdelijke weduwen-uitkering, het weduwen- onderscheidenlijk het wezenpensioen, elk met inbegrip van de vakantie-uitkering, waarop de verzekerde aanspraak heeft krachtens de Algemene Weduwen- en Wezenwet. Indien de uitkering onderscheidenlijk het pensioen slechts ten dele wordt toegekend in verband met samenloop met uitkering ingevolge de sociale wetgeving van een andere mogendheid, wordt de uitkering of het pensioen voor de vaststelling van de verschuldigde premie geacht ten volle te worden uitbetaald.

  • 2. Het bepaalde krachtens artikel 15, tweede lid, van de Ziekenfondswet is van overeenkomstige toepassing. De Sociale Verzekeringsbank wordt als werkgever beschouwd.

  • 3. De Sociale Verzekeringsbank houdt de door de verzekerde ingevolge dit artikel verschuldigde premie in op de tijdelijke weduwenuitkering, het weduwenpensioen onderscheidenlijk het wezenpensioen, waarop de verzekerde aanspraak heeft krachtens de Algemene Weduwen- en Wezenwet.

  • 4. De Sociale Verzekeringsbank stort de in het eerste lid bedoelde premie in de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71 van de Ziekenfondswet. Onze Minister kan voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en verantwoording van de premie.

Artikel 10

Voor de verzekering van degenen, bedoeld in artikel 1, onder h, n en s, is alleen een nominale premie verschuldigd als bedoeld in artikel 16a.

Artikel 11

  • 1. Onze Minister en Onze Minister van Defensie stellen de premie vast, verschuldigd voor de verzekering van de verzekerden, bedoeld in artikel 1, onder o en p.

  • 2. Onze beide voornoemde Ministers stellen daarbij tevens vast naar welke regelen de premie wordt berekend, wie de premie verschuldigd is en welk orgaan deze int. Hierbij kunnen voorschriften worden gegeven ten aanzien van de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie. Voorts kan voor één of meer van de hier bedoelde groepen worden bepaald, dat de premiebetaling zal geschieden door betaling ineens van een jaarlijks door Onze Minister en Onze Minister van Defensie vast te stellen bedrag.

Artikel 11a

  • 1. Onze Minister stelt de premie vast, verschuldigd voor de verzekering van verzekerden, bedoeld in artikel 1, onder q.

  • 2. Onze Minister stelt daarbij tevens vast naar welke regelen de premie wordt berekend, wie de premie verschuldigd is en welk orgaan deze int. Hierbij kunnen voorschriften worden gegeven ten aanzien van de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie. Voorts kan worden bepaald dat de premiebetaling zal kunnen geschieden door betaling ineens van een jaarlijks door Onze Minister vast te stellen bedrag.

Artikel 11b

  • 1. Voor de verzekering van verzekerden als bedoeld in artikel 1, onder r, wordt van het uit te betalen pensioen een premie geheven tot het krachtens artikel 15, eerste lid, van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid worden mede als uit te betalen pensioen aangemerkt de bestanddelen van het pensioen, bedoeld in artikel A6, eerste lid en tweede lid, onder b, van de Algemene militaire pensioenwet, de toeslag, bedoeld in artikel F7a van die wet, alsmede de toeslag, bedoeld in artikel 10 van de Wet van 20 december 1984, houdende aanpassing van uitkeringspercentages van ontslaguitkerings- en arbeidsongeschiktheidsregelingen voor overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel (Stb. 657).

  • 3. Het bepaalde krachtens artikel 15, tweede lid, van de Ziekenfondswet en artikel 9, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering zijn van overeenkomstige toepassing. Onze Minister van Defensie wordt als werkgever beschouwd en het pensioen wordt als loon aangemerkt.

  • 4. Onze Minister van Defensie houdt de door de verzekerde ingevolge dit artikel verschuldigde premie in op het pensioen.

  • 5. De in het vierde lid bedoelde minister stort de in het eerste lid bedoelde premie in de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71 van de Ziekenfondswet. Onze Minister en Onze Minister van Defensie tezamen kunnen voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.

Artikel 12

  • 1. Voor de verzekering van verzekerden als bedoeld in artikel 1, onder t, wordt van het pensioen, de vakantie-uitkering daaronder begrepen, een premie geheven tot het krachtens artikel 15, eerste lid, van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage.

  • 2. Indien het pensioen slechts ten dele wordt uitbetaald wegens samenloop met wettelijke uitkeringen dan wel in verband met samenloop met uitkeringen ingevolge de sociale wetgeving van een andere mogendheid, wordt het pensioen voor de toepassing van het eerste lid geacht ten volle te zijn uitbetaald, voor zover over het bedrag van die aanspraken niet reeds premie wordt geheven.

  • 3. Het bepaalde krachtens artikel 15, tweede lid, van de Ziekenfondswet en artikel 9, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering zijn van overeenkomstige toepassing. Het orgaan dat de pensioenuitkering doet, wordt als werkgever beschouwd en het pensioen wordt als loon aangemerkt.

  • 4. Het orgaan dat de pensioenuitkering doet, houdt de door de verzekerde ingevolge dit artikel verschuldigde premie in op het pensioen.

  • 5. Het in het vierde lid bedoelde orgaan stort de in het eerste lid bedoelde premie in de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71 van de Ziekenfondswet.

    Onze Minister kan voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.

Artikel 12a

  • 1. Voor de verzekering op grond van de arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet van degenen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van de Ziekenfondswet, alsmede voor de verzekering van degenen, bedoeld in artikel 1, onder v, wordt van de uit te betalen arbeidsongeschiktheidsuitkering welke de verzekerde heeft genoten in het tijdvak waarover de betaling loopt, een premie geheven tot het krachtens artikel 15, eerste lid, van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid worden mede als uit te betalen arbeidsongeschiktheidsuitkering aangemerkt de vakantie-uitkering en de toelage onderscheidenlijk bedoeld in artikel 53 en artikel 58, eerste en derde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, de toeslag ingevolge de Toeslagenwet, alsmede het bedrag, waarmede de arbeidsongeschiktheidsuitkering of genoemde vakantie-uitkering wordt beperkt in verband met samenloop met uitkering ingevolge de sociale wetgeving van een andere mogendheid.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel is het bepaalde krachtens artikel 15, tweede lid, van de Ziekenfondswet van overeenkomstige toepassing, waarbij het orgaan dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering doet als werkgever wordt beschouwd.

  • 4. Voor de toepassing van dit artikel is artikel 9, tweede en tiende lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering van overeenkomstige toepassing. Voor een verzekerde die tevens verzekerd is krachtens artikel 3, eerste lid, onder a, van de Ziekenfondswet, uit hoofde van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van een verplichte verzekering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, worden voor de toepassing van de vorige volzin de uitkeringen, bedoeld in dit artikel, samengeteld.

  • 5. Het orgaan dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering doet, houdt de door de verzekerde ingevolge dit artikel verschuldigde premie in op de uitkering.

  • 6. Het in het vijfde lid bedoelde orgaan stort de in het eerste lid bedoelde premie in de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71 van de Ziekenfondswet. Onze Minister kan voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie en kan met betrekking tot het bepaalde in de eerste volzin van dit lid afwijkende regelen vaststellen ten aanzien van organen bedoeld in artikel 41, vijfde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet.

Artikel 12b

  • 1. Voor de verzekering van verzekerden als bedoeld in artikel 1, onder w, wordt van de uit te betalen WAO-conforme uitkering ingevolge paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP, een premie geheven tot het krachtens artikel 15, eerste lid, van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage.

  • 2. Het bepaalde krachtens artikel 15, tweede lid, van de Ziekenfondswet en artikel 9, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering zijn van overeenkomstige toepassing. Het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, wordt als werkgever beschouwd en de WAO-conforme uitkering alsmede de daarover verschuldigde inhoudingen op het loon, bedoeld in paragraaf 5 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, wordt als loon aangemerkt.

  • 3. Het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel houdt de door de verzekerde ingevolge dit artikel verschuldigde premie in op de WAO-conforme uitkering.

  • 4. Het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel stort de in het eerste lid bedoelde premie in de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71 van de Ziekenfondswet. Onze Minister en Onze Minister van Binnenlandse zaken tezamen kunnen voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.

Artikel 13

  • 1. Voor de verzekering van verzekerden als bedoeld in artikel 1, onder x, sub 1, en onder aa en ff, wordt van de uitkering onderscheidenlijk vergoeding, herleid tot een bruto-bedrag, die zij hebben genoten in het tijdvak waarover de betaling loopt, een premie geheven tot het krachtens artikel 15, eerste lid, van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage.

  • 2. Het bepaalde krachtens artikel 15, tweede lid, en artikel 15, derde, vierde en vijfde lid, van de Ziekenfondswet zijn van overeenkomstige toepassing. Het orgaan dat de uitkering doet, wordt als werkgever beschouwd en de uitkering wordt als loon aangemerkt.

  • 3. Onze Minister kan voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.

  • 4. De ingevolge het eerste lid afgedragen premie kan niet worden teruggevorderd indien de in de vorm van een geldlening als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Bijstandswet verstrekte bijstand wordt afgelost.

Artikel 13a

  • 1. Voor de verzekering van degenen bedoeld in artikel 1, onder x, sub 2, onder bb, eerste lid en onder cc, eerste lid, is door de werkgever een door Onze Minister vast te stellen premie verschuldigd, welke wordt gebaseerd op de landelijk gemiddelde jaarlijkse kosten van een ziekenfondsverzekerde.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel zijn artikel 15, derde en vijfde lid, van de Ziekenfondswet van overeenkomstige toepassing, waarbij de instantie die belast is met de uitvoering van de onderscheidene opvangregelingen die van toepassing zijn op de verzekerden, bedoeld in artikel 1, onder bb, eerste lid en onder cc, eerste lid, als werkgever wordt beschouwd.

  • 3. Onze Minister kan voorschriften geven met betrekking tot de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.

Artikel 13b

  • 1. Voor de verzekering van verzekerden als bedoeld in artikel 1, onder y, wordt van de uitkering die zij hebben genoten in het tijdvak waarover de betaling loopt, een premie geheven tot het krachtens artikel 15, eerste lid, van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage.

  • 2. Het bepaalde krachtens artikel 15, tweede lid, en artikel 15, derde, vierde en vijfde lid, van de Ziekenfondswet zijn van overeenkomstige toepassing. Het orgaan dat de uitkering doet, wordt als werkgever beschouwd en de uitkering wordt als loon aangemerkt.

  • 3. Onze Minister kan voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.

Artikel 14

  • 1. Degenen, bedoeld in artikel 1, onder bb, tweede lid, onder cc, tweede lid, en in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Ziekenfondswet, zijn een premie verschuldigd over het ouderdomspensioen, de toeslag en de vakantie-uitkering, waarop zij aanspraak hebben krachtens de Algemene Ouderdomswet, alsmede over hun inkomsten uit of in verband met het verrichten van arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven. Onze Minister bepaalt welke inkomsten worden beschouwd als inkomsten uit of in verband met het verrichten van arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven.

  • 2. Over het ouderdomspensioen, de toeslag en de vakantie-uitkering waarop de verzekerde aanspraak heeft krachtens de Algemene Ouderdomswet, is een premie verschuldigd tot een door Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te zamen te bepalen percentage. De premie wordt per maand berekend over het ouderdomspensioen en de toeslag, met inbegrip van de vakantie-uitkering. Geen premie is verschuldigd over de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 18 van de Algemene Ouderdomswet, en de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 32 in verbinding met artikel 18, van die wet.

  • 3. Over de inkomsten van de verzekerde uit of in verband met het verrichten van arbeid in het bedrijfs- of beroepsleven wordt een premie geheven tot een door Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te zamen te bepalen percentage.

  • 4. Voor de verzekering van degenen, bedoeld in artikel 1, onder bb, tweede lid, onder cc, tweede lid, en in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Ziekenfondswet, wordt

    a. de in het tweede lid bedoelde premie door de Sociale Verzekeringsbank dan wel, indien uitbetaling van de in het tweede lid bedoelde uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet met toepassing van artikel 19, vijfde lid, van die wet plaatsvindt door een pensioeninstelling, die pensioeninstelling, ingehouden op het ouderdomspensioen en de toeslag waarop de verzekerde aanspraak heeft krachtens de Algemene Ouderdomswet, welke organen de premie storten in de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71 van de Ziekenfondswet. Onze Minister kan in afwijking hiervan bepalen dat in door hem vast te stellen gevallen tot een door hem vast te stellen tijdstip de inning van de hier bedoelde ziekenfondspremie geschiedt op de wijze, bedoeld onder c;

    b. de in het derde lid bedoelde premie op de inkomsten uit of in verband met het verrichten van arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven, voor zover die inkomsten bestaan uit door Onze Minister aan te wijzen uitkeringen, ingehouden door het orgaan dat die uitkeringen betaalbaar stelt, welk orgaan de premie stort in de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71 van de Ziekenfondswet. Onze Minister kan in afwijking hiervan bepalen dat in door hem vast te stellen gevallen tot een door hem vast te stellen tijdstip de inning van de hier bedoelde ziekenfondspremie geschiedt op de wijze, bedoeld onder c;

    c. de premie over alle overige inkomsten waarover premie verschuldigd is, bij de verzekerde geïnd door het ziekenfonds waarbij de verzekerde staat ingeschreven.

  • 5. Voor de verzekering van degenen, bedoeld in het eerste lid, die bij de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Ziekenfondswet en enige andere wetten in verband met uitbreiding van de personele werkingssfeer van de Ziekenfondswet met een bepaalde categorie van AOW-gerechtigden (verplichte ziekenfondsverzekering AOW-gerechtigden) en aanpassing van AOW-rechten in verband met te betalen premies ziektekostenverzekering, verplicht verzekerd waren overeenkomstig de bepalingen van de Ziekenfondswet op grond van artikel 15b, eerste lid, van dit besluit dan wel artikel 12, eerste, tweede en derde lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen, zoals die artikelen tot het tijdstip van inwerkingtreding van eerstbedoelde wet luidden, wordt de in het tweede en derde lid bedoelde premie bij de verzekerde geïnd door het ziekenfonds waarbij de verzekerde staat ingeschreven.

  • 6. Indien de verzekerde bedoeld in het eerste lid, niet bij een ziekenfonds staat ingeschreven wordt de premie geïnd door het ziekenfonds waarbij de verzekerde laatstelijk was ingeschreven. Indien de eerste volzin niet van toepassing is of de woonplaats van verzekerde is gewijzigd dan wordt de premie geïnd door het ziekenfonds waarbij de verzekerde zich bij of krachtens artikel 5, eerste lid, van de Ziekenfondswet dient aan te melden.

  • 7. Voor de toepassing van dit artikel is van overeenkomstige toepassing artikel 9, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

  • 8. Onze Minister kan aan de in het vierde lid, onder b, bedoelde organen verplichtingen opleggen en voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.

  • 9. Voor de toepassing van dit artikel wordt ten aanzien van de verzekerde die een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet geniet en daarnaast een uitkering ontvangt ingevolge de sociale wetgeving van een andere mogendheid in verband waarmee genoemd ouderdomspensioen is gekort, die uitkering gelijkgesteld met een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet, voor zover bedoelde uitkering de vorenbedoelde op het ouderdomspensioen toegepaste korting niet te boven gaat. Indien het een gehuwde pensioengerechtigde betreft wordt voor de toepassing van de vorige volzin de korting op de toeslag ingevolge artikel 8 van de Algemene Ouderdomswet dan wel op het ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet van de huwelijkspartner mede in aanmerking genomen.

  • 10. In afwijking van het vierde lid, onder b, en het vijfde lid wordt de over een uitkering ingevolge de Algemene Bijstandswet verschuldigde premie, ingehouden door het orgaan dat die uitkering betaalbaar stelt, welk orgaan de premie afdraagt aan de Bedrijfsvereniging voor Overheidsdiensten.

Artikel 14a

  • 1. Voor de verzekering van degene die een uitkering geniet ter zake van vervroegde pensionering als bedoeld in artikel 1, onder z, wordt een premie geheven tot een door Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te zamen te bepalen percentage over het gedeelte van de uitkering dat in verband met het bereiken van de 65-jarige leeftijd te zijner tijd zal vervallen. Over het deel van de uitkering dat het in de vorige volzin bedoelde bedrag te boven gaat wordt een premie geheven tot het krachtens artikel 15, eerste lid, van de Ziekenfondswet vastgestelde percentage.

  • 2. Behoudens nadere, door Onze Minister vast te stellen regelen, wordt de premie berekend over de uitkering, de vakantie-uitkering daaronder begrepen.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde premie over de uitkering wordt ingehouden door het orgaan dat de uitkering betaalbaar stelt. Bedoeld orgaan stort de premie in de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71 van de Ziekenfondswet. Onze Minister kan in afwijking hiervan bepalen dat in door hem vast te stellen gevallen tot een door hem vast te stellen tijdstip de inning van de hier bedoelde ziekenfondspremie bij de verzekerde geschiedt door het ziekenfonds waarbij de verzekerde staat ingeschreven.

  • 4. Voor de toepassing van dit artikel is artikel 9, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Onze Minister kan aan het in het derde lid bedoelde orgaan verplichtingen opleggen en voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.

Artikel 14b

  • 1. Degenen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, en artikel 14a, eerste lid, zijn verplicht aan het orgaan dat met de premie-inhouding en -afdracht is belast, aan het ziekenfonds, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onder b, laatste volzin, en onder c, en vijfde lid, en in artikel 14a, derde lid, en aan degene bedoeld in artikel 14, zesde lid, alsmede aan de door hen gemachtigde personen, alle gevraagde inlichtingen te verstrekken en inzage te geven in alle boeken en bescheiden, voor zover deze zulks voor de beoordeling van de verzekeringsplicht en de vaststelling van de premie nodig achten.

  • 2. Degenen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, en artikel 14a, zijn verplicht het ziekenfonds, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onder b, laatste volzin, en onder c, en vijfde lid, en in artikel 14a, derde lid, en degene bedoeld in artikel 14, zesde lid, tijdig in te lichten over wijzigingen in de inkomsten, welke van belang zijn voor de premieheffing door het ziekenfonds.

  • 3. Overtreding van het eerste en tweede lid wordt aangeduid als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 84 van de Ziekenfondswet.

Artikel 14c

Vervallen.

Artikel 14d

Voor zover de premie welke ingevolge dit besluit verschuldigd is, niet wordt geheven door een bedrijfsvereniging of een ander orgaan dat is onderworpen aan het toezicht van het College van toezicht sociale verzekeringen, bedoeld in hoofdstuk II van de Organisatiewet sociale verzekeringen, verricht de Ziekenfondsraad de controle op de inning en afdracht van de ziekenfondspremie. Onze Minister kan hieromtrent nadere regelen stellen.

Artikel 14e

  • 1. Indien blijkt dat voor de verzekering van de persoon, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b of d, van de Ziekenfondswet, die gelijktijdig verzekerd is ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a of d, van de Ziekenfondswet of een of meer onderdelen van artikel 1 van dit besluit over in totaal een hoger bedrag premie is betaald dan het bedrag, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering wordt de premie betaald over het bedrag dat hoger is dan het hiervoor bedoelde bedrag, terugbetaald volgens nader te stellen regelen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde regelen worden vastgesteld door de Ziekenfondsraad. De Ziekenfondsraad kan daarbij bepalen door en aan wie die premie wordt terugbetaald en zonodig aan die regelen terugwerkende kracht verlenen.

  • 3. Artikel 13, derde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15

  • 1. Verzekerd is voorts, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid, en voor zover de betrokkene de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt en zijn woonplaats hier te lande heeft:

    a. vervallen;

    b. vervallen;

    c. vervallen;

    d. vervallen;

    e. degene, die een rente of uitkering ontvangt op grond van het bepaalde in artikel 14 van de Liquidatiewet ongevallenwetten;

    f. degene, die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst is geweest van een publiekrechtelijk lichaam en wegens ziekte of ongeval, in verband met deze dienstbetrekking ontstaan, een uitkering op voet van de bepalingen van de Ongevallenwet 1921 ontvangt, welke is berekend naar een verlies van geschiktheid tot werken van 50% of meer;

    g. de weduwe en de wezen van de onder f bedoelde personen, die op grond van het overlijden van de betrokkene, tengevolge van de ziekte of het ongeval, een uitkering op de voet van de bepalingen van de Ongevallenwet 1921 ontvangen;

    h. degene, die een weduwenpensioen geniet ten laste van het Spoorwegpensioenfonds als bedoeld in de Spoorwegpensioenwet.

  • 2. Het eerste lid, onder e-h, is met inachtneming van het bepaalde bij het derde lid slechts van toepassing op degene, die op de dag voorafgaande aan het in werking treden van dit besluit verplicht verzekerd was ingevolge het Ziekenfondsenbesluit op grond van zijn aanspraak op een rente, uitkering onderscheidenlijk pensioen als genoemd in het eerste lid, onder e-h, voor de duur van deze aanspraak, mits hij bij het in werking treden van dit besluit niet krachtens enige andere bepaling verplicht-verzekerd is overeenkomstig het bepaalde in de Ziekenfondswet en tot aan het tijdstip, waarop hij krachtens enige andere bepaling verplicht verzekerd wordt overeenkomstig het bepaalde in de Ziekenfondswet of van de verplichte verzekering wordt uitgezonderd wegens toepassing van de inkomensgrens bedoeld in het tweede lid van artikel 3 van de Ziekenfondswet, dan wel het bepaalde in het derde lid op hem toepassing vindt.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op degene, die krachtens een arbeidsverhouding deelnemer is aan een door Onze Minister en Onze Minister van Binnenlandse Zaken aan te wijzen publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren en die aan deze ziektekostenregeling recht kan ontlenen op geneeskundige verzorging of op een vergoeding van kosten van geneeskundige verzorging.

Artikel 15a

  • 1. Degenen die:

    a. een WAO-conforme uitkering ingevolge paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP ontvangen, dan wel

    b. een invaliditeitspensioen ingevolge de Algemene militaire pensioenwet of de Spoorwegpensioenwet genieten, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%, en die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen verzekerd waren op grond van artikel 1, onder k, r of w, zoals die onderdelen tot vorenbedoeld tijdstip luidden, blijven verzekerd onder de voorwaarden zoals die op dat tijdstip golden. Met betrekking tot de vaststelling, de invordering en de afdracht van de premie zijn de artikelen 8, 11 en 12b van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De belanghebbende, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet privatisering ABP die aanspraak heeft op het diensttijdpensioen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van die wet doch niet een WAO-conforme uitkering als bedoeld in het eerste lid ontvangt, en die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen verzekerd was op grond van artikel 1, onder w, zoals dat onderdeel tot vorenbedoeld tijdstip luidde, blijft verzekerd onder de voorwaarden zoals die op dat tijdstip golden. Met betrekking tot de vaststelling, de invordering en de afdracht van de premie is artikel 12b van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15b

  • 1. Degene die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Ziekenfondswet en enige andere wetten in verband met uitbreiding van de personele werkingssfeer van de Ziekenfondswet met een bepaalde categorie van AOW-gerechtigden (verplichte ziekenfonds-verzekering AOW-gerechtigden) en aanpassing van AOW-rechten in verband met te betalen premies ziektekostenverzekering, naar de omstandigheden beoordeeld woonachtig is op het grondgebied van een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen, dan wel een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of een staat waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten en wiens verzekering ingevolge de Ziekenfondswet als gevolg van de inwerkingtreding van eerstgenoemde wet met ingang van dat tijdstip eindigt omdat niet wordt voldaan aan artikel 3, eerste lid, onder c, van de Ziekenfondswet, is verplicht verzekerd overeenkomstig de bepalingen van de Ziekenfondswet, zolang hij buiten Nederland op het grondgebied van een vorenbedoelde staat woonachtig is.

  • 2. Hetgeen bij of krachtens de Ziekenfondswet van toepassing is op personen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, is op de personen, bedoeld in het eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15c

Vervallen.

Artikel 15d

Indien hij daartoe de wens te kennen geeft, is tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, degene die hier te lande woonachtig is en die op 30 september 1990 jonger was dan 65 jaar en die op die datum verzekerd was ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a of b, in verbinding met het tweede en derde lid, van dit besluit zoals dit op genoemd tijdstip luidde, verplicht verzekerd overeenkomstig de bepalingen van de Ziekenfondswet.

Artikel 16

  • 1. Voor de verzekering van degenen, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder e-h, wordt een premie geheven tot het krachtens artikel 15, tweede lid, van de Ziekenfondswet door de verzekerde verschuldigde premiepercentage berekend van de rente, de uitkering, onderscheidenlijk het pensioen als bedoeld in het eerste lid van artikel 15, met dien verstande, dat de premie ten minste f 2,50 per maand bedraagt, tenzij de rente, de uitkering onderscheidenlijk het pensioen als vorenbedoeld minder bedraagt dan dit bedrag, in welk geval de premie gelijk is aan het bedrag van de rente, de uitkering onderscheidenlijk het pensioen.

    In voorkomend geval wordt mede tot het pensioen gerekend de vergoeding, bedoeld in artikel N 3 van de Spoorwegpensioenwet.

  • 2. Het orgaan, belast met de uitbetaling van de rente, de uitkering onderscheidenlijk het pensioen, houdt de premie daarop in en stort deze in de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71, eerste lid, van de Ziekenfondswet. Onze Minister kan voorschriften geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de premie.

Artikel 16a

  • 1. Onverminderd hetgeen krachtens dit besluit omtrent de procentuele premie is bepaald, wordt voor de verzekering van de verzekerde, bedoeld in de artikelen 1, onder c, d, f, g, h, i, k, n, r, s, t, v, w, x, sub 1, y, z, aa, bb, tweede lid, cc, tweede lid, ff, 9, 12a, 14, 15, 15a, 15b en 15d, en zijn medeverzekerde, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Ziekenfondswet, een jaarlijkse nominale premie geheven. Met betrekking tot deze nominale premie zijn de regelen die bij of krachtens artikel 17, eerste tot en met zesde lid, achtste en negende lid, van de Ziekenfondswet zijn gesteld van toepassing.

  • 2. Onze Minister kan met betrekking tot de in dit artikel bedoelde nominale premie verschuldigd voor de verzekering van door hem aan te wijzen groepen van personen die krachtens artikel 3, eerste lid, onder b, c of d, van de Ziekenfondswet verzekerd zijn en die naar de omstandigheden beoordeeld woonachtig zijn op het grondgebied van een andere Lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap, dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of een staat waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten, andere regelen stellen.

Artikel 16b

  • 1. Bij de premieheffing ingevolge dit besluit wordt geen premie geheven over de overhevelingstoeslag, bedoeld in artikel 1 van de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies.

  • 2. Tot 1 januari 1998 wordt voor de uitkeringen, als bedoeld in artikel 1, onder x, sub 1, en onder aa, de premie geheven over de tot een bruto- bedrag herleide uitkering verminderd met een bedrag gelijk aan de premies ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).

  • 3. Artikel 76, tweede lid, van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies is van overeenkomstige toepassing op de berekening van het in het tweede lid bedoelde bedrag gelijk aan de premies ingevolge de AAW en de AWBZ.

Artikel 17

Dit besluit kan worden aangehaald als Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet.

Artikel 18

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1966.

Naar boven