Besluit van 19 september 1996, houdende wijziging van de grens tussen de gemeenten Meppel en Staphorst, tevens provinciegrens tussen Drenthe en Overijssel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, A. G. M. van de Vondervoort, van 12 juli 1996, nr. BW96/U1353, Directoraat-generaal Openbaar Bestuur;

Gelet op artikel 12 van de Wet algemene regels herindeling;

De Raad van State gehoord (advies van 26 augustus 1996, nr. W04.96.0294.);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, A. G. M. van de Vondervoort, van 13 september 1996, nr. BW96/U1647;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Met ingang van de datum van herindeling wordt de grens tussen de gemeenten Meppel en Staphorst, tevens provinciegrens tussen Drenthe en Overijssel, gewijzigd als aangegeven op de bij dit besluit behorende kaart.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 19 september 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

Uitgegeven de tiende oktober 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave blz.>

1.Inleiding4
2.Beoordeling van de ontwerp-regeling4
3.Financiële aspecten6
4.Procedurele aspecten6

Bijlagen1

I. Kaart behorende bij artikel 1 van het besluit.

II. De ontwerp-regeling van het provinciebestuur van Drenthe.

III. Het oordeel genoemd in artikel 13, onder a, van de Wet algemene regels herindeling, van provinciale staten van Overijssel.

IV. Verslagen van de overleggen van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, A. G. M. van de Vondervoort, met de betrokken gemeente- en provinciebesturen.

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Op 9 januari 1996 zonden gedeputeerde staten van Drenthe mij de door provinciale staten vastgestelde ontwerp-regeling inzake de wijziging van de grens tussen de gemeenten Meppel en Staphorst (tevens provinciegrens Drenthe/Overijssel). De aanleiding voor die regeling is het feit dat het gemeentebestuur van Meppel voorziet dat rond het jaar 2000 binnen de gemeentegrenzen geen gronden meer beschikbaar zijn om met name in de woningbehoefte te voorzien. De ontwerp-regeling beoogt uitbreiding van de gemeente Meppel met een gedeelte van het grondgebied van de gemeente Staphorst (gelegen in de provincie Overijssel) aansluitend aan de wijk Koedijkslanden, ter realisatie van een nieuw woongebied aan de zuidzijde van de gemeente Meppel. Het provinciebestuur van Overijssel stemt niet in met de door het provinciebestuur van Drenthe voorgestelde grenscorrectie. Bij onenigheid tussen provinciebesturen over de wenselijkheid van een grenscorrectie die gepaard gaat met provinciegrenswijziging, geschiedt deze volgens artikel 12 van de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) bij algemene maatregel van bestuur. Het besluit wordt voorbereid door het bestuur van de provincie die voorstander is van de grenscorrectie, in dit geval dus de provincie Drenthe (artikel 13 Wet arhi). De ontwerp-regeling heeft geleid tot het onderhavige besluit en is daarin in aangepaste vorm verwerkt. In de volgende paragraaf ga ik op deze aanpassing nader in.

2. Beoordeling van de ontwerp-regeling

Het provinciebestuur van Drenthe heeft voorgesteld de grens tussen de gemeenten Meppel en Staphorst (tevens provinciegrens Drenthe/Overijssel) te wijzigen (zie voor de argumenten hiervoor bijlage II, p. 270-3-14/15). Het provinciebestuur van Overijssel en het gemeentebestuur van Staphorst hebben bezwaren tegen deze gemeentelijke herindeling. Zie daarvoor en voor de reactie van het provinciebestuur van Drenthe respectievelijk bijlage III en bijlage II, p. 1/5. Het grote bezwaar van het provinciebestuur van Overijssel is dat binnen het grondgebied van de gemeente Meppel een acceptabele alternatieve locatie voor een nieuwbouwwijk gevonden kan worden.

In overleg met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heb ik de ontwerp-regeling van het provinciebestuur van Drenthe beoordeeld. Dat bestuur heeft voor de ontwikkeling van de eerstkomende woningbouwlocatie van Meppel op goede gronden gekozen voor de uitbreiding in zuidelijke richting op het grondgebied van de gemeente Staphorst. De argumenten die door het provinciebestuur aan de keuze ten grondslag zijn gelegd, deel ik.

De laatste uitbreidingsmogelijkheden voor de woningbouw binnen de gemeente Meppel – het plan Oosterboer – zullen binnenkort zijn gerealiseerd. Meppel zal dan een nieuwe woningbouwlocatie moeten ontwikkelen binnen de gemeente. Naast een ontwikkeling op een locatie aan de noordzijde van de gemeente Meppel, richting Nijeveen, zijn ook de mogelijkheden in zuidelijke richting – op het grondgebied van Staphorst – verkend. De zuidelijke richting (locatie Koedijkslanden-Zuid) verdient de voorkeur boven de richting Nijeveen.

Koedijkslanden-Zuid sluit direct aan op het stadslichaam van Meppel. Dit betekent dat er een evenwichtiger stedelijk gebied zal ontstaan rondom het stadscentrum dan bij ontwikkeling aan de noordzijde. Tevens is er geen sprake van grote barrières door infrastructuur. Bovendien is de bereikbaarheid van de bestaande voorzieningen goed.

Bij de keuze voor Koedijkslanden-Zuid dient het aspect natuur en landschap mede in beschouwing te worden genomen. Het gebied de Oeverlanden blijft om die reden buiten de grenscorrectie. Bovendien heeft het provinciebestuur van Drenthe in de ontwerp-regeling aangegeven dat een groene bufferzone moet worden aangehouden vanaf dit gebied (zie bijlage II, p. 270-3-15). Naar mijn mening is hiermee de waarde van de Oeverlanden voldoende gewaarborgd.

Een ander aspect dat de aandacht verdient is het feit dat op 14 februari 1996 provinciale staten van Drenthe de ontwerp-regeling tot gemeentelijke herindeling van de provincie Drenthe hebben vastgesteld. Daarin is voorgesteld de gemeente Meppel samen te voegen met de gemeenten Nijeveen, De Wijk en Ruinerwold. Die ontwerp-regeling is door het provinciebestuur van Drenthe ingediend bij de Minister van Binnenlandse Zaken en zal uitmonden in een wetsvoorstel. Dat wetsvoorstel zal in het najaar van 1996 ingediend worden bij de Tweede Kamer. Indien het voorstel van het provinciebestuur van Drenthe in het bovengenoemde wetsvoorstel wordt overgenomen, zal Meppel op lange termijn voldoende ruimte krijgen voor de ruimtelijke ontwikkeling. De vraag is of hiermee de noodzaak voor de grenscorrectie met Staphorst vervalt. Naar mijn mening is dat niet het geval. Een nieuwe wijk op het grondgebied van Nijeveen is vanwege zijn geïsoleerde ligging (tussen het centrumgebied en de nieuwe locatie liggen barrières door infrastructuur en bedrijfsterreinen) aangewezen op eigen voorzieningen. Die zijn echter pas mogelijk als er binnen de wijk voldoende draagvlak (inwoners) is. Door het beperkte groeitempo zal het ontwikkelen van een woningbouwlocatie Nijeveen echter veel tijd vergen. Daardoor zullen de bewoners lange tijd zijn aangewezen op de voorzieningen in het centrum van Meppel dat vanuit deze locatie slecht bereikbaar is. Uit het oogpunt van leefbaarheid en veiligheid is daarom de locatie Koedijkslanden-Zuid zeer te verkiezen boven een uitbreiding op Nijeveens grondgebied.

Een keuze voor het grondgebied van Ruinerwold kent nog sterker dan die op Nijeveens grondgebied het bezwaar van grote infrastructurele barrières. Deze richting is daarom niet als reëel te beschouwen. Dit geldt ook voor de uitbreiding richting De Wijk vanwege de ruimtelijke belemmeringen in de vorm van infrastructuurbarrières, natuur- en landschapswaarden en afstand.

Ik ben mij er overigens van bewust dat op termijn toch de overstap in noordelijke richting moet worden gemaakt. Dat naar mijn mening eerst voor de locatie Koedijkslanden moet worden gekozen berust op de bovengenoemde argumenten. Wel heb ik het voorstel van het provinciebestuur van Drenthe zodanig aangepast dat het bebouwde deel van het bij dat voorstel betrokken gebied bij Staphorst blijft (zie de kaart). De verwerving van gronden van dit deel zal namelijk naar verwachting zeer moeilijk zijn. De procedures zullen lang duren. Het bebouwde deel is voor de bouwmogelijkheden van Meppel van marginale betekenis. Voorts is in de afweging expliciet meegewogen het feit dat de inwoners van dit gebied een zeer sterke binding hebben met de specifieke cultuur en de overwegende religieuze opvattingen binnen de Staphorster gemeenschap. Het gebied heeft grote emotionele betekenis voor Staphorst. Dit alles heeft geleid tot het door mij aangepaste voorstel. Gezien het feit dat de betrokken gemeente- en provinciebesturen zich kunnen vinden in deze aanpassing van het voorstel van Drenthe, zal dit mijns inziens tevens kunnen bijdragen aan verbetering van de bestuurlijke verhoudingen tussen Meppel en Staphorst (zie bijlage IV).

3. Financiële aspecten

De onderhavige grenscorrectie brengt met zich dat ca. 81 ha land overgaat van de gemeente Staphorst naar de gemeente Meppel. Het gaat goeddeels om onbebouwd land. Het aantal overgaande woningen/boerderijen en niet-woningen is gering. De financiële gevolgen voor Staphorst bestaan uit een geringe vermindering van de algemene uitkering uit het gemeentefonds en een beperkte vermindering van de opbrengst aan onroerende-zaakbelastingen. Tegenover deze wegvallende inkomsten zullen ook wegvallende uitgaven staan. Deze zijn moeilijk te kwantificeren. De gevolgen voor Meppel zijn, globaal gezien, spiegelbeeldig aan die voor Staphorst. Gelet op de geringe gevolgen, heb ik geen aanleiding gezien om advies te vragen aan de Raad voor de gemeentefinanciën.

4. Procedurele aspecten

Het gemeentebestuur van Meppel heeft op 13 januari 1992 op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet arhi gedeputeerde staten van Drenthe verzocht een procedure tot wijziging van de grenzen van die gemeente te starten (zie voor de motivering bijlage II, p. 270-3-19). Aangezien de door het gemeentebestuur van Meppel voorgestane grenswijziging niet een zodanige wijziging betreft dat naar verwachting het inwonertal van ten minste een van de betrokken gemeenten met meer dan 10% zal af- en of toenemen is er sprake van een grenscorrectie waarbij provinciale grenzen zijn betrokken (artikel 282, onder c, van de Gemeentewet).

Volgens artikel 11 van de Wet arhi dient voor de voorbereiding van die grenscorrectie een commissie ingesteld te worden die bestaat uit gedeputeerde staten van de betrokken provincies. Echter, gedeputeerde staten van Overijssel hebben op 28 april 1992 laten weten niet in te gaan op het verzoek van gedeputeerde staten van Drenthe om medewerking te verlenen aan de instelling van een interprovinciale commissie (zie bijlage II, p. 270-3-45). Hierop besloot het provinciebestuur van Drenthe de procedure zelfstandig voort te zetten op grond van artikel 13 van de Wet arhi.

Op 30 november 1992 hebben gedeputeerde staten van Drenthe het overleg genoemd in artikel 2 van de Wet arhi, gevoerd met de betrokken gemeentebesturen (zie bijlage II, p. 270-3-51). Alvorens het herindelingsplan op te stellen heeft het provinciebestuur op 14 april 1993 het overleg genoemd in artikel 13, onder a, van de Wet arhi, gevoerd met gedeputeerde staten van Overijssel (zie bijlage II, p. 270-3-59). Dat plan is vervolgens ter inzage gelegd op de secretarie van de betrokken gemeenten (zie bijlage II, p. 270-3-7).

Gedurende twee maanden is een ieder in de gelegenheid geweest op het herindelingsplan te reageren. Daarnaast zijn de raden van de betrokken gemeenten gedurende drie maanden in de gelegenheid geweest hun oordeel over het plan kenbaar te maken. Het gemeentebestuur van Staphorst en een groot aantal particulieren hebben hun oordeel gegeven. Zie daarvoor en de reactie van het provinciebestuur van Drenthe bijlage II, p. 1/5. Alvorens een voorstel te doen aan provinciale staten tot vaststelling van de ontwerp-regeling hebben gedeputeerde staten van Drenthe op 18 juli 1994 het overleg genoemd in artikel 13, onder a, van de Wet arhi, gevoerd met het provinciebestuur van Overijssel. Op 26 juli 1994 hebben gedeputeerde staten van Drenthe een voorstel gedaan aan provinciale staten tot vaststelling van de ontwerp-regeling tot wijziging van de grens tussen de gemeenten Meppel en Staphorst (tevens provinciegrens Drenthe/Overijssel). Voor de behandeling hiervan zijn provinciale staten van Overijssel conform artikel 13, onder b, van de Wet arhi in de gelegenheid geweest hun oordeel te geven over dat voorstel. Op 21 december 1994 hebben provinciale staten van Overijssel besloten niet in te stemmen met het voorstel van gedeputeerde staten van Drenthe (zie bijlage III). De behandeling van de ontwerp-regeling in provinciale staten van Drenthe is hierna vertraagd. Het gemeentebestuur van Staphorst heeft namelijk op 19 januari 1995 de Minister van Binnenlandse Zaken om een oordeel gevraagd op grond van artikel 285, tweede lid, van de Gemeentewet. Vervolgens heeft dat gemeentebestuur tegen dat oordeel bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. Dit heeft er toe geleid dat provinciale staten van Drenthe eerst op 13 december 1995 de ontwerp-regeling inzake de grenswijziging tussen Meppel en Staphorst (tevens provinciegrens Drenthe/Overijssel) hebben kunnen vaststellen (zie bijlage II).

Voordat ik overging tot het voorbereiden van dit besluit heb ik op 10 juni 1996 overleg gevoerd met de betrokken gemeenten en provincies (zie bijlage IV), hetgeen uiteindelijk tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing heeft geleid. Gelet op artikel 1, onder f, van de Wet arhi zal de datum van herindeling 1 januari 1997 zijn.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

XNoot
1

De bijlagen II t/m IV zijn ter inzage gelegd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Naar boven