Wet van 26 september 1996 tot wijziging van de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering betreffende het proces-verbaal van de terechtzitting en het vonnis

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die dezen zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering betreffende het proces-verbaal van de terechtzitting en het vonnis op enkele punten te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 138a worden de volgende artikelen toegevoegd:

Artikel 138b

Onder een verkort vonnis wordt verstaan een vonnis waarin noch de bewijsmiddelen bedoeld in artikel 359, eerste lid, noch de redengevende feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 359, derde lid, zijn opgenomen.

Artikel 138c

Onder een verkort proces-verbaal wordt verstaan een proces-verbaal dat uitsluitend bevat de uitspraken, die niet in het verkorte vonnis zijn opgenomen, en de aantekeningen, waarvan opneming door de wet, anders dan door artikel 326, eerste of tweede lid, wordt verlangd.

B

Artikel 277 wordt als volgt gewijzigd:

Toegevoegd wordt een nieuw zesde lid, luidende:

  • 6. In geval van schorsing van het onderzoek, wordt er een proces-verbaal opgemaakt dat aan de eisen van artikel 326 voldoet.

Ba

Artikel 326, vierde lid, komt als volgt te luiden:

  • 4. Gelijke aantekening geschiedt, wanneer een der rechters het verlangt, of op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte of de benadeelde partij.

C

Na artikel 327 wordt een nieuw artikel 327a ingevoegd, luidende:

Artikel 327a

  • 1. Indien een verkort vonnis is gewezen, wordt tevens een verkort proces-verbaal opgemaakt.

  • 2. Indien het vonnis bij verstek is gewezen en de dagvaarding niet in persoon is betekend en zich geen omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of nadere terechtzitting aan de verdachte bekend was, terwijl op de terechtzitting getuigen of deskundigen zijn gehoord dan wel een benadeelde partij zich in het strafproces heeft gevoegd, wordt, in afwijking van het eerste lid, een proces-verbaal opgemaakt dat aan de eisen van artikel 326 voldoet.

  • 3. Bij aanvulling van het verkorte vonnis wordt ook het verkorte proces-verbaal zodanig aangevuld, dat het voldoet aan de in artikel 326 gestelde eisen. De aanvulling vindt plaats binnen de in artikel 365a, derde lid, bepaalde termijnen.

  • 4. Artikel 365, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

D

Aan artikel 345, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan volstaan worden met het uitspreken van een verkort vonnis.

E

Na artikel 365 worden de volgende artikelen toegevoegd:

Artikel 365a

  • 1. Zolang geen gewoon rechtsmiddel is aangewend kan worden volstaan met het wijzen van een verkort vonnis.

  • 2. Een verkort vonnis waartegen een gewoon rechtsmiddel is aangewend wordt aangevuld met de bewijsmiddelen bedoeld in artikel 359, eerste lid, en de redengevende feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 359, derde lid, tenzij het rechtsmiddel meer dan drie maanden na de uitspraak is aangewend.

  • 3. Aanvulling geschiedt binnen vier maanden na het aanwenden van het rechtsmiddel, of indien de verdachte zich alsdan terzake van het ter terechtzitting onderzochte feit in voorlopige hechtenis bevindt, binnen drie maanden, na het aanwenden van het rechtsmiddel.

Artikel 365b

  • 1. De aanvulling bedoeld in artikel 365a, tweede lid, wordt ondertekend door een van de rechters die het verkorte vonnis hebben gewezen of bij hun ontstentenis door de voorzitter van het gerecht.

  • 2. Artikel 365, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 365c

  • 1. Aan een vordering van de officier van justitie of een verzoek van de verdachte of diens raadsman, strekkende om een verkort vonnis aan te vullen, wordt gevolg gegeven, indien de vordering of het verzoek binnen drie maanden na de uitspraak is gedaan.

  • 2. Aan een zodanig verzoek van de benadeelde partij wordt gevolg gegeven, tenzij daarmee geen redelijk belang is gediend.

  • 3. Artikel 365b is van overeenkomstige toepassing.

F

Artikel 378 wordt als volgt gewijzigd:

Het tweede lid, onderdelen b, c en d, komt als volgt te luiden:

b. indien de officier van justitie, de verdachte of zijn raadsman, dan wel de benadeelde partij uiterlijk drie maanden na de uitspraak daartoe een vordering indient of het verzoek doet;

c. indien een gewoon rechtsmiddel tegen het vonis is aangewend, tenzij het aanwenden van het rechtsmiddel meer dan drie maanden na de uitspraak is geschied;

d. indien het vonnis bij verstek is gewezen en de dagvaarding niet in persoon is betekend en zich geen omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of nadere terechtzitting aan de verdachte bekend was, terwijl op de terechtzitting getuigen of deskundigen zijn gehoord dan wel een benadeelde partij zich in het strafproces heeft gevoegd;

G

Artikel 379 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. De politierechter is bevoegd een schriftelijk vonnis te wijzen. Op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte of zijn raadsman of van de benadeelde partij is hij daartoe verplicht, tenzij naar zijn oordeel daarmee geen redelijk belang is gediend.

b. De eerste volzin van het tweede lid komt als volgt te luiden:

De uitspraak mag alsdan in geen geval later plaatsvinden dan op de achtentwintigste dag na sluiting van het onderzoek.

H

Artikel 395 wordt als volgt gewijzigd:

Het tweede lid, onderdelen b, c en d, komt als volgt te luiden:

b. indien de officier van justitie, de verdachte of zijn raadsman dan wel de benadeelde partij uiterlijk drie maanden na de uitspraak daartoe een vordering indient of het verzoek doet;

c. indien een gewoon rechtsmiddel tegen het vonnis is aangewend, tenzij het aanwenden van het rechtsmiddel meer dan drie maanden na de uitspraak is geschied;

d. indien het vonnis bij verstek is gewezen en de dagvaarding niet in persoon is betekend en zich geen omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of nadere terechtzitting aan de verdachte bekend was, terwijl op de terechtzitting getuigen of deskundigen zijn gehoord dan wel een benadeelde partij zich in het strafproces heeft gevoegd;

I

Artikel 396 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. De kantonrechter is bevoegd een schriftelijk vonnis te wijzen. Op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte of zijn raadsman of van de benadeelde partij is hij daartoe verplicht, tenzij naar zijn oordeel daarmee geen redelijk belang is gediend.

b. De eerste volzin van het tweede lid komt als volgt te luiden:

De uitspraak mag alsdan in geen geval later plaatsvinden dan op de achtentwintigste dag na sluiting van het onderzoek.

J

Artikel 415 komt als volgt te luiden:

Behoudens de bepalingen in de volgende artikelen van deze Titel vervat zijn de artikelen 269–280, 281–312, 315–353, 356–365, 365a, 365b, 365c en 366 op het rechtsgeding bij het gerechtshof van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in afwijking van het tweede lid van artikel 365a aanvulling ook plaats vindt indien het cassatieberoep meer dan drie maanden na de dag van de uitspraak is aangewend.

K

Artikel 424a wordt als volgt gewijzigd:

De laatste volzin komt als volgt te luiden:

De artikelen 426a, tweede lid, en 426b tot en met 426f zijn van overeenkomstige toepassing.

L

Artikel 426d wordt als volgt gewijzigd:

Het tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 2. Het vonnis wordt in het proces-verbaal van de terechtzitting aangetekend op de wijze door de Minister van Justitie te bepalen:

    a. indien de enkelvoudige kamer dit ambtshalve, op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte of diens raadsman, bij de uitspraak bepaalt;

    b. indien het openbaar ministerie, de verdachte of zijn raadsman, dan wel de benadeelde partij uiterlijk drie maanden na de uitspraak daartoe een vordering indient of het verzoek doet;

    c. indien een gewoon rechtsmiddel tegen het vonnis wordt aangewend;

    d. indien het vonnis bij verstek is gewezen en de dagvaarding niet in persoon is betekend en zich geen omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of nadere terechtzitting aan de verdachte bekend was, terwijl op de terechtzitting getuigen of deskundigen zijn gehoord dan wel een benadeelde partij zich in het strafproces heeft gevoegd.

M

Onder verlettering van het huidige artikel 426e tot artikel 426f wordt een nieuw artikel 426e ingevoegd, luidende:

Artikel 426e

  • 1. Behoudens artikel 426d, tweede lid, en indien er schriftelijk vonnis wordt gewezen, blijft het opmaken van een proces-verbaal der terechtzitting achterwege en wordt de uitspraak binnen tweemaal vier en twintig uur op een aan het dubbel van de dagvaarding te hechten stuk aangetekend. De aantekening wordt door de enkelvoudige kamer gewaarmerkt.

  • 2. De gegevens die de aantekening bedoeld in het eerste lid moet bevatten, worden vastgesteld door de Minister van Justitie.

    De aantekening vermeldt in elk geval:

    1°. de naam van de rechter, de dag van de uitspraak en de omstandigheid of de uitspraak bij verstek of op tegenspraak is gedaan;

    2°. indien een veroordeling is uitgesproken, het strafbare feit dat het bewezenverklaarde oplevert;

    3°. de opgelegde straf of maatregel, alsmede de wettelijke voorschriften waarop deze is gegrond.

  • 3. Zodra de aantekening is gewaarmerkt, kunnen de verdachte en zijn raadsman daarvan kennisnemen.

  • 4. Wordt alsnog aan artikel 426d, tweede lid, onder b of c toepassing gegeven, dan komt de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aantekening te vervallen. De griffier haalt alsdan de aantekening door.

N

Het nieuwe artikel 426f wordt als volgt gewijzigd:

a. De eerste volzin komt als volgt te luiden:

De enkelvoudige kamer is bevoegd een schriftelijk vonnis te wijzen. Op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte of diens raadsman of van de benadeelde partij is zij daartoe verplicht, tenzij naar haar oordeel daarmee geen redelijk belang is gediend.

b. De tweede volzin komt als volgt te luiden:

De uitspraak mag alsdan in geen geval later plaatsvinden dan op de achtentwintigste dag na sluiting van het onderzoek.

ARTIKEL II

Artikel I heeft geen gevolgen voor strafzaken die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds ter terechtzitting aanhangig zijn gemaakt.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit tijdstip kan voor de onderdelen van artikel I verschillend worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 26 september 1996

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de achtste oktober 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 april 1996, Stb. 367.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1994/95, 1995/96, 23 989.

Handelingen II 1995/96, blz. 235–242; 598–599, 872.

Kamerstukken I 1995/96, 23 989 (49, 49a, 49b, 49c, 49d).

Handelingen I 1996/97, zie vergadering d.d. 24 september 1996.

Naar boven