Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat met het oog op de herziening
van het adviesstelsel de algemene adviestaak van het Kapittel voor de civiele
orden dient te vervallen en enkele technische onvolkomenheden dienen te worden
hersteld;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor
het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse
Leeuw (Stb. 1994, 352), wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 4, tweede lid, wordt tussen «de naam van» en «Grootkruisen»
ingevoegd: Ridder.
ARTIKEL II
De wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau
(Stb. 1994, 351), wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 6, eerste volzin, wordt tussen «de naam van» en
«Grootkruis» ingevoegd: Ridder.
ARTIKEL III
De rijkswet van 15 april 1994 tot wijziging van de wet van 4 april 1892,
houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en van de wet van 29 september
1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling
van het Kapittel voor de civiele orden (Stb. 350), wordt als volgt gewijzigd:
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
A
Het tweede lid komt te luiden:
B
In het vijfde lid wordt «de Raad» vervangen door: het Kapittel.
ARTIKEL IV
Deze rijkswet treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.
Lasten en bevelen dat deze in het Publicatieblad van de Nederlandse
Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
XHistnoot
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1995/96, 24 579(R 1563).
Handelingen II 1995/96, blz. 5870–5876; 6044.
Kamerstukken I 1995/96, 24 579 (R 1563) (314, 314a).
Handelingen I 1996/97, zie vergadering d.d. 8 oktober 1996.