Besluit van 6 augustus 1996, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 29 januari 1996, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, afdeling Bestuur en Wetgeving, nr. BW96/U65;

Gelet op artikel 66 en 73 van de Gemeentewet;

De Raad van State gehoord (advies van 14 mei, no. W04.96.0038);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 19 juli 1996, nr. BW96/937:

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Rechtspositiebesluit burgemeesters 19941 wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 2, 3 en 4 vervallen.

B

Artikel 15a komt te luiden:

Artikel 15a

  • 1. De burgemeester heeft recht op een eindejaarsuitkering waarvan de hoogte wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

  • 2. Indien op de bezoldiging van de burgemeester een WAO-conforme uitkering als bedoeld in artikel 32 van de Wet privatisering ABP in mindering is gebracht, wordt voor de toepassing van het eerste lid de bezoldiging geacht onverminderd te zijn genoten.

  • 3. De eindejaarsuitkering wordt eenmaal per kalenderjaar in de maand december betaald.

  • 4. Bij ontslag van de burgemeester vindt betaling plaats over het tijdvak gelegen tussen het einde van de laatst verstreken periode waarover de eindejaarsuitkering is betaald en de datum van het ontslag.

C

Na artikel 18 wordt, na het kopje boven artikel 19, een nieuw artikel 18a ingevoegd, luidende:

Artikel 18a

  • 1. De burgemeester die wegens ziekte ongeschikt is tot het uitoefenen van zijn ambt, geniet vanaf de dag waarop deze ongeschiktheid aanvangt, gedurende een termijn van 18 maanden zijn volledige bezoldiging. Vervolgens geniet hij tot zijn ontslag 80% van zijn bezoldiging.

  • 2. De burgemeester geniet ook na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn van 18 maanden zijn volledige bezoldiging indien de ziekte uit hoofde waarvan hij ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten.

  • 3. Indien de burgemeester recht heeft op een WAO-conforme uitkering als bedoeld in artikel 32 van de Wet privatisering ABP, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag waarop hij ingevolge het eerste lid recht heeft. Artikel 40a, tweede tot en met vierde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De burgemeester geniet vanaf de dag waarop de ongeschiktheid wegens ziekte tot het uitoefenen van zijn ambt aanvangt, gedurende een termijn van 12 maanden zijn volledige ambtstoelage. Vervolgens geniet hij tot zijn ontslag 50% van de ambtstoelage.

  • 5. Voor het vaststellen van het tijdstip waarop de in het eerste lid onderscheidenlijk het vierde lid genoemde termijn van 18 onderscheidenlijk 12 maanden is verstreken, worden perioden van ongeschiktheid tot het uitoefenen van zijn ambt wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

  • 6. Onze Minister kan bepalen dat de burgemeester die wegens ziekte ongeschikt is zijn ambt uit te oefenen, de uitoefening van zijn ambt slechts mag hervatten met zijn toestemming. Deze toestemming is in ieder geval vereist, wanneer de ongeschiktheid langer dan een jaar duurt. Alvorens toepassing te geven aan de eerste volzin vraagt Onze Minister advies aan een door hem aangewezen bedrijfsgeneeskundige.

D

Artikel 19 komt te luiden:

Artikel 19

  • 1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing gedurende de eerste 52 weken waarin de burgemeester wegens ziekte ongeschikt is tot het vervullen van zijn ambt .

  • 2. Voor het berekenen van de termijn van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte tot het uitoefenen van zijn ambt samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

  • 3. Onze Minister kan de aanwijzing geven de doorbetaling van de bezoldiging en de ambtstoelage te staken, wanneer en voor zolang de burgemeester:

    a. weigert zich te onderwerpen aan een onderzoek vanwege een daartoe door Onze Minister aangewezen bedrijfsgeneeskundige of, na voor zulk een onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;

    b. zich zodanig gedraagt, dat zijn genezing naar het oordeel van Onze Minister ernstig wordt belemmerd of vertraagd.

  • 4. In de gevallen bedoeld in het derde lid, kan Onze Minister op grond van bijzondere omstandigheden bepalen, dat het bedrag van de ingehouden bezoldiging en ambtstoelage geheel of ten dele aan anderen dan aan de burgemeester wordt uitbetaald.

  • 5. Ingeval Onze Minister van zijn bevoegdheid, bedoeld in het vierde lid, geen gebruik heeft gemaakt, kunnen de ingevolge het derde lid ingehouden bezoldiging en ambtstoelage alsnog aan de burgemeester worden uitbetaald, wanneer uit een verklaring van een (of meer) door Onze Minister aangewezen geneeskundige(n) blijkt, dat het geval op grond waarvan doorbetaling van de bezoldiging en de ambtstoelage werd gestaakt, zich niet heeft voorgedaan of niet meer voordoet.

E

Na artikel 19 wordt een nieuw artikel 19a ingevoegd, luidende:

Artikel 19a

  • 1. Na de termijn van 52 weken, bedoeld in artikel 19, is op de burgemeester wiens bezoldiging wegens ziekte geheel of gedeeltelijk wordt doorbetaald, het verplichtingen- en sanctieregime van hoofdstuk II van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van toepassing.

  • 2. Indien ten aanzien van de WAO-conforme uitkering, bedoeld in artikel 32 van de Wet privatisering ABP, die de burgemeester geniet, een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, wordt door Onze Minister zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd dan wel een overeenkomende sanctie toegepast, op het bedrag waar de burgemeester recht heeft ingevolge artikel 18a, eerste lid, na toepassing van artikel 18a, derde lid.

F

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

De burgemeester geniet bedrijfsgeneeskundige begeleiding overeenkomstig hoofdstuk VI, paragraaf 2, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

G

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

Ten aanzien van de gewezen burgemeester vinden in geval van ziekte, ten laste van de gemeente, de artikelen 42, 45 en 48 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement overeenkomstige toepassing.

H

Na artikel 25 wordt een nieuw artikel 25a ingevoegd, luidende:

Artikel 25a

Ten aanzien van de burgemeester aan wie ontslag is verleend op grond van ongeschiktheid wegens ziekte tot het vervullen van zijn ambt als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder a, en die ten tijde van dat ontslag minder dan 80% arbeidsongeschikt is, is de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk van overeenkomstige toepassing.

I

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 3 van de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden» vervangen door: als bedoeld in een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «met gebruikmaking van de regeling vrijwillig vervroegd uittreden» vervangen door: op grond van een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel.

J

Artikel 34 komt te luiden:

Artikel 34

Indien een kandidaat voor het ambt van burgemeester reis- en verblijfkosten heeft gemaakt in verband met een bezoek aan Onze Minister, aan de commissaris of aan de vertrouwenscommissie, worden hem die kosten ten laste van het Rijk vergoed overeenkomstig de bepalingen van het Reisbesluit binnenland.

K

Artikel 42, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Aan de burgemeester die ontslag vraagt met het oog op een uitkering op grond van een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel wordt ontslag verleend, indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel op grond van een desbetreffende schriftelijke aanvraag heeft vastgesteld dat na dat te verlenen ontslag recht bestaat op een uitkering op grond van die overeenkomst. Het ontslag gaat niet eerder in dan met ingang van de dag waarop het recht op evengenoemde uitkering ontstaat. Met een aanvraag tot ontslag wordt gelijkgesteld een verzoek om niet te worden herbenoemd.

L

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. ongeschiktheid wegens ziekte tot het vervullen van zijn ambt;

2. Onder vernummering van het tweede lid tot vijfde lid worden een nieuw tweede, derde en vierde lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Een ontslag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan slechts plaatsvinden indien:

    a. er sprake is van ongeschiktheid wegens ziekte tot het vervullen van zijn ambt gedurende een ononderbroken periode van twee jaar,

    b. herstel van zijn ziekte niet binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel a genoemde termijn van twee jaar te verwachten is.

  • 3. Ten aanzien van het tweede lid is artikel 98, vijfde tot en met tiende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Voordat Onze Minister het ontslag op grond van het eerste lid, onderdeel a, verleent, onderzoekt hij of het mogelijk is de burgemeester na zijn ontslag binnen zijn gezagsbereik andere arbeid aan te bieden.

M

Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een nieuw onderdeel f toegevoegd, luidende:

f. bij ontslag op grond van artikel 44, eerste lid, onderdeel a, indien de mate van arbeidsongeschiktheid op een lager percentage is vastgesteld dan 80%.

2. Het vierde lid, onder c, komt te luiden:

c. de burgemeester die op grond van het eerste lid, onder c, recht heeft op wachtgeld, gedurende het eerste jaar een wachtgeld ontvangt van 100% van de laatstgenoten bezoldiging, daarna 6 maanden 75% en vervolgens 70% van de laatstgenoten bezoldiging.

N

Aan artikel 47 worden een nieuw derde en vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Op het bedrag van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt in mindering gebracht een uitkering overeenkomstig artikel 53 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkeringen.

  • 4. De artikelen 102a en 102b van het Algemeen Rijksambtenarenreglement zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt wat betreft Artikel I, onderdelen A, B, I, K en M, tweede lid, terug tot 1 januari 1996.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 6 augustus 1996

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de vijfde september 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

In het kader van de normalisering, dat wil zeggen het marktconform maken van de arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden van het overheidspersoneel, heeft het kabinet besloten het overheidspersoneel onder de werkingssfeer van de werknemersverzekeringen te brengen (hierna aangeduid als OOW-project) .

Het OOW-project staat in nauw verband met een tweetal andere projecten in het kader van de normalisering. Het eerste is de privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (Abp) , die wettelijk geregeld is in de Wet privatisering ABP (WPA). De OOW-regelgeving bouwt voor een belangrijk deel op die wet voort. Het tweede project is het oprichten van een uitvoeringsorganisatie voor de sociale zekerheid van het overheidspersoneel (USZO). Deze uitvoeringsorganisatie zal niet alleen verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de wettelijke werknemersverzekeringen, maar ook voor delen van het bij dit besluit geregelde traject.

De rechtspositie van de burgemeester wordt, net als die van de ambtenaar, tot nu toe gekenmerkt door het integrale karakter van de regelingen op het gebied van doorbetaling van bezoldiging bij ziekte, gevolgd door een invaliditeitspensioen. De rechtspositie van de burgemeester wordt daarnaast, overeenkomstig de ambtenaar, gekenmerkt door een eigen wachtgeldregeling na bepaalde gevallen van ontslag.

In het kader van OOW zullen al deze aanspraken worden omgezet in wettelijke aanspraken op grond van de Werkloosheidswet (WW) , Ziektewet (ZW) , de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering/ Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (WAO/AAW), de Toeslagenwet (TW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). Voorzover de wettelijke regelingen minder aanspraken geven dan de integrale ambtelijke regelingen zoals deze laatstelijk golden, voorziet binnen het arbeidsvoorwaardelijk bestel een stelsel van bovenwettelijke regelingen erin dat als gevolg van deze OOW-operatie het totale niveau aan rechten en verplichtingen in stand blijft.

Het kabinet heeft besloten het beoogde tijdstip waarop de omzettingsoperatie haar beslag zal krijgen te stellen op 1 januari 1998. De uitvoeringspraktijk ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid is echter al als gevolg van wetgeving (Wet terugdringing arbeidsongeschiktheidsvolume; Wet terugdringing beroep op arbeidsongeschiktheidsregelingen) voor een belangrijk deel opgeschoven in de richting van een uitvoeringspraktijk die in de WAO vereist is. Om die reden wordt het wenselijk en mogelijk geacht reeds per 1 januari 1996 ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid een uitvoeringspraktijk te realiseren die zoveel mogelijk met die van de WAO overeenkomt. Bij de Wet privatisering ABP (WPA) is een WAO-conforme arbeidsongeschiktheidsregeling ingevoerd. Deze wet regelt, vooruitlopend op de invoering van de WAO het zgn. wettelijk deel van de uitkering, de WAO-conforme uitkering geheten.

De uitvoering van de WAO-conforme arbeidsongeschiktheidsregelingen geschiedt door de USZO in naam en onder verantwoordelijkheid van het Fonds Arbeidsongeschiktheidsverzekering Overheidspersoneel (FAOP) .

Dit besluit strekt ertoe het bovenwettelijke kader zoals dat binnen de sector Rijk is overeengekomen voor de burgemeester te regelen. In hoofdlijnen gaat het om de volgende wijzigingen:

1. Doorbetaling van bezoldiging bij ziekte

Bij ziekte betaalt de werkgever (i.c. de gemeente) de bezoldiging door. Gedurende de eerste 18 maanden van de ziekte wordt 100% van de bezoldiging doorbetaald, daarna tot het ontslag 80%. Omdat, zoals onder 2 wordt aangegeven, de zieke burgemeester pas na 24 maanden om die reden mag worden ontslagen, heeft betrokkene derhalve voor een periode van tenminste 6 maanden recht op doorbetaling van 80% van zijn bezoldiging.

De Ziektewet is (nog) niet van toepassing. Invoering van «WAO-conform» per 1 januari 1996 betekent wel dat betrokkene na een jaar ziekte in aanmerking komt voor een WAO-conforme uitkering. Die uitkering wordt in mindering gebracht op het bedrag van de wegens ziekte uitbetaalde bezoldiging.

De voorgestelde wijzigingen zijn een doorvertaling en een van toepassing verklaren van gelijksoortige wijzigingen voor de ambtenaren in de sector Rijk en maken het mogelijk dat gedurende het eerste ziektejaar een verplichtingen- en sanctieregime wordt gehanteerd dat al enigszins is afgestemd op de Ziektewet en dat voor de periode daarna een WAO-conform verplichtingen- en sanctieregime geldt.

2. Ontslag op grond van ongeschiktheid wegens ziekte

Geïntroduceerd wordt een ontslaggrond voor ongeschiktheid van de burgemeester tot het verrichten van zijn ambt wegens ziekte. Het ontslag kan pas ingaan nadat 24 maanden ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte zijn verlopen en nadat een zorgvuldige procedure is gevolgd, gericht op zowel verwachtingen ten aanzien van herstel als mogelijkheden van herplaatsing na ontslag overeenkomstig eventueel aanwezige restcapaciteit.

3. Suppletie

De overheidswerknemer/burgemeester die ontslagen is op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, die ten tijde van het ontslag minder dan 80% arbeidsongeschikt is en die niet is herplaatst in een andere functie voor zijn volledig resterend verdienvermogen, komt in aanmerking voor een suppletie. Bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer is niet aan de orde of er nog resterend verdienvermogen is en kan derhalve geen aanspraak bestaan op een suppletie. De suppletie komt in de plaats van het zgn. herplaatsingswachtgeld in de zin van de Abp-wet. De rechten en verplichtingen terzake van de suppletie zijn neergelegd in de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk. De werkgever, voor de burgemeester i.c. Binnenlandse Zaken, draagt de uitvoeringslasten van deze regeling, die kan worden beschouwd als een werkloosheidsregeling sui generis.

4. Invaliditeitspensioen

De overheidswerknemer/burgemeester die ontslagen is op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn ambt wegens ziekte en die geen recht (meer) heeft op een suppletie ter zake van dat ontslag, heeft in beginsel recht op een invaliditeitspensioen. Betrokkene kan die aanspraak te gelde maken bij de Stichting pensioenfonds ABP, ingesteld bij de Wet privatisering ABP. Die aanspraak is uitgewerkt in een pensioenreglement van de genoemde stichting. Het invaliditeitspensioen heeft het karakter van een aanvulling op de WAO-conforme uitkering. De bestaande aanspraken op invaliditeitspensioen zullen naar hoogte en duur onverminderd in het nieuwe stelsel worden geconverteerd. Deze aanspraken kunnen echter wel worden aangepast als er verandering optreedt in de mate van arbeidsongeschiktheid.

5. Herplaatsingstoelage

De overheidswerknemer/burgemeester die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is verklaard en die voor zijn volledig resterend verdienvermogen in arbeid is herplaatst, heeft in beginsel recht op een herplaatsingstoelage voorzover zijn inkomen uit (nieuwe) arbeid, uit de WAO-conforme uitkering en uit invaliditeitspensioen tezamen minder bedragen dan het bedrag van zijn laatstgenoten bezoldiging. De kosten ervan worden gedragen door de Stichting pensioenfonds ABP. De aanspraak op de herplaatsingstoelage is neergelegd in het onder 4 bedoelde pensioenreglement.

Voorts wordt in dit besluit uitvoering gegeven aan het protocol aanstellingskeuringen dat op 1 januari 1996 in werking is getreden.

Het protocol aanstellingskeuringen vloeit voort uit de politieke wens om het gebruik van een medisch onderzoek bij aanstellingen te minimaliseren omdat het voorspellend karakter van een dergelijke keuring kan worden betwijfeld. Het protocol regelt dat alleen in die gevallen gebruik gemaakt mag worden van een aanstellingskeuring waarin de specifieke functie-eisen het gebruik rechtvaardigen. Voor burgemeesters wordt een aanstellingskeuring niet langer noodzakelijk geacht.

Het Georganiseerd Overleg burgemeesters is over het ontwerp-besluit gehoord en heeft ermee ingestemd.

2. Financiële gevolgen

De omzettingsoperatie in het kader van het OOW-project heeft een technisch karakter. Uitgangspunt daarbij is dat het totale niveau van rechten en verplichtingen van de burgemeester in verband met ziekte en arbeidsongeschiktheid op het moment van overgang naar de werknemersverzekeringen in stand blijft en kostenneutraal is. Dit uitgangspunt is eveneens aangehouden voor deze fase van het project, waarin vooralsnog van een WAO-conforme situatie wordt uitgegaan.

3. Artikelsgewijze toelichting

ARTIKEL I

Onderdeel B

Artikel 15a

In artikel 15a wordt geen vast percentage voor de hoogte van de eindejaarsuitkering meer gegeven om te voorkomen dat dit percentage steeds bij algemene maatregel van bestuur moet worden aangepast. Er is evenmin direct aansluiting gezocht bij regeling voor het personeel in de sector Rijk omdat de hoogte van de eindejaarsuitkering deel uitmaakt van de onderhandelingen binnen het Georganiseerd Overleg burgemeesters.

Onderdeel C

Artikel 18a

Het nieuwe artikel 18a regelt de doorbetaling van bezoldiging en ambtstoelage bij ziekte. Voorheen was dit niet specifiek geregeld waardoor de bezoldiging en ambtstoelage volledig werden doorbetaald tot aan het ontslag ongeacht de periode dat het ambt niet kon worden uitgeoefend. In de praktijk werd de termijn van 18 maanden evenwel zelden overschreden. Nu is bepaald dat ontslag op grond van ongeschiktheid het ambt te vervullen wegens ziekte op grond van het gewijzigde artikel 44 niet eerder kan worden gegeven dan na twee jaar nadat deze ongeschiktheid heeft geduurd, is het gewenst te bepalen dat de bezoldiging na 18 maanden wordt teruggebracht tot 80%.

Voor wat betreft de ambtstoelage is er gekozen voor een verlaging van de toelage na een termijn van 12 maanden van ziekte. Met deze termijn van 12 maanden is aangesloten bij het beleid dat bestaat bij de toekenning van een vaste (jaarlijkse) autokostenvergoeding. Bovendien zal in een gemeente waar gedurende een jaar de burgemeester zijn ambt niet kan uitoefenen het ambt door iemand anders worden waargenomen die na 1 jaar waarneming recht heeft op een ambtstoelage.

Onderdeel D

Artikel 19

Het eerste en tweede lid van artikel 19 zijn nieuw. Deze nieuwe leden vloeien voort uit de afspraak in het Centraal Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken (CGOA) dat in het tweede ziektejaar het verplichtingen- en sanctieregime van de WAO zal gelden. In verband hiermee wordt artikel 19, dat betrekking heeft op de verplichtingen en sancties die de minister oplegt aan een zieke burgemeester, beperkt tot het eerste ziektejaar. Verder is artikel 19 aangepast in verband met het vervallen van de pensioenkeuring in de Abp-wet.

Onderdeel E

Artikel 19a

Voor de periode na het eerste jaar is een nieuw artikel 19a opgenomen waarin is bepaald dat, met ingang van het tweede ziektejaar het verplichtingen- en sanctieregime van de WAO van overeenkomstige toepassing zal zijn op het deel van de bezoldiging dat uitgaat boven de WAO-conforme uitkering. Het gaat hierbij onder andere om de artikelen 23, 25 en 28 van de WAO. Door een ruime verwijzing op te nemen naar het verplichtingen- en sanctieregime van hoofdstuk II van de WAO wordt bereikt dat wijzigingen van de desbetreffende artikelen in de WAO, toevoeging van nieuwe artikelen aan hoofdstuk II, vernummeringen etc. automatisch doorwerken.

Het tweede lid van dit artikel strekt er toe dat een door het FAOP opgelegde verplichting of sanctie ten aanzien van de WAO-conforme uitkering zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze wordt toegepast op het deel van de bezoldiging dat uitstijgt boven de WAO-conforme uitkering. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de Minister de door het FAOP opgelegde sancties niet zondermeer kan overnemen. Op grond van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht is het bevoegd gezag altijd nog gehouden tot een eigen belangenafweging. De gevolgen van het besluit zullen niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Onderdeel F

Artikel 21

De (per 1 januari 1994 gewijzigde) Arbowet geldt ook voor de burgemeesters. De bepalingen in par. 2 van Hoofdstuk VI ARAR, inzake bedrijfsgeneeskundige begeleiding zijn bedoeld als aanvulling op de desbetreffende bepalingen in de Arbowet. In dit kader gaat het daarbij met name om de bepalingen inzake het begeleiden van zieke werknemers.

Met het van toepassing verklaren van par. 2 op de burgemeesters wordt beoogd de bedrijfsgeneeskundige begeleiding van de burgemeester zo breed mogelijk te doen zijn. De bedrijfsgeneeskundige begeleiding kan specifiek op de burgemeesters gericht nader worden ingevuld.

In dit verband dient ook te worden gewezen op de betrokkenheid van de USZO bij de begeleiding van zieke werknemers c.q. burgemeesters. Met de invoering van de WAO-conforme regeling voor overheidspersoneel ontstaat er ook voor de USZO, als uitvoerder van deze regeling, een taak bij de begeleiding van zieke werknemers c.q. burgemeesters. De invalshoek van de USZO is echter een andere dan die van de werkgever en de bedrijfsgeneeskundige dienst. De USZO voert een sociale verzekering uit en de betrokkenheid van de USZO bij de begeleiding van zieke werknemers ziet dan ook met name op de claim-beoordeling.

De USZO zal moeten beoordelen of de burgemeester na een jaar ziekte in aanmerking komt voor een WAO-conforme uitkering. Is de burgemeester arbeidsongeschikt, zo ja in welke mate en is door Binnenlandse Zaken voldoende gedaan om dit te voorkomen of te beperken etc. De betrokkenheid van de werkgever i.c. BiZa eindigt niet op het moment dat de burgemeester aanspraak krijgt op een WAO-conforme uitkering. Formeel blijft de werkgever/BiZa verantwoordelijk voor de begeleiding van een zieke burgemeester tot diens ontslag als burgemeester. Uit dien hoofde is er ook een taak voor de bedrijfsgeneeskundige dienst.

Onderdeel G

Artikel 25

Artikel 25 betreft de aanspraken van de gewezen burgemeester die ziek is geworden vóór dan wel kort na zijn ontslag. De artikelen 42, 45 en 48 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement zijn hierbij van overeenkomstige toepassing verklaard. Artikel 42 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement betreft het recht op doorbetaling van bezoldiging en de duur daarvan: bij ziekte kort voor het ontslag 18 maanden en kort na het ontslag 12 maanden. De zinsnede met betrekking tot de nabestaanden is thans opgenomen in artikel 102a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en is op grond van artikel 47, vierde lid, van dit besluit van overeenkomstige toepassing. Met het vervallen van het verschil tussen ambtenaren in vaste en in tijdelijke dienst, kan ook een soortgelijke zinsnede in artikel 25 komen te vervallen. Artikel 45 betreft de zogenaamde aanvullende uitkering bij arbeidsongeschiktheid «in en door de dienst». Artikel 48 betreft de situatie van een samenloop van doorbetaling van bezoldiging met een uitkering krachtens een wettelijke verzekering.

Onderdeel H

Artikel 25a

In de situatie tot 1 januari 1996 waren voor de burgemeesters de regels ten aanzien van herplaatsing en herplaatsingstoelage van overeenkomstige toepassing ofschoon in de praktijk bleek dat de burgemeester altijd voor 80% arbeidsongeschikt werden verklaard.

Per 1 januari 1996 zal het herplaatsingswachtgeld ingevolge de ABP-wet zijn vervallen. Ter vervanging van dit herplaatsingswachtgeld is gekozen voor een suppletieregeling voor de sector Rijk. Deze suppletieregeling draagt het karakter van een werkloosheidsregeling sui generis. In artikel 25 wordt bepaald dat de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk van overeenkomstige toepassing is voor burgemeesters.

Onderdeel I

Artikel 28

De wijzigingen betreffen terminologische aanpassingen.

Onderdeel K

Artikel 42

Artikel 42 is aangepast in verband met het feit dat vrijwillig vervroegd uittreden voor overheidspersoneel per 1 januari 1996 niet meer geregeld zal zijn bij wet, maar in een door de betrokken sociale partners gesloten overeenkomst.

Onderdeel L

Artikel 44

De wijzigingen ter zake van artikel 44 voorzien in een nieuwe ontslaggrond bij ongeschiktheid tot het uitoefenen van het burgemeestersambt wegens ziekte en de bijbehorende procedure.

In het verleden kon een burgemeester ontslagen worden als het Abp hem na een pensioenkeuring wegens ziekte of gebreken blijvend ongeschikt achtte voor de vervulling van zijn functie. Een dergelijke keuring komt in het nieuwe pensioenreglement niet meer voor. Gekozen is voor een systematiek die meer aansluit bij de marktsector. In het nieuwe tweede lid wordt bepaald aan welke voorwaarden moet worden voldaan: twee jaar ziekte en herstel is niet te verwachten binnen zes maanden.

Voor de ambtenaren in de sector Rijk is nog een voorwaarde van toepassing namelijk dat er geen reële herplaatsingsmogelijkheden zijn. De aard van het ambt van burgemeester verzet zich er evenwel tegen dat de burgemeester zonder dat ontslag is verleend (deels) ander werk aanvaardt. Om die reden is bij ontslagverlening niet toepasbaar de voorwaarde dat het niet mogelijk is gebleken de burgemeester andere arbeid aan te bieden danwel dat de burgemeester heeft geweigerd deze te aanvaarden. Dit feit ontheft de Minister van Binnenlandse Zaken niet van zijn reïntegratie-inspanning waartoe de WAO hem verplicht. Derhalve is aan artikel 44 een nieuw lid toegevoegd waarin de bepaling is opgenomen dat de minister onderzoek doet naar de mogelijkheden om binnen zijn gezagsbereik de burgemeester een andere functie aan te bieden. Die functie kan de burgemeester dan pas aanvaarden nadat hij als burgemeester is ontslagen. Dat er geen reële herplaatsingsmogelijkheden zijn moet de Minister van Binnenlandse Zaken door middel van een zorgvuldig onderzoek aantonen. De regelingen die hierbij van toepassing zijn op ambtenaren zijn in dit artikel overeenkomstig van toepassing verklaard op de burgemeester. Hierbij zij echter aangetekend dat, om reden van het feit dat burgemeesters géén rijksambtenaren zijn en onder burgemeesters een diversiteit aan kennis en ervaring zit, niet bij voorbaat kan worden aangegeven aan wat voor soort functies kan worden gedacht bij eventuele herplaatsing. Per geval zal dit dienen te worden bekeken.

Onderdeel M

Artikel 46

De percentages in het vierde lid, onder c, zijn aangepast aan de gewijzigde percentages in het Rijkswachtgeldbesluit per 1 januari 1996.

Onderdeel N

Artikel 47

In artikel 47 wordt, overeenkomstig artikel 102 en 102a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, de WAO-conforme overlijdensuitkering in mindering gebracht.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Stb. 1994, 462, gewijzigd bij besluit van 22 september 1995, Stb. 498.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 oktober 1996, nr. 194.

Naar boven