Besluit van 12 december 1996, houdende wijzigingen van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van de Financiële-verhoudingswet (Invoeringsbesluit Financiële-verhoudingswet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mw. A. G. M. van de Vondervoort, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën, van 31 mei 1996, kenmerk VFO96/1/U6);

Gelet op artikel 4 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, de artikelen 13 en 17 van de Financiële-verhoudingswet, artikel 3 van de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet, artikel 25 van de Rampenwet, artikel 130 van de Wet geluidhinder en artikel 39 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing;

Gezien het advies van de Raad voor de gemeentefinanciën van 18 april 1996 (Rgf 15.50/080.007);

De Raad van State gehoord (advies van 9 juli 1996, nr. W04.96.0239);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mw. A. G. M. van de Vondervoort, uitgebracht mede namens de Staatsecretaris van Financiën, van 5 december 1996, kenmerk VFO93/4/U363);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Inhoudsopgave Blz.

HOOFDSTUK 1. Ministerie van Justitie3
Faciliteitenbesluit opvangcentra3
  
HOOFDSTUK 2. Ministerie van Binnenlandse Zaken4
Besluit integratie welzijnsmiddelen Gemeentefonds4
Besluit integratie-uitkering voorzieningen gehandicapten Gemeentefonds4
Besluit integratie-uitkering WUW-middelen Gemeentefonds4
Besluit rijksbijdragen gemeenten bij rampen4
Besluit uitkeringen beleidsplannen minderheden vier grote steden4
Besluit uitkering leerlingenvervoer Gemeentefonds4
Besluit verfijningen algemene uitkering 19844
  
HOOFDSTUK 3. Ministerie van Financiën6
Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 19946
  
HOOFDSTUK 4. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer7
Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing7
Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg7
  
HOOFDSTUK 5. Slotbepalingen7

HOOFDSTUK 1. MINISTERIE VAN JUSTITIE

Artikel 1

Het >Faciliteitenbesluit opvangcentra1 wordt als volgt gewijzigd.

A. Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd die luiden:

d. uitkeringsfactor: de uitkeringsfactor, bedoeld in artikel 1 van het Besluit financiële verhouding Rijk-gemeenten;

e. bedrag per eenheid: een bedrag per eenheid als bedoeld in artikel 9 van de Financiële-verhoudingswet.

B. In artikel 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De uitkering is het produkt van het in het eerste lid bedoelde aantal capaciteitsplaatsen, de uitkeringsfactor en de gewogen som van de bedragen per eenheid voor:

    1°. het aantal inwoners van de gemeente;

    2°. het aantal inwoners van de gemeente met een leeftijd van 19 jaar en minder;

    3°. het aantal inwoners van de gemeente met een leeftijd van 65 jaar en meer;

2. Onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid worden na het tweede lid twee nieuwe leden ingevoegd die luiden:

  • 3. De in het tweede lid bedoelde weging wordt bepaald door de onderdelen 1°, 2° en 3° te vermenigvuldigen met respectievelijk 1; 0,34 en 0,01.

  • 4. Bij de berekening van de uitkering worden voor de uitkeringsfactor en de bedragen per eenheid waarden gehanteerd die overeenkomen met de verwachte uitkeringsfactor en de verwachte bedragen per eenheid, zoals die over het uitkeringsjaar bekend zijn gemaakt door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Financiën, naar de stand van 31 december van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar.

C. In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De uitkering is het produkt van het in het eerste lid bedoelde aantal woonruimten, het bedrag per eenheid voor het aantal woonruimten in de gemeente en de uitkeringsfactor.

2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd dat luidt:

  • 3. Artikel 3, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

D. Aan artikel 10 worden drie nieuwe leden toegevoegd die luiden:

  • 3. Bij de berekening van de in het eerste lid bedoelde uitkeringen worden, indien van toepassing, voor het uitkeringspercentage en de bedragen per eenheid waarden gehanteerd die overeenkomen met het verwachte uitkeringspercentage en de verwachte bedragen per eenheid, zoals die over het uitkeringsjaar 1996 bekend zijn gemaakt door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Financiën, naar de stand van 31 december 1995.

  • 4. Aan een gemeente waarin een opvangcentrum is gevestigd op grond van een daartoe voor 1 januari 1997 gesloten overeenkomst tussen de gemeente en het orgaan wordt, tot het tijdstip waarop de overeenkomst expireert, een uitkering verstrekt op grond van het Faciliteitenbesluit opvangcentra zoals dit luidde op 31 december 1996. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing voor zover een in dat lid bedoelde overeenkomst wordt verlengd.

HOOFDSTUK 2. MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Artikel 2

Het Besluit integratie welzijnsmiddelen Gemeentefonds wordt ingetrokken.

Artikel 3

Het Besluit integratie-uitkering voorzieningen gehandicapten Gemeentefonds wordt ingetrokken.

Artikel 4

Het Besluit integratie-uitkering WUW-middelen Gemeentefonds2 wordt als volgt gewijzigd.

Artikel 2, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De in het eerste lid genoemde uitkering uit het gemeentefonds wordt in 1997 tot en met 2017 aangevuld met en met ingang van 2018 vervangen door verhogingen van de algemene uitkering door middel van aanpassingen van het bedrag per hectare land en binnenwater. De aanpassingen worden door Onze Ministers vastgesteld.

Artikel 5

Het Besluit rijksbijdragen gemeenten bij rampen3 wordt als volgt gewijzigd.

In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

1. In het tweede lid wordt «artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet 1984 (Stb. 1983, 650)» vervangen door: artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Indien de gemeente op 1 januari van het lopende kalenderjaar is ingesteld of indien de grenzen van de gemeente op die datum zijn gewijzigd, wordt het in het tweede lid bedoelde aantal inwoners door Onze Minister vastgesteld op basis van een redelijke schatting van dat aantal zoals dit op 1 januari van het voorgaande jaar zou zijn geweest, als de instelling of de wijziging reeds op die datum was ingegaan.

Artikel 6

Het Besluit uitkeringen beleidsplannen minderheden vier grote steden wordt ingetrokken.

Artikel 7

Het Besluit uitkering leerlingenvervoer Gemeentefonds wordt ingetrokken.

Artikel 8

Het Besluit verfijningen algemene uitkering 19844 wordt als volgt gewijzigd.

A. Artikel 1.1 komt te luiden:

Artikel 1.1

Dit besluit verstaat onder een wijziging van de gemeentelijke indeling tevens een grenscorrectie.

B. Aan artikel 2.1.1, eerste lid, wordt de volgende zin toegevoegd: De aanwijzing kan uitsluitend betreffen de gemeenten Albrandswaard, Almere, Barendrecht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Haarlemmermeer, Heerhugowaard, Houten, Leidschendam, Nootdorp, Pijnacker, Rijswijk, Vleuten-De Meern en Wateringen.

C. Artikel 2.1.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt de zinsnede «, gedeputeerde staten en de Raad» vervangen door: en gedeputeerde staten.

2. De tweede volzin van het derde lid vervalt.

3. In het vierde lid vervalt de zinsnede: en de Raad.

4. Het vijfde lid vervalt.

5. De leden genummerd 6 tot en met 11 worden genummerd 5 tot en met 10.

6. In het vijfde lid (nieuw) vervalt de zinsnede: binnen acht weken na ontvangst van het advies van de Raad, maar in ieder geval.

7. In het zesde lid (nieuw) vervalt de zinsnede: en de Raad.

D. Artikel 2.1.4 vervalt.

E. Artikel 2.7.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De berekening van de uitkomst van de formule opgenomen in het eerste lid vindt plaats naar de toestand over het uitkeringsjaar waarin de datum van herindeling valt. Bij de berekening blijven uitkeringen op grond van de artikelen 3.3.1 en 3.15.1 buiten beschouwing.

2. Een vierde lid wordt toegevoegd dat luidt:

  • 4. In afwijking van het eerste tot en met derde lid wordt aan de gemeenten Boxtel, 's-Hertogenbosch en Sint-Michielsgestel gedurende de jaren 1997 tot en met 2000 een verfijningsuitkering gedaan overeenkomstig de bedragen in de volgende tabel:

    Gemeente1997199819992000
    Boxtel205 190153 890102 60051 300
    s-Hertogenbosch2 293 5901 720 1901 146 790573 400
    Sint-Michielsgestel354 500265 870177 25088 620

F. Artikel 2.7.2 komt te luiden:

Artikel 2.7.2

De in het eerste lid van artikel 2.7.1, onder de beschrijving van de letter A bedoelde toerekening van de algemene uitkering aan een gebiedsdeel van een gemeente die niet geheel is overgegaan naar de bedoelde gemeente vindt, voor wat betreft de maatstaven land en binnenwater, buitenwater, inwoners en woonruimten plaats naar rato van het aantal overgaande hectaren land en binnenwater, onderscheidenlijk hectaren buitenwater, inwoners en woonruimten. Voor wat betreft de overige maatstaven vindt de toerekening plaats naar rato van het aantal overgaande woonruimten.

G. Artikel 2.7.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «artikel 2.7.1., 2.7.3 en 2.7.4» vervangen door: artikelen 2.7.1, met uitzondering van het vierde lid, 2.7.3 en 2.7.4. De zinsnede «, gedeputeerde staten en de Raad» wordt vervangen door: en gedeputeerde staten.

2. De tweede volzin van het tweede lid vervalt.

3. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

4. In het derde lid (nieuw) vervalt de zinsnede: binnen acht weken na ontvangst van het advies van de Raad, maar in ieder geval.

H. Artikel 2.7.6 komt te luiden:

Artikel 2.7.6

  • 1. De verfijningsuitkeringen hebben betrekking op wijzigingen van de gemeentelijke indeling waarbij de datum van herindeling ligt vóór 1 januari 1997.

  • 2. De verfijningsuitkeringen hebben tevens betrekking op wijzigingen van de gemeentelijke indeling waarbij de datum van herindeling ligt op 1 januari 1997 of op 1 januari 1998, mits:

    a. de wijziging geschiedt bij wet en aan deze wet een ontwerp-regeling als bedoeld in artikel 284 van de Gemeentewet ten grondslag ligt welke voor 1 januari 1996 aan provinciale staten ter vaststelling is voorgelegd, of

    b. de wijziging geschiedt bij algemene maatregel van bestuur en aan deze maatregel een ontwerp-regeling als bedoeld in artikel 13 van de Wet algemene regels herindeling ten grondslag ligt welke voor 1 januari 1996 aan provinciale staten ter vaststelling is voorgelegd, of

    c. het een wijziging betreft van de indeling van de gemeenten Boekel of Vierlingsbeek.

I. Artikel 2.7.7 vervalt.

J. Artikel 3.3.3 vervalt.

K. In artikel 3.15.2, onder b, wordt «de Wet» vervangen door: de Financiële-Verhoudingswet 1984, zoals deze luidde voor 1 januari 1997.

L. Artikel 3.15.6 vervalt.

M. Na artikel 3.15.5 wordt een artikel 4.1 toegevoegd, dat luidt:

Artikel 4.1

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verfijningen algemene uitkering 1984.

HOOFDSTUK 3. MINISTERIE VAN FINANCIËN

Artikel 9

Het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 19945 wordt als volgt gewijzigd.

In artikel 12 wordt «artikel 12 van de Financiële-Verhoudingswet 1984» vervangen door: artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet.

HOOFDSTUK 4. MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Artikel 10

Het Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing6 wordt als volgt gewijzigd.

Artikel 4, zesde lid, onder b komt te luiden:

b. een bedrag dat wordt verkregen door het percentage, dat de som van de algemene uitkering en de aanvullende uitkering aan de betrokken gemeente, bedoeld in artikel 6 en artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet, uitmaakt van het totaal van die uitkeringen, te berekenen over f 1 719 844 099,–;

Artikel 11

Het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg7 wordt als volgt gewijzigd.

In artikel 23, eerste lid, in artikel 24, eerste lid, in artikel 25, eerste lid, en in artikel 26, eerste en tweede lid, wordt telkens «artikel 182, achtste lid, van de Gemeentewet» vervangen door: artikel 10, eerste lid, van het Besluit financiële verhouding Rijk-gemeenten.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1997.

Artikel 13

Dit besluit wordt aangehaald als: Invoeringsbesluit Financiële-verhoudingswet.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 12 december 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de negentiende december 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Dit besluit regelt enkele aanpassingen die samenhangen met de invoering van een nieuw stelsel voor de verdeling van het gemeentefonds. Dit nieuwe stelsel wordt ingevoerd op grond van een nieuwe Financiële-verhoudingswet (Stb. 1996, 576) en een Invoeringswet Financiële-verhoudingswet (Stb. 1996, 577). Het nieuwe stelsel wordt per 1 januari 1997 ingevoerd. Voor een uitgebreide beschouwing omtrent dit nieuwe stelsel en het daarmee samenhangende overgangsregime wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de Financiële-verhoudingswet (Fvw) en de memorie van toelichting bij de invoeringswet (IFvw; kamerstukken II, 1995/1996, 24 552, nr. 3 en 24 553, nr. 3).

Voor de invoering van het nieuwe stelsel is ook aanpassing van bestaande regelgeving op het niveau van de algemene maatregel van bestuur noodzakelijk. Dit besluit regelt deze aanpassingen. Voor een toelichting op de aanpassingen wordt verwezen naar de onderstaande artikelsgewijze toelichting.

2. Artikelsgewijs

Artikel 1

A, B en C

De grond voor de in de artikelen 3 en 4 van het Faciliteitenbesluit opvangcentra geregelde uitkeringen is gelegen in de omstandigheid dat de asielzoekers en de opvangcentra niet of niet volledig worden meegeteld als inwoners en als woonruimten in de zin van de Financiële-Verhoudingswet 1984 (FVW'84). Voor de hiermee samenhangende «gederfde» uitkering uit het Gemeentefonds, biedt het Faciliteitenbesluit vervangende (specifieke) uitkeringen.

Met de inwerkingtreding van de nieuwe Fvw blijft de grond voor de uitkeringen op grond van het Faciliteitenbesluit ongewijzigd. Wel is wijziging van het besluit nodig, om het aan te laten sluiten op de nieuwe Fvw.

De onderdelen A, B en C voorzien tezamen in de technische «overzetting» van het uitkeringspercentage en de bedragen per eenheid op basis van de FVW'84 naar de uitkeringsfactor en de bedragen per inwoner en woonruimte op basis van de nieuwe Fvw. Onder de nieuwe Fvw is naast het bedrag per inwoner ook geïntroduceerd het bedrag per inwoner met een leeftijd van 19 jaar en minder en het bedrag per inwoner met een leeftijd van 65 jaar en meer. In verband met deze verschillende bedragen per inwoner, wordt gebruik gemaakt van een gewogen som van deze bedragen (zie het nieuwe tweede en derde lid van artikel 3). De wegingsfactoren zijn gebaseerd op de leeftijdssamenstelling van de op 1 januari 1995 in de centrale opvang verblijvende populatie. In het toegevoegde vierde lid is de staande praktijk neergelegd dat gebruik wordt gemaakt van de verwachte uitkeringsfactor en de verwachte bedragen per eenheid naar de stand van 31 december van het jaar voorafgaande aan het uitkeringsjaar.

D

Het huidige eerste lid van artikel 10 van het Faciliteitenbesluit houdt een overgangsregime in ten aanzien van de in artikel 9 bedoelde overeenkomsten die zijn gesloten tussen de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de gemeenten. Voor deze gemeenten geldt dat de uitkeringen aan de gemeenten wordt verstrekt op grond van de desbetreffende overeenkomsten. In deze overeenkomsten is in veel gevallen verwezen naar de bedragen per woonruimte en per inwoner en het uitkeringspercentage zoals die op grond van de FVW'84 worden vastgesteld. Bij de vaststelling van de uitkeringen aan deze gemeenten over de periode na 1 januari 1997 kan niet meer aan de FVW'84 worden gerefereerd. Het nieuwe derde lid bepaalt daarom dat wordt aangesloten bij de bedragen per eenheid en het uitkeringspercentage over het uitkeringsjaar 1996. Deze overeenkomsten worden overigens op grond van het huidige tweede lid van artikel 10 niet meer verlengd.

De bedragen per eenheid die worden gehanteerd onder de nieuwe Fvw zijn zodanig dat in vrijwel alle gevallen – de hiervoor beschreven «gederfde» uitkeringen uit het gemeentefonds lager liggen dan onder de FVW'84. Dit heeft tot gevolg dat de uitkeringen op grond van het Faciliteitenbesluit navenant verminderen.

Voor de gemeenten waarin een opvangcentrum is gevestigd op grond van een daartoe vóór 1 januari 1997 gesloten overeenkomst tussen de gemeente en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers is daarom een overgangsregeling opgenomen in het nieuwe vierde en vijfde lid van artikel 10. De overgangsregeling heeft tot gevolg dat voor die gemeenten de uitkeringen verstrekt blijven worden op grond van de oude regeling. De uitkeringen worden berekend met behulp van de bedragen per eenheid en het uitkeringspercentage over het uitkeringsjaar 1996.

Deze overgangsregeling vervalt als de overeenkomst tussen de gemeente en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers expireert of wordt verlengd.

Artikel 2

Het Besluit integratie welzijnsmiddelen Gemeentefonds is uitgewerkt en kan derhalve worden ingetrokken.

Artikel 3

Het Besluit integratie-uitkering voorzieningen gehandicapten Gemeentefonds is uitgewerkt en kan derhalve worden ingetrokken.

Artikel 4

De verhogingen van het bedrag per hectare land en binnenwater die thans voor de jaren 1997 tot en met 2018 zijn opgenomen in het derde lid van artikel 2 van het Besluit integratie-uitkering WUW-middelen Gemeentefonds, moeten vanwege de invoering van de nieuwe Fvw worden aangepast. De reden hiervoor is dat de vermelde bedragen onder het nieuwe regime te laag zijn. De bedragen hangen samen met het uitkeringspercentage; onder het nieuwe regime wordt gewerkt met een uitkeringsfactor. Die factor bedraagt in 1997 ongeveer één. Het uitkerings-percentage over 1996 bedraagt ongeveer 600. Om de nieuwe bedragen te kunnen bepalen, is duidelijkheid vereist over de hoogte van de uitkeringsfactor, zoals die voor 1997 zal gelden. Die duidelijkheid is thans nog in onvoldoende mate aanwezig. Het gaat bij de omzetting naar het nieuwe regime uitsluitend om een technische operatie. In de nieuwe redactie van het derde lid van artikel 2 wordt geregeld dat de beheerders van het gemeentefonds de bedragen bij beschikking kunnen vaststellen. Wij zijn van plan deze beschikking op te stellen, zodra er voldoende duidelijkheid is over de hoogte van de uitkeringsfactor. De beschikking die in de Staatscourant zal worden geplaatst, zal de jaren 1997 tot en met 2018 betreffen. De gemeenten zullen op de reguliere wijze van de nieuwe bedragen op de hoogte worden gebracht.

Artikel 5

De onderhavige bepaling bevat een tweetal wijzigingen van het Besluit rijksbijdragen gemeenten bij rampen. De eerste wijziging betreft een vervanging van de verwijzing naar artikel 12 van de FVW'84 door een verwijzing naar artikel 12 van de Fvw. Beide artikelen regelen de aanvullende uitkering uit het gemeentefonds. De tweede wijziging maakt het mogelijk voor gemeenten die betrokken zijn bij een herindeling of grenscorrectie een fictief verleden te construeren op het punt van het aantal inwoners. Deze wijziging is nodig vanwege het vervallen van artikel 28 van de FVW'84.

Artikel 6

Het Besluit uitkeringen beleidsplannen minderheden vier grote steden is uitgewerkt en kan derhalve worden ingetrokken.

Artikel 7

Het Besluit uitkering leerlingenvervoer Gemeentefonds is uitgewerkt en kan derhalve worden ingetrokken.

Artikel 8

In artikel 30 van de IFvw wordt de FVW'84 ingetrokken. Hiermee vervalt in beginsel het op die wet gebaseerde Besluit verfijningen algemene uitkering 1984 (BVA'84). Artikel 4 van de IFvw maakt hierop een uitzondering voor hoofdstuk 1 en de paragrafen 2.1, 2.7, 3.3 en 3.15 van dat besluit. Deze onderdelen komen te berusten op artikel 3 van de IFvw. Het onderhavige artikel bevat de nodige aanpassingen van die onderdelen.

De aanpassingen hebben geen betrekking op de formules in de genoemde paragrafen. Wel zij aangetekend dat op grond van artikel 5, 2e lid, van de IFvw enkele bedragen per eenheid in de formules op f 1,– zijn gesteld. Het betreft de bedragen per eenheid voorgesteld door de letters C en D in artikel 2.1.1, tweede lid, (verfijning omvangrijke opgave woningbouw) en de letter F in artikel 2.7.3, eerste lid, (verfijning wijziging gemeentelijke indeling, onderdeel startbijdrage). Omdat de uitkomst van de beide formules als verdeelmaatstaf wordt gehanteerd, waaraan een bedrag per eenheid is verbonden, treedt materieel geen verandering op ten opzichte van de huidige situatie. Ten aanzien van de overige bedragen per eenheid in de formules in de genoemde paragrafen blijft onveranderd het regime van de vaststelling door de beheerders van het gemeentefonds gelden.

Dit is geregeld in artikel 6, derde lid, van de IFvw.

A

Artikel 1.1, eerste en tweede lid van BVA'84 bevat een aantal definitiebepalingen. In het eerste lid wordt gedefinieerd wat moet worden verstaan onder: Onze Ministers, wet, raad en uitkeringspercentage. De bepaling van het begrip «Onze Ministers» heeft reeds zijn plaats gevonden in de IFvw en kan dus in het BVA'84 worden gemist. De overige bepalingen van het eerste lid hebben voor de op de invoeringswet overgeplante paragrafen geen relevantie en komen te vervallen. Na het vervallen van het eerste lid, resteert uitsluitend de definitiebepaling uit het tweede lid (oud).

B

Onderhavige bepaling regelt het sluiten van de verfijning omvangrijke opgave woningbouw. Het sluiten van de verfijning geldt voor nieuwe gevallen, de verfijning blijft onverkort van toepassing op oude gevallen. Het beleidsvoornemen tot het sluiten van de verfijning werd aangekondigd in de memorie van toelichting bij de IFvw.

Het sluiten van de verfijning omvangrijke opgave woningbouw is noodzakelijk omdat wij met het oog op het kosten-georiënteerde karakter van het verdeelstelsel onvoldoende grond aanwezig achten voor de compensatie van Vinex-kosten ten laste van het gemeentefonds. Voor een verdere toelichting op de beleidsmatige wenselijkheid van het sluiten van de verfijning verwijzen wij naar paragraaf 1.5 van de memorie van toelichting bij de IFvw en naar paragraaf 3.8.1.4. van de memorie van toelichting bij de Fvw.

Het sluiten van de verfijning dient gepaard te gaan met een overgangsregime dat recht doet aan de in de Vinex-uitvoeringsconvenanten vastgelegde afspraken. Onderhavige bepaling regelt daarom dat de bevoegdheid tot aanwijzen niet volledig wordt ingetrokken, maar blijft bestaan voor een aantal met name genoemde gemeenten. Voor deze gemeenten geldt dat zij voldoen aan het criterium van partij zijn in een door alle partijen geaccordeerd Vinex-uitvoeringsconvenant. Het feit dat de bevoegdheid tot aanwijzen voor de op de lijst genoemde gemeenten blijft bestaan betekent overigens niet dat zij ook daadwerkelijk zullen worden aangewezen. Of daadwerkelijk tot aanwijzing zal worden overgegaan is afhankelijk van de vraag of wordt voldaan aan de in artikel 2.1.2, lid 8, van het BVA'84 geformuleerde criteria.

C en G

Ten gevolge van de herziening van het adviesstelsel wordt per 1 januari 1997 de Raad voor de gemeentefinanciën (Rgf) opgeheven. Het opheffen van de Rgf heeft tot gevolg dat de verwijzingen naar die Raad in de artikelen 2.1.2 en 2.7.5 van het BVA'84 per die datum dienen te vervallen. Het is niet noodzakelijk voor de overige artikelen waarin verwijzingen naar de Rgf voorkomen een vergelijkbare voorziening te treffen, omdat die artikelen per 1 januari 1997 hun wettelijke basis verliezen (zie ook de toelichting die voorafgaat aan A bij dit artikel 8).

D

In artikel 5 van de IFvw wordt geregeld dat het bedrag van de uit de verfijning omvangrijke opgave woningbouw voortvloeiende verfijningsuitkering als maatstaf wordt gehanteerd. Hiermede wordt de verfijningsuitkering onderdeel van de uitkeringsbasis. Ingevolge artikel 10 van de Fvw is op deze uitkeringsbasis de uitkeringsfactor van toepassing. Hiermede kan artikel 2.1.4 van het BVA'84, waarin wordt geregeld dat het uitkeringspercentage van toepassing is, komen te vervallen.

E

Op grond van de oude redactie van artikel 2.7.1, derde lid, werd bepaald dat bij de berekening van het onderdeel daling algemene uitkering van de verfijning wijziging gemeeentelijke indeling een aantal onderdelen van de algemene uitkering buiten beschouwing bleven. Het ging hierbij om de verfijningen rioleringen en monumenten, de aanvullende uitkeringen ex artikel 12 en de suppletieuitkeringen ex artikel 60 van de FVW'84. Op grond van de nieuwe redactie wordt het buiten de berekening houden van de verfijningen rioleringen en monumenten gehandhaafd. De uitzondering voor de aanvullende uitkeringen en de suppletie-uitkeringen is niet meer nodig omdat onder de nieuwe Fvw de aanvullende uitkering geen deel meer uitmaakt van de algemene uitkering en er op basis van de oude Fvw geen suppletie-uitkeringen meer worden gedaan.

Aan artikel 2.7.1 van het BVA'84 wordt een vierde lid toegevoegd waarin wordt geregeld dat aan de per 1 januari 1996 nieuw ingestelde gemeenten 's-Hertogenbosch, Boxtel en Sint-Michielsgestel voor de jaren 1997 tot en met 2000 een bijzondere verfijningsuitkering wordt gedaan ter compensatie voor het nadeel dat optreedt ten gevolge van het niet meenemen van het – voor het uitkeringsjaar 1996 optredende – positieve herindelingseffect bij de berekening van de suppletie-uitkering (de uitkering zoals opgenomen in bijlage 1 bij de IFvw). Op de tegemoetkoming is aangedrongen door de Eerste Kamer tijdens de behandeling van de nieuwe Fvw alsmede door de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer tijdens een mondeling overleg op 30 oktober 1996. Met de Tweede Kamer is na ampele overwegingen overeengekomen dat de hoogte van de tegemoetkoming 50% bedraagt. Deze halvering leidt voor de jaren 1997 tot en met 2000 tot bedragen die achtereenvolgens 40, 30, 20 en 10% omvatten van het voor het uitkeringsjaar 1996, naar de inzichten van begin oktober 1996, geraamde positieve herindelingseffect.

F

Artikel 2.7.2 oude redactie bevatte een verwijzing naar artikel 10 van de FVW'84. Verwezen werd naar de maatstaven land, binnenwater, buitenwater, inwoners en woonruimten. In de nieuwe redactie is de verwijzing vervallen en vervangen door een opsomming. Artikel 2.7.2 is hiermede in technische zin aangepast aan de Fvw.

H

Onderhavige bepaling regelt het sluiten van de verfijning wijziging gemeentelijke indeling. Het sluiten van de verfijning geldt voor nieuwe gevallen, de verfijning blijft onverkort van toepassing op oude gevallen. Het beleidsvoornemen tot het sluiten van de verfijning werd aangekondigd in de memorie van toelichting bij de IFvw.

Het sluiten van de verfijning wijziging gemeentelijke indeling is een uitvloeisel van ons voornemen om de verfijning per 1 januari 1997 te vervangen door een gewenningsbijdrage. Voor een verdere toelichting op de beleidsmatige wenselijkheid van het sluiten van de verfijning verwijzen wij naar paragraaf 1.5 van de memorie van toelichting bij de IFvw en naar paragraaf 3.8.1.4. van de memorie van toelichting bij de Fvw.

Het sluiten van de verfijning dient gepaard te gaan met een overgangsregime. Dit overgangsregime bestaat uit het na de sluitingsdatum toelaten van gemeenten waarvan de herindeling op het moment van sluiten in een vergevorderde staat van voorbereiding verkeerde. Met het overgangsregime worden de reeds lopende herindelingsoperaties naar redelijkheid en billijkheid behandeld, en wordt rekening gehouden met gewekte verwachtingen.

In de bepaling die is opgenomen in het eerste lid is de hoofdregel van het sluitingsregime van de verfijning wijziging gemeentelijke indeling neergelegd. Deze hoofdlijn houdt in dat uitsluitend gemeenten waarvan de datum van herindeling valt voor 1 januari 1997 voor een verfijningsuitkering in aanmerking komen. Bij wijze van overgangsregime wordt in het tweede lid een afwijking op deze hoofdregel geformuleerd. Deze afwijking houdt in dat een verfijningsuitkering ook nog kan worden gedaan aan gemeenten waarvan de datum van herindeling valt op 1 januari 1997 of 1 januari 1998, mits de wijziging kort gezegd geschiedt bij wet of algemene maatregel van bestuur en hieraan een ontwerpregeling ten grondslag ligt welke voor 1 januari 1996 ter vaststelling aan provinciale staten is voorgelegd. De verfijningsuitkering kan ook nog worden gedaan indien de wijziging de opheffing van de gemeenten Boekel en Vierlingsbeek betreft. Ook hier onder de voorwaarde dat de datum van herindeling uiterlijk 1 januari 1998 zal zijn. De gemeentelijke herindelingen «Boekel en omstreken» en «Vierlingsbeek en omstreken» zijn ook onder het overgangsregime gebracht omdat deze herindelingen nog voortvloeien uit de eerdere gemeentelijke herindeling Noord-Brabant Noordoost, die per 1 januari 1994 is ingegaan. Met deze toevoeging van «Boekel» en «Vierlingsbeek» is tegemoetgekomen aan de motie die de Tweede Kamer op 21 mei 1996 heeft aanvaard ( kamerstukken II 1995/1996, 24 552 en 24 553, nr. 23).

I

In artikel 6 van de IFvw wordt geregeld dat de onderdelen daling algemene uitkering en wachtgelden tot rechtstreekse betaling aan de gemeente strekken. Artikel 2.7.7, eerste lid, van het BVA'84, waarin wordt geregeld dat het uitkeringspercentage niet van toepassing is, is hierdoor overbodig geworden en kan komen te vervallen.

In artikel 5 van de IFvw wordt geregeld dat het onderdeel startbijdrage als verdeelmaatstaf zal worden gehanteerd en ingebouwd in de uitkeringsbasis. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Fvw is op deze uitkeringsbasis de uitkeringsfactor van toepassing. Hiermede kan artikel 2.7.7., tweede lid, van het BVA'84, waarin wordt geregeld dat het uitkeringspercentage van toepassing is, komen te vervallen.

J

In artikel 6 van de IFvw wordt geregeld dat de uit de verfijning momumenten voortvloeiende verfijningsuitkering tot rechtstreekse betaling aan de gemeente strekt. Artikel 3.3.3 van het BVA'84, waarin wordt geregeld dat het uitkeringspercentage niet van toepassing is, is hierdoor overbodig geworden en kan komen te vervallen.

L

In artikel 6 van de IFvw wordt geregeld dat de uit de verfijning rioleringen voortvloeiende verfijningsuitkering tot rechtstreekse betaling aan de gemeente strekt. Artikel 3.15.6 van het BVA'84, waarin wordt geregeld dat het uitkeringspercentage niet van toepassing is, is hierdoor overbodig geworden en kan komen te vervallen.

M

Op grond van artikel 4 van de IFvw blijven enkele onderdelen van het BVA'84 van kracht. Alle niet genoemde onderdelen uit het BVA'84 komen te vervallen, nu de FVW'84 op grond van artikel 30 van de IFvw wordt ingetrokken. Hoofdstuk 4 van het BVA'84 is niet genoemd in artikel 4 en komt daarmee dus ook te vervallen. Daarmee vervalt ook de citeertitel van het BVA'84, die thans is opgenomen in artikel 4.2. Dit gevolg is niet beoogd; er is alle reden de citeertitel te handhaven. Om dat te realiseren wordt het nieuwe artikel 4.1 aan het BVA'84 toegevoegd.

Artikel 9

De voorziening voor aanmerkelijke financiële problemen bij een gemeente was onder de FVW'84 geregeld in artikel 12. In het vervolg wordt deze voorziening geregeld in artikel 12 van de Fvw. In onderhavige bepaling wordt geregeld dat de verwijzing naar deze voorziening in het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994 aan deze verandering wordt aangepast.

Artikel 10

Artikel 4, zesde lid, onder b, van het Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing bevat een verwijzing naar artikel 8 van de FVW'84 . Het gaat hier om een verwijzing naar de algemene uitkering en de daarin opgenomen aanvullende uitkering. Onderhavige bepaling strekt ertoe deze verwijzing te vervangen door een verwijzing naar de artikelen 6 en 12 van de nieuwe Fvw, de nieuwe plaats waar de algemene en de aanvullende uitkering worden geregeld.

Artikel 11

Op grond van artikel 26 van de IFvw vervallen de artikelen 182 en 183 van de Gemeentewet. Deze artikelen handelen over specifieke uitkeringen aan gemeenten. Dit onderwerp wordt nu geregeld in hoofdstuk 3 van de Fvw. De door een gemeente die een specifieke uitkering ontvangt te verstrekken informatie, bedoeld in artikel 182, achtste lid, van de Gemeentewet, zal onder het nieuwe regime verstrekt worden op grond van artikel 10, eerste lid, van het Besluit financiële verhouding Rijk-gemeenten. Het onderhavige artikel vervangt de verwijzing naar artikel 182, achtste lid, van de Gemeentewet door een verwijzing naar artikel 10, eerste lid, van het Besluit financiële verhouding Rijk-gemeenten.

Artikel 12

Dit besluit treedt gelijktijdig in werking met de inwerkingtreding van de nieuwe Fvw en de IFvw ( zie Stb. 1996, 579).

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

Stb. 1994, 636.

XNoot
2

Stb. 1994, 280.

XNoot
3

Stb. 1989, 139, gewijzigd bij besluit van 16 december 1993, Stb. 683.

XNoot
4

Stb. 1984, 179, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 november 1995, Stb. 584.

XNoot
5

Stb. 1993, 599.

XNoot
6

Stb. 1994, 799, gewijzigd bij besluit van 14 april 1995, Stb. 221.

XNoot
7

Stb. 1995, 312, gewijzigd bij besluit van 25 januari 1996, Stb. 85.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 januari 1997, nr. 9.

Naar boven