Besluit van 3 juli 1996 tot verdeling van de in het Provinciefonds opgenomen uitkeringen inzake Rivierdijkversterking en Onderhoud hoofdwaterkeringen (Besluit rivierdijkversterking/hoofdwaterkeringen Provinciefonds)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mw. A. G. M. van de Vondervoort, van 20 mei 1996, FO96/844, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op artikel 247 van de Provinciewet;

Gezien het advies van de provincies van 13 maart 1996, nummer MW 20072/96;

De Raad van State gehoord (advies van 11 juni 1996, nr. WO4.96.0213);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mw. A. G. M. van de Vondervoort, van 28 juni 1996, FO96/1133, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De middelen in het Provinciefonds inzake Rivierdijkversterkingen en Onderhoud hoofdwaterkeringen worden vanaf het uitkeringsjaar 1994 verdeeld zoals aangegeven in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1994.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit rivierdijkversterking/ hoofdwaterkeringen Provinciefonds.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 3 juli 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de achttiende juli 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage bij Besluit rivierdijkversterking/hoofdwaterkeringen Provinciefonds

 1994199519961997199819992000–20042005 e.v.
Groningen994 670994 670994 670994 6701 140 9451 140 9451 140 9451 140 945
Friesland969 140978 815985 9101 014 2901 137 8401 142 1401 157 1901 157 190
Drenthe00000000
Overijssel13 726 06024 281 03025 023 82727 995 01528 027 46531 477 64533 053 27523 511 210
Gelderland28 297 91031 554 77333 070 36439 132 72839 241 80340 160 34343 375 23342 185 085
Utrecht1 281 5701 373 5951 441 0801 711 0201 719 0451 759 9451 903 0951 903 095
Noord-Holland2 822 6202 836 6062 839 0152 848 6513 257 3013 258 7613 263 8713 253 170
Zuid-Holland15 871 85029 490 79230 097 59632 524 81233 236 43733 604 19734 891 35722 099 875
Zeeland3 999 9303 999 9303 999 9303 999 9304 588 1554 588 1554 588 1554 588 155
Noord-Brabant7 353 08010 406 61910 764 43812 195 71412 320 31412 537 17413 296 18410 730 580
Limburg00000000
Flevoland1 683 1701 683 1701 683 1701 683 1701 930 6951 930 6951 930 6951 930 695
Totaal77 000 000107 600 000110 900 000124 100 000126 600 000131 600 000138 600 000112 500 000

NOTA VAN TOELICHTING

Doel

Dit besluit is gebaseerd op artikel 247, tweede en derde lid, van de Provinciewet. Het strekt ertoe voor de uitkeringsjaren vanaf 1994 een deel van de uitkeringen uit het Provinciefonds te verdelen zonder gebruik te maken van de algemene verdeelmaatstaven die zijn aangegeven in artikel 240 van de Provinciewet. Het betreft de toevoeging vanaf 1994 aan het Provinciefonds van twee bestaande uitkeringen die onderdeel uitmaken van de zogenoemde Decentralisatie-impuls, te weten de middelen die verband houden met de rivierdijkversterkingen en het onderhoud hoofdwaterkeringen. Bovendien zijn in dit besluit opgenomen de middelen voor de versnelling van de rivierdijkversterkingen, die vanaf 1995 naast de middelen voor de reguliere rivierdijkversterkingen aan het Provinciefonds worden toegevoegd.

Achtergronden van het besluit

Het Rijk heeft in 1993 met de provincies een akkoord bereikt over de Decentralisatie-impuls. Als gevolg van het akkoord zijn als onderdeel van de Decentralisatie-impuls in 1994 onder meer de middelen in verband met de Rivierdijkversterkingen en het Onderhoud hoofdwaterkeringen van de begroting van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat overgeheveld naar het Provinciefonds.

Aanvankelijk lag het in de bedoeling de middelen te verdelen op grond van artikel 247, eerste en tweede lid, van de Provinciewet. Dit artikel biedt de mogelijkheid bedragen tijdelijk over de provincies te verdelen zonder gebruik te maken van de algemene verdeelmaatstaven van het Provinciefonds. Indien van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, dient te worden voldaan aan het wettelijke vereiste uit artikel 247, tweede lid, van de Provinciewet. Op grond van dit lid dient het tempo waarin en de wijze waarop de integratie-uitkering in de algemene uitkering wordt opgenomen, vooraf te zijn vastgelegd.

Er bestaat evenwel onzekerheid over de wijze waarop de middelen uiteindelijk zullen worden verdeeld via de algemene uitkering van het Provinciefonds. Om deze reden is ervoor gekozen om via artikel 32 van de Wet op de waterkering een derde lid aan artikel 247 van de Provinciewet toe te voegen dat het mogelijk maakt om uitsluitend deze uitkeringen in het huidige en het nieuwe Provinciefonds op te nemen en te verdelen, zonder dat vooraf het pad voor de integratie van de middelen in de algemene uitkering wordt aangegeven.

Zoals eerder aangegeven, is in dit besluit naast de middelen voor de Rivierdijkversterkingen en het Onderhoud hoofdwaterkeringen tevens de verdeling van de middelen voor de versnelling van de rivierdijkversterkingen opgenomen. Als gevolg van de wateroverlast die zich begin 1995 in een aantal provincies heeft voorgedaan, is besloten tot een versnelde uitvoering van het programma voor de rivierdijkversterkingen. Met het Interprovinciaal Overleg (IPO) is overeengekomen dat het Rijk de extra rentekosten die met de versnelde uitvoering conform het Deltaplan Grote Rivieren gepaard gaan, voor 70% zal vergoeden. De bijdrage in de rentekosten zal met ingang van het uitkeringsjaar 1995 in tien gelijke jaarlijkse tranches van f 26,1 miljoen via het Provinciefonds aan de provincies ter beschikking worden gesteld.

In 2004 eindigt de periode gedurende welke het Rijk een financiële vergoeding verstrekt voor de extra rentekosten die de versnelling van het programma voor de rivierdijkversterkingen met zich brengt.

Pas na circa 2015 zal sprake zijn van een zodanig stabiele financiële beheerssituatie voor de rivierdijkversterkingen, dat tot verdeling via de algemene maatstaven kan worden overgegaan.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Op grond van het akkoord over de Decentralisatie-impuls zijn onder meer voor de gezamenlijke onderdelen rivierdijkversterkingen en onderhoud hoofdwaterkeringen met ingang van 1994 structureel bedragen overgeheveld naar het Provinciefonds. De gezamenlijke provincies hebben een splitsing aangebracht in de overgehevelde middelen en tevens voor de verdeling van de onderdelen afzonderlijke verdeelsleutels vastgesteld. Als gevolg van het akkoord over de versnelling van de rivierdijkversterkingen is aan de overgehevelde bedragen met ingang van het uitkeringsjaar 1995 gedurende 10 jaar een bedrag van f 26,1 miljoen toegevoegd. In gezamenlijk overleg hebben de provincies voor deze toevoeging eveneens een verdeelsleutel bepaald.

Met de onderwerpen die in dit besluit zijn betrokken, zijn de bedragen gemoeid die zijn opgenomen in tabel 1 (in miljoenen guldens).

Tabel 1

 Rivierdijk-versterkingenOnderhoudhoofdwaterkeringenVersnelling RivierdijkversterkingenTotaal
199460,017,077,0
199564,517,026,1107,6
199667,817,026,1110,9
199781,017,026,1124,1
199881,019,526,1126,6
199986,019,526,1131,6
2000 t/m 200493,019,526,1138,6
2005 e.v.93,019,5112,5

In de bijlage bij dit besluit is de verdeling van de bedragen over de provincies vanaf het uitkeringsjaar 1994 weergegeven. De verdeling in de diverse jaren is in overeenstemming met de gehanteerde verdeelsleutels in het advies dat het IPO namens de provincies op 13 maart 1996 heeft uitgebracht over het ontwerp-besluit. Het IPO heeft in het advies erop gewezen dat in 1997 een evaluatie zal plaatsvinden van de verdeelsleutel voor het onderhoud van de hoofdwaterkeringen. De verdeelsleutel voor de rivierdijkversterking en de versnelling daarvan zal twee maal worden geëvalueerd; allereerst in 1998 en vervolgens na de voltooiing van het dijkversterkingsprogramma die in het jaar 2001 is voorzien. De evaluaties kunnen aanleiding geven tot wijzigingen in de verdeelsleutels voor de beschikbare middelen. De verdeling op grond van het besluit zal dan worden aangepast.

In het advies maakt het IPO een voorbehoud over de hoogte en de betalingswijze van de middelen voor de versnelling van de rivierdijkversterkingen. Voor dit onderwerp is voor de uitkeringsjaren 1995 tot en met 2004 een bedrag van f 26,1 miljoen per jaar in het Provinciefonds opgenomen. Mocht na de inwerkingtreding van het besluit wijziging optreden in de hoogte van het bedrag of in de periode waarover het bedrag wordt toegevoegd, dan zal het besluit op grond hiervan eveneens worden gewijzigd.

Artikel 2

Aan het besluit wordt terugwerkende kracht verleend, omdat de verdeling van de middelen dient te worden vastgelegd met ingang van het uitkeringsjaar 1994. Dit was het jaar waarin de overheveling naar het Provinciefonds heeft plaatsgevonden. Het is niet bezwaarlijk terugwerkende kracht aan het besluit te verlenen, omdat aan de inwerkingtreding van het wetsartikel waarop dit besluit is gebaseerd (artikel 32, juncto artikel 35, tweede lid van de Wet op de waterkering) eveneens terugwerkende kracht is verleend tot en met 1 januari 1994. Bovendien is in de circulaires over de uitkeringen uit het Provinciefonds de provincies steeds mededeling gedaan over de wijze waarop de bedragen in de betreffende jaren worden verdeeld. Daar komt bij dat de verdeling van de bedragen plaatsvindt overeenkomstig het voorstel dat de provincies ons hebben gedaan.

Artikel 3

Het zal regelmatig voorkomen, dat in de toelichting op begrotingswetten en in circulaires over uitkeringen met betrekking tot het Provinciefonds aan het onderhavige besluit wordt gerefereerd. Daarom is ervoor gekozen het besluit een citeertitel te geven.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven