Besluit van 29 november 1996, houdende wijziging van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 teneinde het bedrijfseconomische toezicht te versterken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 8 oktober 1996, nr. BGW 96/2271-M, Generale Thesaurie, Directie Binnenlands Geldwezen, Afdeling Effecten, Banken en Monetaire aangelegenheden;

Gelet op de artikelen 7, vierde lid, en 11, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995;

De Raad van State gehoord (advies van 19 november 1996, nr. W06.96.0469);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 26 november 1996, nr. BGW 96/2731-M;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Besluit toezicht effectenverkeer 19951 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18a

  • 1. Een effecteninstelling behoort niet tot een groep waarbinnen de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze, naar het oordeel van de toezichthouder, een belemmering vormt voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de effecteninstelling.

  • 2. Indien een effecteninstelling in een groep is verbonden met een natuurlijke persoon of rechtspersoon op wie, onderscheidenlijk waarop, het recht van een staat die geen lid-staat is, van toepassing is, mag het recht van die staat, naar het oordeel van de toezichthouder, niet een belemmering vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de effecteninstelling.

B

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel f, vervalt «en».

2. In het eerste lid, onderdeel g, wordt de punt vervangen door: ;en .

3. In het eerste lid wordt na onderdeel g een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. de samenstelling en de formele en feitelijke zeggenschapsstructuur van de groep waartoe de effecteninstelling behoort.

4. In het derde lid, wordt «14 tot en met 18» vervangen door: 14 tot en met 18a.

C

Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 22a

Indien een effecteninstelling in een groep is verbonden met een natuurlijke persoon of een rechtspersoon op wie, onderscheidenlijk waarop, het recht van een staat die geen lid-staat is, van toepassing is, mag het recht van die staat, naar het oordeel van de toezichthouder, niet een belemmering vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de effecteninstelling.

D

Artikel 32 komt te luiden:

Artikel 32

Een effecteninstelling die niet in Nederland is gevestigd, legt binnen zes maanden na afloop van ieder boekjaar een afschrift van een jaarrekening over dat jaar over aan de toezichthouder. Deze jaarrekening is onderzocht door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel door een deskundige die ingevolge het recht van de staat waar de effecteninstelling haar zetel heeft, bevoegd is de jaarrekening te onderzoeken.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 29 november 1996

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de zeventiende december 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

De onderhavige wijziging van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 (hierna te noemen: Bte 1995) strekt tot uitwerking van het ter uitvoering van de zogenaamde BCCI-richtlijn1 (hierna te noemen: de richtlijn) in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (hierna te noemen: de wet) opgenomen vergunningvereiste dat er waarborgen dienen te zijn om een adequaat toezicht op de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde regels mogelijk te maken2. De richtlijn bevat voorschriften inzake vier onderwerpen: de doorzichtigheid van de groep waarvan een financiële instelling deel uitmaakt, de verplichting voor de financiële instelling om de statutaire zetel en het hoofdbestuur in dezelfde lid-staat te hebben, de uitbreiding van de mogelijkheden tot informatie-uitwisseling en de verplichting voor accountants om bepaalde onregelmatigheden te melden aan de desbetreffende toezichthouder. De informatie-uitwisseling en de informatieplicht voor accountants zijn inmiddels verwerkt in artikel 33a, onderscheidenlijk artikel 11a, van de wet. De verplichting om de statutaire zetel en het hoofdbestuur in dezelfde lid-staat te hebben was reeds in het Bte 1995 opgenomen als gevolg van de verwerking van de richtlijn beleggingsdiensten3. Het resterende element uit de richtlijn, de doorzichtigheid van de groep, is om redenen van systematiek niet in de wet, maar in het Bte 1995 verwerkt, door middel van dit besluit. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt in de mate van doorzichtigheid van de formele of feitelijke zeggenschapsstructuur in de groep en de invloed van het recht van een derde land op de doorzichtigheid.

2. Doorzichtigheid van de zeggenschapsstructuur

Artikel 2 van de richtlijn schrijft voor dat geen vergunning wordt verleend aan een financiële instelling, indien tussen deze financiële instelling en andere natuurlijke persoon of rechtspersonen zodanige nauwe banden bestaan dat toezicht op de betrokken financiële instelling feitelijk niet goed mogelijk is. Voor de betekenis van het begrip «nauwe banden» wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het voorstel van de onder noot 2 genoemde wet (Kamerstukken II 1995/96, 24 600, nr. 3, blz. 4). Het begrip is in de wet verwerkt in de definitie van het begrip «groep». Teneinde de doorzichtigheid van een groep te kunnen beoordelen, dient de betrokken toezichthouder bij de vergunningaanvraag van de betreffende instelling informatie over de structuur van de groep te krijgen. Op grond van artikel 18a, eerste lid, beoordeelt de toezichthouder of de formele en de feitelijke zeggenschapsstructuur van de groep waartoe de instelling behoort geen belemmering vormen voor het uitoefenen van het toezicht op de effecteninstelling. De formulering van dit lid sluit aan bij de formulering van artikel 28, vijfde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 en artikel 9, derde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992. Voorgenomen wijzigingen in de bestaande groepsstructuur van vergunninghouders dienen op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel h, te worden voorgelegd aan de toezichthouder. Ten aanzien van deze wijzigingen is artikel 18a van overeenkomstige toepassing.

3. Recht van een derde land

Op grond van artikel 18a, tweede lid, dient de toezichthouder een vergunning te weigeren indien het recht van een derde land dat van toepassing is op een of meer natuurlijke of rechtspersonen die deel uitmaken van de groep waartoe de financiële instelling behoort (of moeilijkheden in verband met de toepassing van die bepalingen) een belemmering vormt voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de instelling. De toezichthouder kan op grond van artikel 22a, tijdens de bedrijfsuitoefening nagaan of de effecteninstelling aan genoemde vergunningvereisten blijft voldoen. Uit de toezichtspraktijk zal moeten blijken of het recht van een derde land een belemmering vormt voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de instelling. Daarbij zal de toezichthouder zich veelal moeten baseren op zijn eigen ervaring.

4. Artikel 32

De wijziging van artikel 32 is een gevolg van het feit dat de in Nederland gevestigde effecteninstellingen als gevolg van de in noot 2 genoemde wet niet langer op grond van dit artikel, maar op grond van artikel 11a van de wet een gecontroleerde jaarrekening aan de toezichthouder moeten voorleggen. Laatstgenoemde wijziging hangt samen met het in de wet opnemen van een meldingsplicht voor accountants van informatie die voor de toezichthouder van essentieel belang kan zijn.

5. Inwerkingtreding

Artikel 6 van de richtlijn vereist dat de lidstaten uiterlijk 18 juli 1996 aan de richtlijn dienen te voldoen. Aangezien deze termijn inmiddels is verstreken, is gekozen voor een zo kort mogelijke inwerkingtredingstermijn.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

Stb. 1995, 623.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

XNoot
1

Richtlijn nr. 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1995 tot wijziging van de Richtlijnen 77/780/EEG en 89/646/EEG op het gebied van kredietinstellingen, de Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG op het gebied van het schadeverzekeringsbedrijf, de Richtlijnen 79/267/EEG en 92/96/EEG op het gebied van het levensverzekeringsbedrijf, Richtlijn 93/22/EEG op het gebied van beleggingsondernemingen en Richtlijn 85/611/EEG op het gebied van instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), teneinde het bedrijfseconomische toezicht te versterken (PbEG L 168).

XNoot
2

De Wet van 25 september 1996, houdende opneming in de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet toezicht naturauitvaartverzekeringsbedrijf, de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en de Wet toezicht beleggingsinstellingen van bepalingen teneinde het bedrijfseconomische toezicht te versterken (Stb. 537).

XNoot
3

Richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141).

Naar boven