Rijkswet van 26 juni 1996, houdende goedkeuring van het op 25 januari 1988 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 25 januari 1988 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 1. Het op 25 januari 1988 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag betreffende de wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken, waarvan de Engelse en Franse tekst en de vertaling in het Nederlands zijn geplaatst in Tractatenblad 1991, 4, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.

  • 2. Goedgekeurd wordt dat bij de binding van het Koninkrijk aan het in het eerste lid genoemde Verdrag wordt verklaard dat het Verdrag mede van toepassing zal zijn op de Nederlandse Antillen en Aruba in de relatie met partijen waarmee het Koninkrijk een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten dat van toepassing is op de Nederlandse Antillen en/of Aruba en dat een bepaling inzake de uitwisseling van inlichtingen bevat.

Artikel 2

Goedgekeurd wordt dat bij de binding van het Koninkrijk aan het in artikel 1 genoemde Verdrag voor Nederland de in artikel 30, eerste lid, onder a, b, c en d van het Verdrag bedoelde voorbehouden worden gemaakt, dat bijstand niet wordt verleend ten aanzien van:

– de belastingen van de andere partijen, opgesomd in artikel 2, eerste lid, letter b, i, iii, letters B, C, D, E, F en G, en iv;

– belastingen die reeds verschuldigd waren op de datum van inwerkingtreding van het Verdrag voor Nederland;

– de uitreiking van documenten voor alle belastingen.

Artikel 3

Goedgekeurd wordt dat bij de binding van het Koninkrijk aan het in artikel 1 genoemde Verdrag voor de Nederlandse Antillen en Aruba de in artikel 30, eerste lid, onder a, b, c, d en e van het Verdrag bedoelde voorbehouden worden gemaakt, dat bijstand niet wordt verleend ten aanzien van:

– de belastingen van de andere partijen, opgesomd in artikel 2, eerste lid, letter b,;

– de invordering van verschuldigde belasting, of bij de invordering van een administratieve boete, voor alle belastingen;

– belastingen die reeds verschuldigd waren op de datum van inwerkingtreding van het Verdrag voor de Nederlandse Antillen en Aruba;

– de uitreiking van documenten voor alle belastingen; en voorts de uitreiking van documenten per post, zoals voorzien in artikel 17, derde lid, niet toe te staan.

Artikel 4

Deze rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publikatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 26 juni 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F. H. G. de Grave

Uitgegeven de zestiende juli 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 24 452 (R 1551).

Handelingen II 1995/96, blz. 5837.

Kamerstukken I 1995/96, 24 452 (R 1551) (283).

Handelingen I 1995/96, zie vergadering van 25 juni 1996.

Naar boven