Wet van 26 juni 1996 tot goedkeuring van de op 19 maart 1991 te Genève tot stand gekomen herziening van het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (Trb. 1992, 52), alsmede wijziging van de Zaaizaad- en Plantgoedwet (Uitvoeringswet UPOV 1991)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de op 19 maart 1991 te Genève tot stand gekomen herziening van het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet, de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden, en dat het uit hoofde van genoemd verdrag noodzakelijk is de Zaaizaad- en Plantgoedwet en de Wet op de economische delicten op onderdelen te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De op 19 maart 1991 te Genève tot stand gekomen herziening van het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten, waarvan de Franse en Engelse tekst zijn geplaatst in Tractatenblad 1992, 52 en de vertaling in het Nederlands in Tractatenblad 1993, 153, wordt goedgekeurd voor Nederland.

ARTIKEL II

De >Zaaizaad- en Plantgoedwet1 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2 wordt de omschrijving van «ras» vervangen door:

ras: een plantengroep binnen één botanisch taxon van de laagst bekende rang, welke groep, ongeacht of volledig wordt voldaan aan de voorwaarden welke deze wet stelt voor de verlening van een kwekersrecht, kan worden

– gedefinieerd aan de hand van de expressie van de eigenschappen die het resultaat is van een bepaald genotype of een combinatie van genotypen;

– onderscheiden van elke andere plantengroep op grond van de expressie van tenminste één van die eigenschappen en

– beschouwd als een eenheid, gezien zijn geschiktheid om onveranderd te worden vermeerderd;

B

Aan artikel 16, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dit artikellid door een komma, toegevoegd: alsmede voor het uitbrengen van adviezen als bedoeld in artikel 41, vierde lid..

C

In artikel 19, eerste lid, tweede volzin, wordt na de zinsnede «Zij mag met name niet uitsluitend uit cijfers bestaan» ingevoegd: , tenzij dit een gevestigd gebruik is voor de aanduiding van rassen van het betreffende gewas,.

D

Aan artikel 23 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien komt vast te staan dat een ras niet onder de ingeschreven benaming kan worden opgenomen op een door de Europese Gemeenschap voor het gewas, waartoe het ras behoort, ingestelde rassenlijst, kan de voorzitter van de Raad op een daartoe strekkend verzoek van de houder van het kwekersrecht een ingeschreven benaming doorhalen en een voorlopige aanduiding als benaming inschrijven. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

E

Artikel 29 komt te luiden:

Artikel 29

  • 1. Voor nieuwe rassen van alle tot het plantenrijk behorende gewassen kan kwekersrecht worden verleend. Het kwekersrecht wordt verleend indien het ras:

    a. zich op het tijdstip van indiening van de aanvraag tot verlening van kwekersrecht duidelijk onderscheidt van elk ander ras, waarvan het bestaan op dat tijdstip algemeen bekend is;

    b. wat zijn van belang zijnde eigenschappen betreft voldoende homogeen is, in aanmerking genomen de bijzonderheden, welke aan zijn vermeerdering eigen zijn;

    c. bestendig is, in dier voege dat zijn van belang zijnde eigenschappen onveranderd blijven in de loop van zijn achtereenvolgende vermeerderingen, of in het geval van een bijzondere vermeerderingscyclus, aan het einde van iedere cyclus.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, worden in elk geval als algemeen bekend aangemerkt rassen waarvoor in enig land of in enige groep van landen een aanvraag tot verlening van kwekersrecht of tot inschrijving van dat ras in een officieel rassenregister is ingediend, vanaf de datum van de aanvraag, mits deze aanvraag leidt of heeft geleid tot verlening van kwekersrecht dan wel inschrijving in dat rassenregister.

  • 3. Een ras wordt niet als nieuw aangemerkt indien op het tijdstip van de indiening van de aanvraag tot verlening van het kwekersrecht, teeltmateriaal of geoogst materiaal van dat ras met toestemming van degene die het ras door eigen arbeid heeft gekweekt of die het heeft ontdekt en ontwikkeld of diens rechtverkrijgende, met het oog op exploitatie van het ras

    a. in Nederland reeds langer dan één jaar tevoren is verkocht of anderszins aan anderen ter beschikking is gesteld;

    b. buiten Nederland reeds langer dan zes jaar tevoren is verkocht of anderszins aan anderen ter beschikking is gesteld, voor zover het een ras betreft dat behoort tot een gewas van bomen of wijnstokken;

    c. buiten Nederland reeds langer dan vier jaar tevoren is verkocht of anderszins aan anderen ter beschikking is gesteld, voor zover het een ras betreft dat behoort tot een ander dan de in onderdeel b bedoelde gewassen.

  • 4. Het feit, dat materiaal van een ras reeds aan anderen ter beproeving is verstrekt, ter inschrijving is aangeboden of reeds is ingeschreven in een officieel register kan niet aan de kweker van dat ras of zijn rechtverkrijgende worden tegengeworpen.

F

Artikel 30 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

  • 1. De aanspraak op verlening van kwekersrecht komt toe aan degene die een ras door eigen arbeid heeft gekweekt of heeft ontdekt en ontwikkeld dan wel diens rechtverkrijgende.

  • 2. Indien het ras buiten Nederland hetzij door een natuurlijke persoon, die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, hetzij door een rechtspersoon zonder zetel in Nederland, is gekweekt of ontdekt en ontwikkeld, bestaat gelijke aanspraak op verlening van kwekersrecht voor zover Nederland krachtens een internationale overeenkomst gehouden is kwekersrecht te verlenen.

2. In het derde lid worden in de eerste volzin na het woord «gekweekt» ingevoegd de woorden: of ontdekt en ontwikkeld.

G

Artikel 31 komt te luiden:

Artikel 31

  • 1. Indien de persoon, bedoeld in artikel 30, eerste lid, een ras heeft gekweekt of heeft ontdekt en ontwikkeld in het kader van een dienstbetrekking of in het kader van een overeenkomst tot het verrichten van diensten ten behoeve van een ander, anders dan tegen loon, welke dienstbetrekking of overeenkomst met zich meebrengt, dat hij kweek- of ontwikkelingsarbeid verricht met betrekking tot het gewas, waartoe dat ras behoort, komt de aanspraak op verlening van kwekersrecht toe aan de werkgever dan wel opdrachtgever dan wel de rechtverkrijgende van de werkgever of opdrachtgever.

  • 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, heeft degene die het ras heeft gekweekt of ontdekt en ontwikkeld, aanspraak op een vergoeding naar billijkheid, tenzij een zodanige vergoeding reeds geacht kan worden begrepen te zijn in het door hem genoten loon of in de door hem genoten voordelen.

  • 3. Elk beding, waarbij van het bepaalde in het tweede lid wordt afgeweken, is nietig.

H

In artikel 32 wordt het woord «gewonnen» vervangen door de zinsnede: gekweekt dan wel ontdekt en ontwikkeld.

I

In artikel 34, eerste lid, onderdeel c, wordt het woord «vier» vervangen door: twee.

J

Artikel 35 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Een voor het onderzoek voldoende hoeveelheid materiaal van het ras, waarop de aanvrage betrekking heeft, dient op vordering van de Raad en overeenkomstig nader door de Raad te stellen eisen aan de Raad ter beschikking te worden gesteld.

2. In het vierde lid worden de woorden «Indien een aanvrager niet binnen Nederland woont,» vervangen door: Indien een aanvrager geen woonplaats of zetel binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap heeft,.

K

Na artikel 36 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 36a

  • 1. De houder van een kwekersrecht kan een redelijke vergoeding vorderen van hem, die in de periode gelegen tussen de aanvrage van het kwekersrecht en de verlening van het kwekersrecht overeenkomstig artikel 37, handelingen als bedoeld in artikel 40 heeft verricht met betrekking tot het ras, waarvoor kwekersrecht is aangevraagd.

  • 2. De vergoeding is alleen verschuldigd voor handelingen die zijn verricht na afloop van dertig dagen, nadat de betrokkene bij deurwaardersexploit is gewezen op de krachtens dit artikel aan de houder van een kwekersrecht toekomende aanspraak.

  • 3. Bij het deurwaardersexploit wordt een door de Raad gewaarmerkt afschrift gevoegd van de ter zake van de aanvraag ingediende bescheiden dan wel van passages daaruit, voor zover zij uitsluitend betrekking hebben op de kenmerken van het ras waarvoor de aanvrage is ingediend en op de aanduiding van de eigenschappen waardoor het zich van andere rassen onderscheidt. Daartoe wordt niet gerekend de weergave van de totstandkoming van het ras of van de genealogische bestanddelen.

  • 4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op handelingen verricht door diegene, die daartoe is gerechtigd krachtens een overeenkomst met degene aan wie overeenkomstig artikel 30 of 31 de aanspraak op verlening van het kwekersrecht toekomt.

L

Artikel 40 wordt vervangen door:

Artikel 40

  • 1. De houder van een kwekersrecht op een ras heeft het uitsluitend recht teeltmateriaal van dat ras voort te brengen of verder te vermeerderen, ten behoeve van de vermeerdering te behandelen, in het verkeer te brengen, verder te verhandelen, uit te voeren, in te voeren, voor een van deze doeleinden in voorraad te hebben alsmede deze handelingen te doen verrichten.

  • 2. Het is aan anderen dan de houder van het kwekersrecht verboden de in het eerste lid genoemde handelingen te verrichten. Dit verbod geldt niet indien bij of krachtens deze wet of door de houder van het kwekersrecht daarvoor toestemming is verleend.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op:

    a. handelingen die in de privésfeer en niet bedrijfsmatig zijn verricht;

    b. handelingen welke uitsluitend worden verricht voor wetenschappelijk onderzoek;

    c. handelingen welke worden verricht voor het kweken van nieuwe rassen.

  • 4. Het uitsluitend recht is tevens van toepassing op handelingen met betrekking tot geoogst materiaal van het ras, planten en plantedelen daaronder begrepen, dat is verkregen door gebruik van teeltmateriaal waarvoor geen toestemming is verleend, tenzij de houder van het kwekersrecht redelijkerwijs zijn recht met betrekking tot het teeltmateriaal had kunnen uitoefenen.

  • 5. Bij algemene maatregel van bestuur kan voor één of meer gewassen of rassen worden bepaald dat het uitsluitend recht tevens van toepassing is op handelingen met betrekking tot produkten die rechtstreeks zijn vervaardigd met gebruikmaking van geoogst materiaal van het ras waarvoor geen toestemming is verleend, tenzij de houder van het kwekersrecht redelijkerwijs zijn recht met betrekking tot het geoogst materiaal had kunnen uitoefenen.

M

Artikel 41 wordt vervangen door drie nieuwe artikelen, luidende:

Artikel 41

  • 1. Het in artikel 40, eerste lid, bedoelde uitsluitend recht is tevens van toepassing op de in dat lid bedoelde handelingen met betrekking tot materiaal van

    a. rassen, die zijn afgeleid van het in artikel 40, eerste lid, bedoelde beschermde ras, tenzij het beschermde ras zelf is afgeleid van een ander ras;

    b. rassen die ingevolge het bepaalde in artikel 29 niet duidelijk onderscheidbaar zijn van het beschermde ras;

    c. rassen waarvan voor de voortbrenging telkens gebruik moet worden gemaakt van het beschermde ras.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt een ras beschouwd als afgeleid van een ander ras indien het hoofdzakelijk is afgeleid van het oorspronkelijke ras dan wel van een ras dat zelf hoofdzakelijk is afgeleid van het oorspronkelijke ras, met behoud van de expressie van de wezenlijke eigenschappen welke het resultaat zijn van een bepaald genotype of combinatie van genotypen van het oorspronkelijke ras.

  • 3. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op rassen waarvan het bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel algemeen bekend is. Artikel 29, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De Raad kan op verzoek adviseren omtrent hetzij de vraag of een ras, waarvoor door de Raad kwekersrecht is verleend afgeleid is van een ander ras waarvoor door de Raad kwekersrecht is verleend, hetzij de vraag of een ander, bij het verzoek aan te wijzen ras, is afgeleid van het ras waarvoor het kwekersrecht is verleend. Het advies van de Raad bevat de gronden waarop het rust.

Artikel 41a

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat ten aanzien van een ras, behorende tot bij die algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gewassen, het in artikel 40 bedoelde uitsluitend recht niet van toepassing is op het gebruik voor vermeerderingsdoeleinden binnen het eigen bedrijf van een teler van door die teler geoogst materiaal van dat ras of een ras als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onderdeel a of b.

  • 2. Aan het gebruik van geoogst materiaal voor vermeerderingsdoeleinden binnen het eigen bedrijf, kunnen bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur beperkingen of voorwaarden worden gesteld, welke onder meer betrekking kunnen hebben op de maximale hoeveelheid te vermeerderen geoogst materiaal en aan de houder van een kwekersrecht toekomende vergoedingen.

Artikel 41b

Het in artikel 40, eerste lid, bedoelde uitsluitend recht is niet van toepassing op handelingen met materiaal van het beschermde ras of van een ras als bedoeld in artikel 41, eerste lid, dat door of met toestemming van de houder van het kwekersrecht, in Nederland of in één der Lid-Staten van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in het verkeer is gebracht of dat van zodanig materiaal is afgeleid, met uitzondering van handelingen:

a. die een verdere vermeerdering van het ras, waartoe het materiaal behoort, inhouden;

b. die uitvoer, anders dan voor verbruiksdoeleinden, van het materiaal inhouden naar een land, waar voor rassen van het gewas, waartoe het ras behoort, geen bescherming openstaat welke vergelijkbaar is met de bescherming die op basis van het bepaalde in deze wet kan worden verkregen.

N

Artikel 42, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De houder van een kwekersrecht is verplicht de licenties te verlenen welke in het algemeen belang noodzakelijk zijn.

O

Artikel 43, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Alvorens te beslissen stelt de Raad partijen in de gelegenheid binnen een door hem te bepalen termijn alsnog tot overeenstemming te komen.

P

Artikel 44, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De houder van een kwekersrecht kan een openbaar aanbod doen tot licentieverlening. Tenzij de Raad zich om redenen van algemeen belang als bedoeld in artikel 42, eerste lid, niet kan verenigen met de voorwaarden voor de licentieverlening, wordt een zodanig aanbod op kosten van de houder van het kwekersrecht door de zorg van de Raad bekendgemaakt in de Staatscourant.

Q

Artikel 45, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien Onze Minister van oordeel is dat het algemeen belang zulks vordert, nodigt hij de houder van een kwekersrecht schriftelijk en onder opgaaf van redenen uit binnen een maand een openbaar aanbod, als bedoeld in artikel 44, te doen. Onze Minister kan daarbij aanwijzingen geven omtrent de omvang en voorwaarden van de aan te bieden licentie.

R

Artikel 46, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Bij gebreke van andere bepalingen geldt een licentie voor de gehele duur van het kwekersrecht en heeft zij betrekking op alle handelingen welke ingevolge deze wet aan de toestemming van de houder van het kwekersrecht onderworpen zijn.

S

Artikel 54, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een kwekersrecht wordt vernietigd:

    a. indien blijkt dat het ras op het moment van indiening van de aanvrage niet nieuw was;

    b. indien blijkt dat het ras niet onderscheidbaar was, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel a;

    c. indien – in het geval dat de verlening van het kwekersrecht in hoofdzaak is gebaseerd op door de kweker verstrekte inlichtingen en bescheiden – blijkt dat op het tijdstip van die verlening het ras niet homogeen dan wel niet bestendig was als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdelen b en c;

    d. indien het kwekersrecht is verleend aan een persoon die daartoe ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet niet gerechtigd is, tenzij het kwekersrecht wordt overgedragen aan de persoon die daartoe wel gerechtigd is.

T

In de artikelen 54, tweede en derde lid, 56, eerste, derde en vierde lid, 60, derde en vierde lid, wordt het woord «nietigverklaring» telkens vervangen door: vernietiging.

U

In artikel 96, eerste en tweede lid, wordt de zinsnede «de artikelen 40, 41, 80, 81, 83–85, 87 en 91, vierde lid» steeds vervangen door: de artikelen 40, 41, eerste lid, 41a, 41b, 80, 81, 83–85, 87 en 91, vierde lid,.

ARTIKEL III

In artikel 1, onder 3, van de Wet op de economische delicten2 wordt de artikelenreeks die geplaatst is achter de aanduiding «Zaaizaad- en Plantgoedwet» vervangen door: de artikelen 40, 41, eerste lid, 41a, 41b, 80, 81, 83–85, 87 en 91, vierde lid.

ARTIKEL IV

  • 1. Deze wet is van toepassing met betrekking tot rassen, waarvoor reeds voor de datum van inwerkingtreding van deze wet kwekersrecht is verleend, met dien verstande dat op handelingen, als bedoeld in artikel 40, eerste lid, met betrekking tot materiaal van dergelijke rassen, welke plaatsvinden voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, de bepalingen van de Zaaizaad- en Plantgoedwet, zoals zij tot die datum luidden, van toepassing zijn.

  • 2. Artikel 40, vierde en vijfde lid, zijn niet van toepassing op geoogst materiaal of direct daaruit verkregen produkten, welke voor de datum van inwerkingtreding van deze wet verkregen zijn door vermeerdering van teeltmateriaal, waarvoor geen toestemming was verleend.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen II, III en IV, die in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 26 juni 1996

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Uitgegeven de drieëntwintigste juli 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1966, 455, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 juli 1995, Stb. 355.

XNoot
2

Stb. 1950, K258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 mei 1996, Stb. 312.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1994/95, 1995/96, 24 129.

Handelingen II 1995/96, blz. 4205.

Kamerstukken I 1995/96, 24 129 (212, 212a, 212b, 212c).

Handelingen I 1995/96, zie vergadering d.d. 25 juni 1996.

Naar boven