Besluit van 18 juli 1996 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I, onderdelen C tot en met G, en II van de Wet van 3 juli 1996 (Stb. 397), tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met decentralisatie van regelgeving op arbeidsvoorwaardelijk terrein, alsmede wijziging van enkele andere wetten (decentralisatie rechtspositieregeling educatie en beroepsonderwijs)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 10 juli 1996, nr. 96018385/6046, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel X, eerste lid, van de Wet van 3 juli 1996 (Stb. 397), tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met decentralisatie van regelgeving op arbeidsvoorwaardelijk terrein, alsmede wijziging van enkele andere wetten (decentralisatie rechtspositieregeling educatie en beroepsonderwijs);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De artikelen I, onderdelen C tot en met G, en II van de Wet van 3 juli 1996 (Stb. 397), tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met decentralisatie van regelgeving op arbeidsvoorwaardelijk terrein, alsmede wijziging van enkele andere wetten (decentralisatie rechtspositieregeling educatie en beroepsonderwijs), treden in werking met ingang van 1 augustus 1996.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Tavarnelle, 18 juli 1996

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Uitgegeven de dertigste juli 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven