Wet van 4 september 1996 tot wijziging van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet aansprakelijkheid olietankschepen te wijzigen in verband met de toetreding tot het op 27 november 1992 te Londen tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het op 29 november 1969 te Brussel tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1969, met bijlage, waarvan de Engelse en Franse tekst en de vertaling in het Nederlands zijn geplaatst in Tractatenblad 1994, 229;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De >Wet aansprakelijkheid olietankschepen1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1, onder b, komt te luiden:

b. «Verdrag»: het op 27 november 1992 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie 1992, met Bijlage (Trb. 1994, 229);

B. Artikel 1, onder c, komt te luiden:

c. «schip»: alle zeeschepen en andere zeegaande vaartuigen, van welk type ook, gebouwd of aangepast voor het vervoer van olie in bulk als lading, met uitzondering van oorlogsschepen of andere schepen in eigendom van of gexploiteerd door een Staat ten tijde dat zij uitsluitend worden gebruikt in dienst van de overheid voor andere dan handelsdoeleinden, en met dien verstande dat een schip dat olie en andere soorten lading kan vervoeren alleen als een schip wordt beschouwd, wanneer het daadwerkelijk olie in bulk als lading vervoert en tijdens iedere reis na een zodanig vervoer, tenzij wordt aangetoond dat het geen residuen van zulk vervoer van olie in bulk aan boord heeft.

C. Artikel 1, onder f, komt te luiden:

f. «olie»: ruwe olie, stookolie, zware dieselolie, smeerolie, alsmede zonodig bij algemene maatregel van bestuur nader te omschrijven andere persistente, uit koolwaterstoffen bestaande minerale oliën.

D. Artikel 1, onder g, komt te luiden:

g. «schade door verontreiniging»:

a. verlies of schade buiten het schip in Nederland, de territoriale zee daaronder begrepen, en in de Nederlandse exclusieve economische zone (EEZ) of, zolang een zodanige zone niet is ingesteld, binnen een gebied buiten en grenzend aan de territoriale zee, waarvan de buitengrenzen samenvallen met die van het aan Nederland toekomende gedeelte van het continentaal plat, toegebracht door bevuiling als gevolg van het ontsnappen of lozen van olie uit het schip, waar zulk ontsnappen of lozen ook heeft plaatsgevonden, met dien verstande dat vergoeding voor andere schade aan het milieu dan winstderving ten gevolge van deze schade wordt beperkt tot de kosten van redelijke maatregelen tot herstel die daadwerkelijk worden ondernomen of zullen worden ondernomen;

b. de kosten van preventieve maatregelen alsmede verlies of schade veroorzaakt door die maatregelen.

E. Artikel 1, onder i, komt te luiden:

i. «voorval»: feit of opeenvolging van feiten met eenzelfde oorzaak, waardoor schade door verontreiniging wordt veroorzaakt, of waardoor een ernstige en onmiddellijke dreiging ontstaat dat zulk een schade zal worden veroorzaakt.

F. Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De eigenaar van het schip op het tijdstip van het voorval of, zo dit bestaat uit een opeenvolging van feiten, op het tijdstip van het eerste feit, is aansprakelijk voor schade door verontreiniging, veroorzaakt door het schip als gevolg van het voorval.

G. Artikel 3, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. Voor schade door verontreiniging kunnen, onverminderd het bepaalde in het zesde lid van dit artikel, noch uit hoofde van deze wet noch uit anderen hoofde worden aangesproken:

    a. de ondergeschikten, vertegenwoordigers of lasthebbers van de eigenaar of de leden van de bemanning;

    b. de loods of enige andere persoon die, zonder lid van de bemanning te zijn, diensten voor het schip verricht;

    c. een bevrachter (hoe ook omschreven, met inbegrip van een rompbevrachter), beheerder of degene in wiens handen de exploitatie van het schip is gelegd;

    d. personen die met instemming van de eigenaar of in opdracht van een bevoegde overheidsinstantie hulpverleningswerkzaamheden verrichten;

    e. personen die preventieve maatregelen nemen;

    f. alle ondergeschikten, vertegenwoordigers of lasthebbers van personen genoemd onder b, c, d en e;

    tenzij de schade het gevolg is van hun persoonlijk handelen of nalaten, hetzij met het opzet zodanige schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en in de wetenschap dat zodanige schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.

H. Artikel 3, zesde lid, komt te vervallen.

I. Artikel 3, zevende lid, wordt vernummerd tot artikel 3, zesde lid, en komt te luiden:

  • 6. De eigenaar heeft een recht van verhaal op derden die voor de schade uit anderen hoofde, anders dan uit overeenkomst, jegens de benadeelden aansprakelijk zijn. Voor zover niet anders is overeengekomen, heeft hij op de in het vijfde lid genoemde, van aansprakelijkheid vrijgestelde, personen echter geen recht van verhaal, tenzij de schade het gevolg is van hun persoonlijk handelen of nalaten, begaan hetzij met het opzet zodanige schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en in de wetenschap dat zodanige schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.

J. Artikel 3a komt te luiden:

Artikel 3a

Wanneer zich een voorval voordoet waarbij twee of meer schepen zijn betrokken en er ten gevolge daarvan schade door verontreiniging is ontstaan, zijn de eigenaren van alle daarbij betrokken schepen, tenzij zij ingevolge artikel 3 van aansprakelijkheid zijn ontheven, hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die redelijkerwijs niet te scheiden is. Op de onderlinge verhouding van de eigenaren van de betrokken schepen is artikel 545, derde lid, laatste volzin, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.

K. Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De eigenaar kan zijn aansprakelijkheid per voorval beperken tot een totaal bedrag dat als volgt wordt berekend:

    a. drie miljoen rekeneenheden voor een schip met een brutotonnage van niet meer dan 5000;

    b. voor een schip met een grotere brutotonnage, voor elke toename van de brutotonnage met één, 420 rekeneenheden boven het onder a. genoemde bedrag, met dien verstande evenwel dat dit bedrag in geen geval in totaal 59,7 miljoen rekeneenheden te boven kan gaan.

L. Artikel 4, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De eigenaar kan zijn aansprakelijkheid niet overeenkomstig het voorgaande lid beperken, indien wordt bewezen dat de schade door verontreiniging het gevolg is van zijn persoonlijk handelen of nalaten, hetzij met het opzet zodanige schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en in de wetenschap dat zodanige schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.

M. Artikel 4, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Voor de toepassing van dit artikel is de brutotonnage van het schip de brutotonnage berekend overeenkomstig de voorschriften voor de meting vervat in Bijlage 1 van het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969.

N. Artikel 7, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden:

In dit geval kan de verweerder, zelfs indien de eigenaar op grond van het tweede lid van artikel 4 niet gerechtigd is zijn aansprakelijkheid te beperken, zich beroepen op de in artikel 4 bedoelde beperking van aansprakelijkheid.

O. Artikel 7, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Een verzekeraar of andere persoon die financiële zekerheid heeft gesteld voor de aansprakelijkheid van de eigenaar kan in diens plaats in overeenstemming met het bepaalde in artikel 5 een fonds vormen, zelfs indien de eigenaar op grond van het tweede lid van artikel 4 niet gerechtigd is zijn aansprakelijkheid te beperken. De vorming van dit fonds heeft dezelfde rechtsgevolgen als de vorming van een fonds door de eigenaar, doch indien de eigenaar op grond van het tweede lid van artikel 4 niet gerechtigd is zijn aansprakelijkheid te beperken, blijven de rechten van de schuldeisers, voor zover hun vorderingen niet uit het fonds zijn voldaan, tegenover hem onverlet en treden die rechtsgevolgen alleen in ten aanzien van degene die het fonds vormde.

P. In artikel 10a wordt na «Nederland» ingevoegd: , de territoriale zee daaronder begrepen, buiten de Nederlandse exclusieve economische zone (EEZ) of, zolang een zodanige zone niet is ingesteld, buiten een gebied buiten en grenzend aan de territoriale zee, waarvan de buitengrenzen samenvallen met die van het aan Nederland toekomende gedeelte van het continentaal plat.

Q. In artikel 12 komt de zinsnede «, onverminderd het in artikel 28 bepaalde» te vervallen.

R. Artikel 13, onder d, komt te luiden:

d. uit de overeenkomst moet blijken, dat de verstrekker van financiële zekerheid deze binnen de tijdsduur waarvoor het certificaat van artikel 15 is afgegeven, niet eerder kan schorsen of beëindigen of zodanig wijzigen dat hij niet meer aan dit artikel voldoet, dan na verloop van drie maanden na de datum van ontvangst van een mededeling als bedoeld in artikel 18, eerste lid; tenzij het certificaat is ingeleverd of een nieuw is afgegeven vóór het verstrijken van de termijn.

S. In artikel 15, eerste lid, wordt na het woord «schip» ingevoegd: of van een schip dat niet is teboek gesteld in een Staat die bij het Verdrag partij is,.

T. Artikel 16 komt te vervallen.

U. In artikel 17, eerste volzin, wordt de zinsnede «in de artikelen 15 en 16» vervangen door: in artikel 15.

V. Artikel 18, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De eigenaar aan wie een certificaat is afgegeven, is verplicht om onverwijld aan Onze Minister schriftelijk mededeling te doen van het ongeldig worden, de schorsing of de beëindiging van de overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid binnen de tijdsduur waarvoor het certificaat is afgegeven, alsmede van elke wijziging welke zich gedurende die tijdsduur voordoet in de gegevens welke bij het in artikel 15 bedoelde verzoek zijn overgelegd.

W. In artikel 19, eerste lid, komen de zinsnede «of een bewijs van financiële zekerheid», alsmede de woorden «of 16» te vervallen.

X. In artikel 19, tweede lid, tweede volzin, komt de zinsnede «of bewijs van financiële zekerheid» te vervallen.

Y. In artikel 20, eerste lid, komt de zinsnede «of het bewijs van financiële zekerheid» te vervallen.

Z. In artikel 20, tweede lid, komt de zinsnede «of het bewijs van financiële zekerheid» te vervallen.

AA. Artikel 21, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Onze Minister zendt een afschrift van elk door hem ten aanzien van een in Nederland teboek gesteld schip afgegeven certificaat, alsmede van elke onherroepelijke beschikking tot intrekking van een ten aanzien van een in Nederland teboek gesteld schip afgegeven certificaat, aan het kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, welke kennisgeving aldaar wordt bewaard.

BB. In artikel 23 komt de zinsnede «, of een geldig bewijs van financiële zekerheid als bedoeld in artikel 16» te vervallen.

CC. In artikel 24, eerste lid, komt de zinsnede «, of een bewijs van financiële zekerheid als bedoeld in artikel 16» te vervallen.

DD. In artikel 29 komt de zinsnede «of een bewijs van financiële zekerheid als bedoeld in artikel 16» te vervallen.

ARTIKEL II. OVERGANGSBEPALING

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    a. «Aansprakelijkheidsverdrag 1969»: het op 29 november 1969 te Brussel tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, met Bijlage (Trb. 1970, 196);

    b. «Gewijzigd Aansprakelijkheidsverdrag 1992»: het op 27 november 1992 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, met Bijlage (Trb. 1994, 229);

    c. «Fondsverdrag 1971»: het op 18 december 1971 te Brussel tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie (Trb. 1973, 101).

  • 2. Gedurende de periode waarin Nederland partij is bij zowel het Aansprakelijkheidsverdrag 1969 als het Gewijzigd Aansprakelijkheidsverdrag 1992, wordt bij de afgifte van een certificaat als bedoeld in artikel VII, tweede lid, van zowel het Aansprakelijkheidsverdrag 1969 als het Gewijzigd Aansprakelijkheidsverdrag 1992, gebruik gemaakt van het model uit de Bijlage bij Resolutie 1 van de Diplomatieke Conferentie ter herziening van het Aansprakelijkheidsverdrag 1969 en het Fondsverdrag 1971 en wordt, voor zover van toepassing in het desbetreffende geval, ten aanzien van elk van beide verdragen vastgesteld dat aan de vereisten daarvan wordt voldaan.

  • 3. De volgende overgangsbepalingen zijn van toepassing in het geval Nederland op het tijdstip van een voorval partij is bij zowel het Aansprakelijkheidsverdrag 1969 als het gewijzigd Aansprakelijkheidsverdrag 1992:

    a. wanneer een voorval schade door verontreiniging heeft veroorzaakt welke voor vergoeding in aanmerking zou komen op grond van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen, zoals deze komt te luiden door de inwerkingtreding van deze wet, komt deze schade niet voor vergoeding op grond van die wet in aanmerking, doch wordt deze voor de toepassing van die wet geacht te zijn vergoed, voor zover deze voor vergoeding in aanmerking zou komen op grond van het Aansprakelijkheidsverdrag 1969;

    b. wanneer een voorval schade door verontreiniging heeft veroorzaakt welke voor vergoeding in aanmerking zou komen op grond van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen, zoals deze komt te luiden door de inwerkingtreding van deze wet, en Nederland partij is bij het Fondsverdrag 1971, bestaat de aansprakelijkheid op grond van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen, zoals deze komt te luiden door de inwerkingtreding van deze wet, waaraan nog moet worden voldaan na de toepassing van het onder a en d bepaalde, slechts voor zover de schade door verontreiniging onvergoed blijft na toepassing van het Fondsverdrag 1971;

    c. bij de toepassing van het eerste lid van artikel 5 van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen, zoals deze komt te luiden door de inwerkingtreding van deze wet, wordt het totale bedrag van het te vormen fonds verlaagd met het bedrag waarmede de schade geacht wordt te zijn voldaan op grond van het onder a bepaalde;

    d. voor zover nodig voor de toepassing van de gevallen, bedoeld in dit artikel, blijft de Wet aansprakelijkheid olietankschepen, zoals deze luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet, van kracht.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 4 september 1996

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de zeventiende september 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1975, 321, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 februari 1994, Stb. 125.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 24 473.

Handelingen II 1995/96, blz. 5837.

Kamerstukken I 1995/96, 24 473 (270, 270a).

Handelingen I 1995/96, zie vergadering d.d. 3 september 1996.

Naar boven