Wet van 18 januari 1996 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Gratiewet (herziene gratieregeling en regeling inzake schadevergoeding voor voorlopige hechtenis)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bepalingen in het Wetboek van Strafvordering en de Gratiewet, waarbij aan het indienen van een verzoekschrift om gratie opschortende werking wordt toegekend te wijzigen, en de regeling in het Wetboek van Strafvordering betreffende de schadevergoeding voor voorlopige hechtenis aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In het Wetboek van Strafvordering1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Artikel 90 wordt als volgt gewijzigd:

a. Na het tweede lid worden ingevoegd een nieuw derde en vierde lid, die luiden:

  • 3. Indien de rechter beslist tot het toekennen van schadevergoeding, wordt het uit te keren bedrag verrekend met geldboeten en andere aan de Staat verschuldigde geldsommen, tot betaling waarvan de verzoeker bij onherroepelijk geworden vonnis of arrest in een strafzaak is veroordeeld en die nog niet door hem zijn voldaan.

  • 4. In plaats van het toekennen van schadevergoeding kan de rechter beschikken dat de dagen die de gewezen verdachte op grond van een bevel tot inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in detentie heeft doorgebracht – geheel of gedeeltelijk – in mindering worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van een uit anderen hoofde opgelegde onherroepelijke vrijheidsstraf.

b. Het derde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

B

Artikel 558 wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan het eerste lid wordt toegevoegd:

, met uitzondering van onvoorwaardelijke geldboeten tot en met een bedrag van vijfhonderd gulden;

b. Het vierde lid vervalt.

C

Artikel 558a komt te luiden:

Artikel 558a

  • 1. Een verzoekschrift om gratie schort de tenuitvoerlegging of ingang van de straf waarvan gratie wordt verzocht, op in de gevallen, waarin het verzoek betrekking heeft op een onherroepelijk vonnis of arrest met een veroordeling tot:

    a° een vrijheidsstraf van zes maanden of minder, behoudens het in artikel 559, onder c bepaalde;

    b° een vrijheidsstraf van zes maanden of minder, die voorwaardelijk was opgelegd en waarvan ingevolge artikel 14g of 77cc van het Wetboek van Strafrecht de tenuitvoerlegging is bevolen, behoudens het in artikel 559, onder c, bepaalde;

    c° een geldboete tot een bedrag van meer dan 500 gulden, waarvan de tenuitvoerlegging nog niet is aangevangen.

  • 2. De tenuitvoerlegging van een bijkomende straf die van rechtswege ingaat, wordt opgeschort gedurende acht dagen na de dag waarop de rechterlijke beslissing, waarbij zij is opgelegd in kracht van gewijsde is gegaan; een verzoekschrift om gratie dat binnen deze termijn is ingediend schort de tenuitvoerlegging op totdat op het verzoek is beslist.

  • 3. Een verzoekschrift om gratie schort de nog niet aangevangen tenuitvoerlegging van de straf of maatregel waarvan gratie wordt verzocht, op in de gevallen, waarin een jaar na het onherroepelijk worden van de rechterlijke beslissing waarvan gratie wordt verzocht, de tenuitvoerlegging, anders dan op verzoek van de veroordeelde, nog niet is aangevangen.

D

Artikel 559 komt te luiden:

Artikel 559

Artikel 558a blijft buiten toepassing in geval:

a° de veroordeelde zich aan de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis of de vrijheidsstraf heeft onttrokken;

b° de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen, hetzij uit hoofde van de rechterlijke beslissing, waarbij de vrijheidsstraf, waarvan gratie wordt verzocht, werd opgelegd, hetzij uit anderen hoofde krachtens rechterlijke beslissing in Nederland of in een vreemde staat;

c° de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen voor een periode van zes maanden of minder, en de aansluitende tenuitvoerlegging van nog ten uitvoer te leggen vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen door opschorting zou worden verhinderd;

d° het verzoekschrift om gratie betrekking heeft op een straf of straffen, dan wel maatregel of maatregelen, ten aanzien waarvan reeds eerder op een verzoekschrift om gratie is beschikt;

e° het verzoekschrift wordt ingediend op het tijdstip dat de veroordeelde tot een vrijheidsstraf zich bevindt op het grondgebied van een vreemde staat, welke staat een Nederlands verzoek om zijn uitlevering in behandeling heeft genomen of met het oog daarop zijn voorlopige aanhouding heeft gelast;

f° het verzoek betrekking heeft op straffen of maatregelen, waarvan de tenuitvoerlegging aan een vreemde staat is overgedragen.

E

Artikel 559a komt te luiden:

Artikel 559a

  • 1. De opschorting gaat in, zodra het openbaar ministerie dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing is belast, kennis heeft gekregen van de indiening van het verzoekschrift om gratie. De opschorting duurt totdat op het verzoekschrift is beschikt.

  • 2. Wanneer een verzoekschrift om gratie van een vrijheidsstraf is ingediend, zonder dat de wet daaraan de opschorting van de tenuitvoerlegging verbindt, kan Onze Minister van Justitie niettemin bepalen dat de tenuitvoerlegging wordt of blijft opgeschort of wel dat zij wordt of blijft geschorst, zolang op het verzoek niet is beschikt.

F

Artikel 560 komt te luiden:

Artikel 560

Een verzoekschrift om gratie dat van een derde afkomstig is wordt buiten verdere behandeling gelaten, indien blijkt dat degene aan wie de straf of maatregel is opgelegd, niet met het verzoek instemt.

G

Artikel 560a komt te luiden:

Artikel 560a

  • 1. De griffier maakt onverwijld het openbaar ministerie dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing is belast bekend met de indiening van een ter griffie ontvangen verzoekschrift om gratie. Hij tekent de dag van indiening op het verzoekschrift aan en zendt het terstond aan Onze Minister van Justitie.

  • 2. Van de indiening van een elders ingeleverd verzoekschrift om gratie wordt na de dagtekening van ontvangst zo spoedig mogelijk kennis gegeven aan Onze Minister van Justitie. Deze doet daarvan onverwijld mededeling aan het openbaar ministerie dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing is belast. Een dergelijke mededeling blijft achterwege als het verzoek betrekking heeft op een straf of maatregel, waarvan de tenuitvoerlegging aan een vreemde staat is overgedragen.

  • 3. Verzoeken strekkende tot vermindering, verandering of kwijtschelding van andere door de Nederlandse strafrechter opgelegde maatregelen dan genoemd in artikel 558, derde lid, worden in handen gesteld van de autoriteit, die wettelijk bevoegd is de tenuitvoerlegging van die maatregelen te beëindigen of de daarbij opgelegde verplichtingen te wijzigen of te niet te doen, ten einde daarop te beslissen.

H

Artikel 560b komt te luiden:

Artikel 560b

Indien gunstig wordt beschikt op een verzoekschrift om gratie terzake van een straf of maatregel, waarvan de tenuitvoerlegging reeds is aangevangen of voltooid, wordt het bedrag van de betaalde geldboete of van het reeds betaalde gedeelte van het door de rechter vastgestelde bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel teruggegeven.

Voorwerpen die verbeurd zijn verklaard of aan het verkeer zijn onttrokken, worden na een gunstige beslissing op een verzoekschrift om gratie van die straf of maatregel door de bewaarder teruggegeven. Artikel 119, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

I

In het vierde lid van artikel 591a wordt na «90» ingevoegd: , 91.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 9 maart 1995 ingediende voorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (wijziging van de regelingen van de invordering en inhouding van rijbewijzen en de bijkomende straf van de ontzegging van de rijbevoegdheid) tot wet wordt verheven en in werking treedt, komen artikel 558a en 559 als volgt te luiden:

Artikel 558a

  • 1. Een verzoekschrift om gratie schort de tenuitvoerlegging of ingang van de straf waarvan gratie wordt verzocht, op in de gevallen, waarin het verzoek betrekking heeft op een onherroepelijk vonnis of arrest met een veroordeling tot:

    a° een vrijheidsstraf van zes maanden of minder, behoudens het in artikel 559, onder c bepaalde;

    b° een vrijheidsstraf van zes maanden of minder, die voorwaardelijk was opgelegd en waarvan ingevolge artikel 14g of 77cc van het Wetboek van Strafrecht de tenuitvoerlegging is bevolen, behoudens het in artikel 559, onder c bepaalde;

    c° een geldboete tot een bedrag van meer dan vijfhonderd gulden, waarvan de tenuitvoerlegging nog niet is aangevangen.

  • 2. Een verzoekschrift om gratie schort de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel op in de gevallen, waarin een jaar na het onherroepelijk worden van de rechterlijke beslissing waarvan gratie wordt verzocht, de tenuitvoerlegging, anders dan op verzoek van de veroordeelde, nog niet is aangevangen.

Artikel 559

Artikel 558a blijft buiten toepassing indien:

a° de veroordeelde zich aan de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis of de vrijheidsstraf heeft onttrokken;

b° de veroordeele rechtens zijn vrijheid is ontnomen, hetzij uit hoofde van de rechterlijke beslissing, waarbij de vrijheidsstraf, waarvan gratiewordt verzocht, werd opgelegd, hetzij uit anderen hoofde krachtens rechterlijke beslissing in Nederland of in een vreemde staat;

c° de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen voor een periode van zes maanden of minder, en de aansluitende tenuitvoerlegging van nog ten uitvoer te leggen vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen door opschorting zou worden verhinderd;

d° het verzoekschrift om gratie betrekking heeft op een straf of straffen, dan wel maatregel of maatregelen, ten aanzien waarvan reeds eerder op een verzoekschrift om gratie is beschikt;

e° het verzoekschrift wordt ingediend op het tijdstip dat de veroordeelde tot een vrijheidsstraf zich bevindt op het grondgebied van een vreemde staat, welke staat een Nederlands verzoek om zijn uitlevering in behandeling heeft genomen of met het oog daarop zijn voorlopige aanhouding heeft gelast;

f° het verzoek betrekking heeft op straffen of maatregelen, waarvan de tenuitvoerlegging aan een vreemde staat is overgedragen.

ARTIKEL III

Artikel 4 van de >Gratiewet2 wordt als volgt gewijzigd:

In het derde lid wordt «artikel 560a» vervangen door: artikel 559a, tweede lid.

ARTIKEL IV

Artikel I heeft geen gevolgen voor de behandeling van verzoekschriften om gratie, die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn ingediend.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 18 januari 1996

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de dertigste januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 1995, Stb. 592.

XNoot
2

Stb. 1987, 598, gewijzigd bij de wet van 7 juli 1994, Stb. 528.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1994/95, 23 960.

Handelingen II 1994/95, blz. 4445–4461; 4558.

Kamerstukken I 1994/95, 23 960 (270, 270a, 290b, 270c); 1995/96, 23 960 (32, 32a, 32b).

Handelingen I 1995/96, zie vergadering d.d. 16 januari 1996.

Naar boven