Besluit van 27 augustus 1996, houdende wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 27 september 1995, Directie Wetgeving, nr. 516539/95/6;

Gelet op de artikelen 18, derde lid, en 20d van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

Gezien het advies van de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit;

De Raad van State gehoord (advies van 21 november 1995, nr. WO3.95.0526);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 14 augustus 1996, Directie Wetgeving, nr. 570527/96/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Besluit burgerlijke stand 19941 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 17, eerste lid wordt na «gesteld» ingevoegd: , met inachtneming van het bepaalde in artikel 8, derde lid, van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer.

B

Aan artikel 20 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het in het eerste en tweede lid van dit artikel met betrekking tot de verschijnende partijen bepaalde geldt ook met betrekking tot de getuigen.

C

Artikel 23, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. De akte van erkenning en de akte van ontkenning van het vaderschap door de moeder met gelijktijdige erkenning door de vader worden vernietigd:

    a. nadat achttien maanden zijn verstreken sedert de ontvangst van het afschrift, bedoeld in artikel 20f van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of

    b. nadat achttien maanden zijn verstreken sinds het opmaken van de akte van erkenning of de akte van ontkenning van het vaderschap door de moeder met gelijktijdige erkenning door de vader, zonder dat een akte van geboorte is opgemaakt.

D

Artikel 57, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduidingen a en b worden geletterd b onderscheidenlijk c,

2. Een nieuw onderdeel a wordt ingevoegd, dat luidt:

a. de geslachtsnamen en de voornamen van de getuigen;

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 14 september 1995, Stb. 440, tot wijziging van de Wet van 11 mei 1956 (Stb. 242), houdende enige regelen betreffende het gebruik van de Friese taal, in het bijzonder in het rechtsverkeer (verruiming mogelijkheden van het gebruik van het Fries) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 27 augustus 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Uitgegeven de tiende september 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 1 januari 1995 is de nieuwe regelgeving inzake de burgerlijke stand in werking getreden. Inmiddels is gebleken dat het wenselijk is de bepalingen met betrekking tot de rol van de getuigen bij huwelijksvoltrekking te wijzigen.

Tevens is het wenselijk de bewaartermijn te regelen voor de akte van erkenning en de akte van ontkenning van het vaderschap door de moeder met gelijktijdige erkenning door de vader, voor het geval dat de akte vóór de geboorte van het kind is opgemaakt en het kind niet levend ter wereld is gekomen. Ook vindt aanpassing van het Besluit burgerlijke stand 1994 plaats in verband met de totstandkoming van de Wet tot wijziging van de Wet van 11 mei 1956 (Stb. 242), houdende enige regelen betreffende het gebruik van de Friese taal, in het bijzonder in het rechtsverkeer (verruiming mogelijkheden van het gebruik van het Fries).

Onderdeel A

De totstandkoming van de bovenvermelde wet, die tot gevolg heeft dat gemeenten in Friesland voortaan de akten van de burgerlijke stand tweetalig dienen op te maken, n.l. in het Nederlands en in het Fries, noopt tot aanpassing van artikel 17, eerste lid, van het Besluit burgerlijke stand.

Onderdeel B

In de nieuwe regelgeving inzake de burgerlijke stand die op 1 januari 1995 in werking is getreden, is de rol van de getuigen bij huwelijksvoltrekking in dier voege geregeld dat zij aanwezig zijn bij de huwelijksvoltrekking, maar de huwelijksakte niet meer ondertekenen zoals voorheen het geval was. De reden hiervoor is dat in de praktijk nooit een beroep op de getuigen wordt gedaan om het bestaan van een huwelijk te bewijzen. De ondertekening van de huwelijksakte door hen heeft dan ook juridisch geen waarde.

Uit sociaal oogpunt is de rol van de getuigen bij huwelijksvoltrekking wel van belang. Om die reden is het vereiste van hun aanwezigheid bij de sluiting van het huwelijk gehandhaafd.

In de praktijk is echter gebleken dat de behoefte bestaat om de getuigen – zoals voorheen – de huwelijksakte te laten ondertekenen. Zowel de aanstaande echtgenoten als de getuigen zelf hechten aan de ondertekening symbolische waarde. Dit heeft ertoe geleid dat de gemeenten, om de betrokkenen tegemoet te komen, hun toevlucht hebben gezocht tot allerhande oplossingen zoals het laten plaatsen van een handtekening door de getuigen in het trouwboekje. Gelet hierop, heb ik de kwestie ter advisering voorgelegd aan de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit. Deze heeft te kennen gegeven, dat de in de praktijk geconstateerde behoefte aan de rol van de getuigen voldoende aanleiding vormt om de regelgeving dienovereenkomstig aan te passen. In verband daarmee is aan artikel 20 een derde lid toegevoegd, waarin de ondertekening door de getuigen wordt geregeld.

Onderdeel C

De huidige bepaling van artikel 23, vijfde lid, koppelt de bewaartermijn voor de akte van erkenning dan wel van ontkenning van het vaderschap door de moeder met gelijktijdige erkenning door de vader, aan het tijdstip van opmaken van de latere vermelding bij de geboorteakte van het kind en de daarop betrekking hebbende berichtgeving aan de betrokken personen. Onbeantwoord blijft de vraag hoe lang de akte bewaard moet blijven indien de akte vóór de geboorte is opgemaakt en het kind niet levend is geboren.

Voorgesteld wordt dat de vernietiging dan plaatsvindt achttien maanden nadat de akte van erkenning of van ontkenning met gelijktijdige erkenning is opgemaakt. Alvorens de ambtenaar van de burgerlijke stand tot vernietiging overgaat, dient hij na te gaan of een akte van geboorte is opgemaakt.

Onderdeel D

Ondertekening van de huwelijksakte door de getuigen brengt met zich mee dat hun namen dienen te worden vermeld in de huwelijksakte en wel in het derde gedeelte. Artikel 57, derde lid, is dienovereenkomstig gewijzigd.

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz


XNoot
1

Stb. 1994, 160, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 december 1994, Stb. 900.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel van de Staatscourant van 8 oktober 1996, nr. 194.

Naar boven