Besluit van 9 oktober 1996, houdende aanwijzing van
instellingen als bedoeld in de artikelen 22, vierde lid, en 33, vierde lid,
van de Kernenergiewet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer, gedaan mede namens Onze Ministers van Economische Zaken,
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
van 10 september 1996, nr. MJZ 96051306, Centrale Directie Juridische Zaken,
afdeling Wetgeving;
Gelet op de artikelen 22, vierde lid, en 33, vierde lid, van de
Kernenergiewet;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Als instellingen voor ontvangst van in bezit genomen splijtstoffen en
ertsen als bedoeld in artikel 22, vierde lid, van de Kernenergiewet, worden
aangewezen:
a. de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland te Petten;
b. de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval N.V. te Borsele.
Artikel 2
Als instellingen voor ontvangst van in bezit genomen radioactieve stoffen
als bedoeld in artikel 33, vierde lid, van de Kernenergiewet, worden aangewezen:
a. de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland te Petten;
b. het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne te Bilthoven;
c. de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval N.V. te Borsele.
Artikel 3
Het koninklijk besluit van 16 juli 1970, nr. 46, tot uitvoering van artikel
22, vierde lid van de Kernenergiewet (Stcrt. 140) en het koninklijk besluit
van 7 januari 1991, nr. 91.000115, houdende aanwijzing van instellingen als
bedoeld in artikel 33, vierde lid, van de Kernenergiewet (Stcrt. 24), worden
ingetrokken.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking met ingang de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 9 oktober 1996
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Margaretha de Boer
De Minister van Economische Zaken,
G. J. Wijers
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
Uitgegeven de eenendertigste oktober 1996
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
Ingevolge de artikelen 22, vierde lid, en 33, vierde lid, van de Kernenergiewet
worden ongeoorloofd aanwezig bevonden splijtstoffen en ertsen, onderscheidenlijk
ongeoorloofd aanwezig bevonden radioactieve stoffen, die krachtens het derde
lid van die artikelen door toezichthoudende ambtenaren in bezit genomen zijn,
door hen overgedragen aan een aangewezen instelling of persoon.
Dit besluit strekt tot aanwijzing van de Centrale Organisatie Voor Radioactief
Afval N.V. (COVRA) te Borsele als instelling in bovenbedoelde zin. De in het
verleden aangewezen instellingen te weten: de Stichting Energieonderzoek Centrum
Nederland (ECN) te Petten voor splijtstoffen en ertsen respectievelijk radioactieve
stoffen en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM)
te Bilthoven voor radioactieve stoffen, blijven gehandhaafd. De naamgeving
van deze twee instellingen is geactualiseerd.
Bij besluit van 31 augustus 1987, Stcrt. 176, is COVRA te Borsele erkend
als ophaaldienst voor splijtstoffen of ertsen bevattende afvalstoffen en voor
radioactieve stoffen. COVRA beschikt al vanaf begin 1993 over een opwerkings-
en verwerkingsfaciliteit voor laag- en middelradioactief afval. Gezien het
huidige overheidsbeleid om het radioactief afval van Nederland op te slaan
bij COVRA, is het logisch dat deze aangewezen wordt als instelling voor ontvangst
van in bezit genomen splijtstoffen en ertsen en radioactieve stoffen.
Zoals hierboven al aangegeven wordt de Stichting Energieonderzoek Centrum
Nederland (ECN) voor het innemen van splijtstoffen en ertsen en voor radioactieve
stoffen wederom aangewezen. Redenen hiervoor zijn enerzijds dat de faciliteiten
voor opslag van hoogradioactief afval bij COVRA nog niet gereed zijn en de
opslag wel bij ECN kan plaatsvinden. Anderzijds behoeven in bezit genomen
stoffen vaak analyses en nader onderzoek. Dit onderzoek kan het beste bij
ECN plaatsvinden gezien de aldaar aanwezige onderzoeksfaciliteiten en kennis.
Ook het RIVM wordt voor het innemen van radioactieve stoffen wederom aangewezen.
Dit onder Rijksverantwoordelijkheid opererende instituut is ter zake kundig
en goed geëquipeerd. De uit te voeren werkzaamheden met betrekking tot
de in bezit genomen radioactieve stoffen kunnen bij het RIVM direct in opdracht
worden gegeven en tevens biedt het instituut de mogelijkheid tot onderzoek.
Tegen dit besluit kan een belanghebbende binnen 6 weken na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin dit gepubliceerd is op grond van artikel
7:1 van de Algemene wet bestuursrecht een gemotiveerd bezwaarschrift indienen
bij de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Het bezwaarschrift moet van een datum, naam en adres zijn voorzien.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
is gemachtigd namens de Kroon te beslissen op ingediende bezwaren ten aanzien
van dit besluit. Tevens is deze minister gemachtigd ten aanzien van eventuele
beroepschriften als verweerder op te treden namens de Kroon.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Margaretha de Boer
De Minister van Economische Zaken,
G. J. Wijers
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers