Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 1996, 376 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 1996, 376 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 15 maart 1996, nr. HDTP/96/774/JWD Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;
Gelet op de artikelen 40d, derde lid, en 41, eerste lid, onder j, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en de artikelen 2, derde lid, en 24, onder b, van de Vergunningen-wet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur;
De Raad van State gehoord (advies van 18 juni 1996, no. W09.96.0139);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat a.i. van 1 juli 1996 nr. HDTP/96/1692/PvL, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. wet: de Wet op de telecommunicatievoorzieningen;
b. nummerhouder: degene aan wie nummers zijn toegekend;
c. reserveringhouder: degene voor wie nummers zijn gereserveerd.
1. Bij ministeriële regeling worden regels gegeven met betrekking tot de aanvraagprocedure tot het toekennen of reserveren van nummers alsmede de wijziging of intrekking van een toekenning of van een reservering.
2. De regels hebben in elk geval betrekking op:
a. de inhoud van aanvragen tot toekenning of reservering van nummers, of tot wijziging of intrekking van een toekenning of van een reservering;
b. de bij aanvragen als bedoeld onder a over te leggen gegevens. De regels, bedoeld in de eerste volzin, kunnen inhouden dat tot de over te leggen gegevens kan behoren een technisch en financieel plan ter zake van de activiteit die aan het voorgenomen gebruik van nummers ten grondslag ligt;
c. de wijze waarop aanvragen tot toekenning of reservering van nummers, of tot wijziging of intrekking van een toekenning of van een reservering worden ingediend.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de vergoedingen die verschuldigd zijn voor de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de toekenning of reservering van nummers of het wijzigen, verlengen of intrekken daarvan en het toezicht op de naleving door de nummerhouder van de bij of krachtens de wet of de Vergunningenwet gegeven regels, voorschriften en beperkingen.
Een aanvraag tot toekenning van nummers kan uitsluitend worden gedaan voor een bestemming die is aangegeven in enig nummerplan, vastgesteld op grond van artikel 40d, eerste lid, van de wet of voor een bestemming die is aangegeven in een ministeriële regeling, vastgesteld op grond van artikel 40e van de wet.
1. Een aanvraag tot toekenning van nummers wordt geweigerd, indien:
a. de aanvrager niet behoort tot degenen, bedoeld in artikel 3, derde lid, 7, vijfde lid, 13w, eerste lid, 17, elfde lid, 22, derde lid, of artikel 23, zesde lid, van de wet of in artikel 2, derde lid, van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, en geen aanleiding bestaat om toepassing te geven aan artikel 40f van de wet;
b. naar verwachting door de aanvrager niet zal of kan worden voldaan aan het bij of krachtens de wet of dit besluit met betrekking tot nummers bepaalde.
2. Een aanvraag tot toekenning van nummers kan geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, indien:
a. op grond van de aanvraag redelijkerwijs niet is te verwachten dat het voorgenomen gebruik binnen een jaar kan worden verwezenlijkt;
b. het in de aanvraag omschreven voorgenomen gebruik de toekenning van de gevraagde hoeveelheid nummers niet rechtvaardigt;
c. de aanvrager geen vestiging in Nederland heeft en zijn boekhouding niet in Nederland wordt gevoerd;
d. op een aanmerkelijk deel van het vermogen van de aanvrager beslag is gelegd;
e. een verzoek tot verlening van surséance van betaling aan de aanvrager is ingediend, of surséance van betaling aan de aanvrager is verleend;
f. een verzoek tot faillietverklaring van de aanvrager is ingediend;
g. de aanvrager failliet is verklaard.
1. Met betrekking tot een aanvraag tot reservering van nummers zijn de artikelen 3 en 4, eerste lid, en tweede lid, onder c tot en met g, van toepassing.
2. Een aanvraag tot reservering van nummers kan bovendien geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, indien:
a. op grond van de aanvraag redelijkerwijs niet is te verwachten dat het voorgenomen gebruik binnen drie jaar kan worden verwezenlijkt;
b. het in de aanvraag omschreven voorgenomen gebruik de reservering van de gevraagde hoeveelheid nummers niet rechtvaardigt.
3. De reservering van nummers geldt voor een periode van drie jaar. De gereserveerde nummers zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 10, tijdens de reserveringsduur uitsluitend beschikbaar voor een toekenning aan de desbetreffende reserveringhouder en wel voor het gebruiksdoel waarvoor de reservering is verleend.
Aan een besluit tot toekenning of reservering van nummers kunnen voor wat betreft het verstrekken van informatie de volgende voorschriften worden verbonden:
a. het voorschrift om op verzoek van Onze Minister die informatie aan hem te verstrekken die hij nodig heeft ten behoeve van de aan hem in artikel 40d van de wet opgedragen zorg voor het nummerbeleid en nummerbeheer of ten behoeve van het toezicht op de naleving van dit besluit en de bij de toekenning of reservering gestelde voorschriften en beperkingen, of
b. het voorschrift om periodiek aan Onze Minister de in het voorschrift aangegeven schriftelijke informatie te verstrekken over het gebruik van toegekende nummers of over de activiteit waarvoor de nummers zijn toegekend of gereserveerd.
1. Indien een nummerhouder de aan hem toegekende nummers in gebruik geeft aan dienstaanbieders of gebruikers, dient dit op niet-discriminatoire en transparante wijze te geschieden met gebruikmaking van objectieve criteria.
2. De nummerhouder is er verantwoordelijk voor dat het gebruik van de aan hem toegekende nummers in overeenstemming is met het bij of krachtens de wet en de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur bepaalde.
1. Een besluit tot toekenning of reservering van nummers kan op aanvraag van de betreffende nummerhouder of reserveringhouder worden gewijzigd.
2. Een aanvraag van een reserveringhouder tot wijziging van het tot hem gerichte besluit tot reservering, inhoudende een verzoek tot toekenning van nummers daaruit, wordt ingewilligd, tenzij:
a. de reservering geen betrekking heeft op het voorgenomen gebruik, of
b. naar het oordeel van Onze Minister niet aannemelijk is dat de ontwikkeling van de activiteit die ten grondslag ligt aan de reservering, de gevraagde toekenning noodzakelijk maakt.
3. Een aanvraag tot wijziging, inhoudende gedeeltelijke intrekking van de toegekende of gereserveerde nummers, wordt ingewilligd.
4. Met betrekking tot andere aanvragen om een wijziging zijn de artikelen 3 en 4 van toepassing.
1. Een besluit tot toekenning of reservering van nummers wordt behoudens het bepaalde in het tweede lid op aanvraag van de desbetreffende nummerhouder of reserveringhouder ingetrokken.
2. Een aanvraag van een reserveringhouder tot intrekking van het tot hem gerichte besluit tot reservering, inhoudende een verzoek tot toekenning van de voor hem gereserveerde nummers, wordt ingewilligd, tenzij:
a. de reservering geen betrekking heeft op het voorgenomen gebruik, of
b. naar het oordeel van Onze Minister niet aannemelijk is dat de ontwikkeling van de activiteit die ten grondslag ligt aan de reservering, de gevraagde toekenning noodzakelijk maakt.
1. Een besluit tot toekenning of reservering van nummers wordt ambtshalve gewijzigd indien:
a. een wijziging van het desbetreffende nummerplan dit vereist;
b. het ongewijzigd instandhouden van de reservering de toekenning van nummers ernstig belemmert;
c. het doelmatig gebruik van nummers in het algemeen maatschappelijk en economisch belang dit vordert;
d. zulks noodzakelijk is om feitelijke onjuistheden van eenvoudige aard weg te nemen.
2. Een besluit tot toekenning of reservering van nummers wordt ambtshalve ingetrokken indien:
a. een wijziging van het desbetreffende nummerplan dit vereist;
b. de gronden waarop de toekenning of reservering is verleend zijn vervallen;
c. het instandhouden van de reservering de toekenning van nummers ernstig belemmert;
d. de nummerhouder of reserveringhouder zijn onderneming staakt;
e. de vrees gewettigd is dat het van kracht blijven van de toekenning of reservering ernstig gevaar zal opleveren voor de veiligheid van de Staat of de rechtsorde.
3. Een besluit tot toekenning of reservering van nummers kan ambtshalve worden ingetrokken, indien:
a. de nummerhouder of reserveringhouder de bij of krachtens de wet gestelde regels dan wel de aan het betreffende besluit verbonden voorschriften of beperkingen niet nakomt;
b. op een aanmerkelijk deel van het vermogen van de nummerhouder of reserveringhouder beslag is gelegd;
c. een verzoek tot verlening van surséance van betaling aan de nummerhouder of reserveringhouder is ingediend, of surséance van betaling aan de nummerhouder of reserveringhouder is verleend;
d. een verzoek is ingediend tot faillietverklaring van de nummerhouder of reserveringhouder;
e. de nummerhouder of reserveringhouder failliet is verklaard.
Gedurende vier en twintig weken na het tijdstip van de inwerkingtreding van dit besluit kunnen de in die periode ontvangen aanvragen tot reservering door Onze Minister worden aangehouden. Binnen vier weken na verloop van de in de vorige volzin genoemde termijn worden de aanvragen in behandeling genomen.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
Uitgegeven de elfde juli 1996
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Het onderhavige besluit dient ter uitvoering van artikel 40d, derde lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen (WTV), zoals deze luidt na de inwerkingtreding van de Wet houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, de Mediawet, de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en het Wetboek van Strafvordering in verband met de liberalisering van kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen (kabelgebonden telecommunicatie) en van artikel 2, derde lid, van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur (verder te noemen de interimwetgeving). Het besluit houdt de aanvraagprocedure in tot de toekenning of reservering van nummers, alsmede tot de wijziging of intrekking van een toekenning of van een reservering van nummers. Behalve de administratieve regels die terzake noodzakelijk zijn betreft het besluit met name de bij de behandeling van voornoemde aanvragen van toepassing zijnde weigeringsgronden. Zoals uit de tekst van het besluit blijkt worden bedoelde weigeringsgronden in hoge mate bepaald door het gegeven dat de voor toekenning en reservering beschikbare nummerruimte niet onbeperkt is.
Artikel 40d van de WTV, dat de zorg voor het nummerbeleid en het nummerbeheer opdraagt aan de Minister van Verkeer en Waterstaat, is direct verbonden met de bij de interimwetgeving tot stand gekomen liberalisering van het aanbod van telecommunicatie-infrastructuur en diensten. Immers, in een omgeving waarin sprake is van een steeds verdergaande liberalisering van infrastructuur en diensten behoort de verantwoordelijkheid voor het nummerbeleid en het nummerbeheer te liggen bij een onafhankelijke instantie en niet, zoals tot voor kort het geval was, bij Koninklijke PTT Nederland NV (KPN). In de nieuwe situatie is dit bedrijf één van de marktpartijen. Om die reden is in de gewijzigde WTV gekozen voor het opdragen van de zorg voor het nummerbeleid en het nummerbeheer aan de Minister. Daarbij is voorzien in overgangsrecht: om tegemoet te kunnen komen aan de behoeften van andere marktpartijen naast KPN is het noodzakelijk dat de toekomstige beheerder van de nummers, de Minister, zich een oordeel vormt over de behoefte van KPN aan nummers. Op grond van het overgangsrecht moet KPN voor alle bij haar in gebruik zijnde nummers een aanvraag doen bij de Minister. Deze aanvraag zal op grond van de – voor alle partijen geldende – wettelijke criteria worden beoordeeld. Ten slotte is ook voor het beperkt aantal andere partijen dat voor de datum van de inwerkingtreding van de interimwetgeving bij besluit van de Minister nummers in gebruik heeft gekregen, een overgangsregeling getroffen. Het besluit omvat aanvragen om toekenning en reservering ter zake van alle bestemmingen waarvoor op grond van het bepaalde in de interimwetgeving een nummerplan wordt vastgesteld. Derhalve ook voor de spraaktelefoondienst en de telexdienst.
Ten aanzien van de nummertoekenning zij nog opgemerkt dat het gezien het uitvoerende karakter van deze taak voor de hand ligt daar in de toekomst het zelfstandige bestuursorgaan voor de telecommunicatie- en postmarkt mee te belasten. De Minister van Verkeer en Waterstaat streeft naar instelling van dit orgaan per 1 januari 1997. Taken op het gebied van het nummerbeleid blijven bij de Minister berusten.
Bij het nummerbeleid en het nummerbeheer staat het faciliteren van de markt voorop. Het gaat erom – binnen bepaalde randvoorwaarden – ervoor te zorgen dat eenieder die nummers nodig heeft, deze toegewezen kan krijgen. Hierbij dient bedacht te worden dat het toekennen en reserveren van nummers altijd gebeurt binnen de grenzen van een door de Minister opgesteld nummerplan. Het nummerplan bepaalt de voor een bepaalde bestemming beschikbare nummerruimte en stelt zo de grenzen waarbinnen de toekennende instantie kan opereren. De vrijheid van de Minister om in een nummerplan nummerruimte te creëren is echter door diverse oorzaken beperkt. Zo dient een nummerplan te passen binnen de overeengekomen internationale nummersystemen. Maar ook beleidsmatig belangrijke aspecten, zoals bijvoorbeeld herkenbaarheid en hanteerbaarheid van nummers voor gebruikers, leggen hun beperkingen op. Hier komt nog bij dat aan het wijzigen van een nummerplan in het algemeen grote bezwaren kleven in verband met de economisch en maatschappelijk zeer ongewenste neveneffecten van een grootschalige omnummering. Wijzigingen van nummerplannen die een omnummering inhouden dienen dan ook zolang mogelijk te worden uitgesteld.
De zojuist aangeduide relatieve schaarste aan nummers enerzijds en de intentie de markt zo goed mogelijk te faciliteren anderzijds brengt met zich mee dat bij het toekennen van nummers afwegingen moeten worden gemaakt, waarbij de toedelende instantie een zekere vrijheid moet worden gegund om in het geschetste spanningsveld op een verstandige, eerlijke en doorzichtige manier te werk te gaan. Bij de beoordeling van individuele aanvragen zullen altijd de belangen van andere aanvragers of potentiële aanvragers moeten worden betrokken. Daarmee moet worden voorkomen dat een reële behoefte uit de markt aan nummers met een weigering zou moeten worden beantwoord. Het is tegen deze achtergrond dat de bepalingen uit het onderhavige besluit moeten worden bezien.
Het spaarzaam omgaan met de beschikbare nummerruimte leidt ertoe dat een aanvrager niet meer nummers moet toegewezen krijgen dan hij binnen afzienbare tijd nodig heeft. In het onderhavige besluit wordt dit tot uitdrukking gebracht in de mogelijkheid een aanvraag om toekenning van nummers – geheel of gedeeltelijk – te weigeren indien op grond van de aanvraag redelijkerwijs niet is te verwachten dat het voorgenomen gebruik binnen een jaar kan worden verwezenlijkt of indien het in de aanvraag omschreven voorgenomen gebruik de gevraagde hoeveelheid nummers niet rechtvaardigt. Wat in het kader van een aanvraag redelijkerwijs te verwachten is en in hoeverre het voorgenomen gebruik de gevraagde hoeveelheid nummers rechtvaardigt zal veelal moeten worden beoordeeld op basis van een door de aanvrager bij de aanvraag te verstrekken ondernemingsplan. Bij het bepalen van wat in dit verband redelijk is spelen meerdere factoren een rol. Zo zal uiteraard worden gekeken inhoeverre de aanvrager op efficiënte wijze gebruik maakt van de aan hem toe te delen nummers maar bijvoorbeeld ook naar de mate waarin door de aanvrager wordt bijgedragen aan het gemak van de eindgebruiker (de consument). Vanzelfsprekend zullen ook vergelijkbare reeds ingewilligde aanvragen tot maatstaf dienen.
Teneinde het de Minister mogelijk te maken nummers zo efficiënt en zo eerlijk mogelijk toe te delen laat het besluit het aan de Minister over te bepalen welke nummers aan een aanvrager worden toegewezen. De mogelijkheid om een aanvraag tot toekenning van nummers te doen moet dan ook zo worden begrepen dat een aanvrager voor een bepaalde bestemming om toewijzing van een bepaalde nummercapaciteit (dus een bepaald aantal nummers) kan vragen. Besluit de Minister de aanvraag te honoreren dan is het aan hem te bepalen welke nummers daadwerkelijk aan de aanvrager worden toegekend. Dit neemt niet weg dat een aanvrager bij de aanvraag zijn voorkeur kan uitspreken voor bepaalde nummers. Het uitspreken van een dergelijke voorkeur geeft echter geen enkel recht op toewijzing van de «voorkeur-nummers». Zo zal de Minister bijvoorbeeld bij een aanvraag om toekenning van gratis nummers of koopnummers waarbij de aanvrager zijn voorkeur uitspreekt voor toekenning van verkorte nummers, deze voorkeur niet behoeven te honoreren indien hij van oordeel is dat de gevraagde hoeveelheid verkorte nummers een eerlijke verdeling van dergelijke nummers onder bestaande en toekomstige aanvragers zou verhinderen.
Het vorenstaande neemt uiteraard niet weg dat de Minister zoveel als binnen de grenzen gesteld door de efficiency en de eerlijkheid mogelijk is met uitgesproken voorkeuren rekening zal houden.
Zoals gezegd zullen op grond van het besluit in de regel geen nummers worden toegekend indien het redelijkerwijs niet is te verwachten dat het voorgenomen gebruik binnen een jaar kan worden verwezenlijkt. Hier doet niet aan af dat bij partijen in de markt in het kader van door hen te nemen strategische beslissingen behoefte kan bestaan aan een – grotere – mate van zekerheid ten aanzien van de beschikbaarheid in de toekomst van de voor de realisering van hun plannen noodzakelijke nummercapaciteit. De op grond van dit besluit geboden mogelijkheid om nummers voor drie jaar te reserveren komt hieraan tegemoet. Een reserveringhouder kan er namelijk in beginsel op rekenen dat gedurende de reserveringsperiode de voor hem gereserveerde nummers niet aan een derde worden toegekend en dat hij, zolang de reservering geldt, de gereserveerde nummers krijgt toegewezen indien de door hem gemaakte plannen worden gerealiseerd. De behandeling van een aanvraag tot reservering verloopt via dezelfde procedure als is voorgeschreven voor een aanvraag om toekenning van nummers. Ten gevolge van het meer toekomstgerichte karakter van de reservering is er echter een belangrijk verschil. Geldt, zoals reeds opgemerkt, voor de aanvraag om toekenning van nummers dat deze kan worden geweigerd indien op grond van de aanvraag redelijkerwijs niet is te verwachten dat het voorgenomen gebruik binnen een jaar kan worden verwezenlijkt, voor de aanvraag tot reservering is in dit verband een periode van drie jaar van kracht. Evenals bij de toekenning van nummers geldt bij reservering van nummers dat, omwille van een zo efficiënt en zo eerlijk mogelijk omgaan met de relatief schaarse nummers, de aanvrager slechts een voor de Minister niet bindende voorkeur kan uitspreken ten aanzien van de voor hem te reserveren nummers. In een groeiende telecommunicatiemarkt en een daarmee gepaard gaande toenemende vraag naar nummers heeft de reservering in dit verband wel als voordeel dat men zijn voorkeur voor bepaalde nummers eerder in de tijd kenbaar kan maken dan bij een latere aanvraag om toekenning van nummers het geval was geweest waardoor de kans groter is dat de Minister aan de uitgesproken voorkeur tegemoet kan komen. Voor de overheid heeft de reservering tenslotte het voordeel dat de omvang van de voor de komende jaren gereserveerde nummercapaciteit een goede indicatie vormt voor de toekomstige groei van de nummerbehoefte van het bedrijfsleven. De reserveringen leveren derhalve belangrijke informatie op voor zowel het nummerbeleid als het nummerbeheer.
Bij de aanvang van de toekenningsaktiviteiten van de Minister van Verkeer en Waterstaat op dit terrein – met ingang van de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit – moet het inzicht in de behoeften van de markt nog worden opgebouwd. Het ligt dan ook in de bedoeling om een voorzichtige start te kunnen maken met de reservering van nummerruimte. Daarmede kan worden voorkomen dat aan de hand van een aanvankelijk onvoldoende beeld van de te verwachten totale omvang van gevraagde reserveringsruimte, te ruimhartig met de eerstbinnenkomende reserveringsaanvragen zou worden omgegaan. Vandaar dat in artikel 11 van het besluit is voorzien in de mogelijkheid om aanvragen tot reservering van nummers vier en twintig weken aan te houden. In deze periode kan de Minister de binnengekomen aanvragen inventariseren en op grond van het verkregen totaalbeeld de wijze van omgang met ingediende aanvragen bepalen.
Het algemeen belang van een afgewogen en beheerste toekenning van nummers is in het vorenstaande genoegzaam uiteengezet. Dit belang heeft er toe geleid dat dit besluit zowel voorziet in de ambtshalve wijziging van toekennings- en reserveringsbesluiten, als in de ambtshalve intrekking ervan. Zowel voor degene aan wie de nummers zijn toegekend als voor degenen die daarvan gebruik maken kan een ambtshalve wijziging of intrekking onaangenaam zijn. De – limitatief – in het besluit opgenomen gronden tot wijziging of intrekking moeten dan ook restrictief worden geïnterpreteerd. Verder zal door de Minister in die situaties waar hij een beoordelingsmarge heeft terughoudendheid moeten worden betracht bij het nemen van een ambtshalve besluit. Gezien de hiervoor gegeven uiteenzetting betreffende het in het geding zijnde belang van een doelmatig nummerbeheer, kunnen de zojuist genoemde bevoegdheden echter niet worden gemist.
Het met de uitvoering van dit besluit belaste overheidsorgaan, voorlopig de Minister van Verkeer en Waterstaat, zal ten dienste van aanvragers of toekomstige aanvragers en meer in het algemeen van de betreffende sector van het bedrijfsleven, ook tot taak hebben een overzicht van de aktuele stand van de toekenningen en reserveringen bij te houden en dit voor een ieder kosteloos ter inzage te hebben (artikel 40d, eerste lid, onder c WTV). Met een dergelijk «nummerkadaster» wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de transparantie van de aktiviteiten van de toekennende instantie, terwijl tevens een dagelijks inzicht wordt geboden aan belanghebbenden ten behoeve van de formulering van hun aanvragen. Uiteraard zal daarnaast aan de individuele toekennings- en reserveringsbeschikkingen bekendheid worden gegeven binnen de daarvoor gestelde termijnen, zodat ook andere belanghebbenden – desgewenst – van hun recht van beroep op het College van Beroep voor het bedrijfsleven gebruik kunnen maken.
In aanvulling op hetgeen reeds in artikel 1 van de WTV en artikel 1 van de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur is vastgelegd geeft artikel 1 enige nadere begripsbepalingen.
Artikel 2 heeft betrekking op administratief procedurele aspecten die bij de aanvraag tot het toekennen of reserveren van nummers alsmede bij de wijziging of intrekking van een toekenning of een reservering in acht moeten worden genomen. Op grond van artikel 2 worden deze regels op het niveau van een ministeriële regeling vastgesteld.
Het geheel van procedurele aspecten voor de behandeling van aanvragen om toekenning of reservering van nummers wordt in de eerste plaats geregeld door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarbij zijn met name de voorschriften van titel 4.1 (beschikkingen) van de Awb van belang. De materie die het onderwerp van het onderhavige besluit vormt, noodzaakt echter tot het stellen van specifieke regels die als een aanvulling op de betrekkelijk summiere procedurevoorschriften van de Awb kunnen worden aangemerkt. Het systeem van de Awb biedt daartoe de mogelijkheid. Deze aanvullende regels betreffen de door de aanvrager – verplicht – over te leggen gegevens.
Gezien het algemeen belang van efficiënt nummerbeheer als aangegeven in het algemeen deel van deze toelichting, moet van een aanvrager kunnen worden gevraagd zijn bedrijfsplannen op het terrein waarvoor de nummers worden gevraagd te overleggen. Mede aan de hand daarvan zal de Minister immers moeten beoordelen of van een reële behoefte aan nummers sprake is.
In artikel 3 is bepaald dat een aanvraag om toekenning van nummers slechts kan worden gedaan voor een bestemming die is aangegeven in een door de Minister vastgesteld nummerplan danwel in een op grond van artikel 40e van de WTV tijdens het voorbereidingsproces voor een nummerplan vastgestelde ministeriële regeling. Is dit namelijk niet het geval dan betekent dit dat de Minister het (nog) niet tot zijn taak rekent terzake nummers te beheren. Het gaat dan om aktiviteiten waarvoor in beginsel naar eigen inzicht nummers mogen worden gebruikt zoals bijvoorbeeld thans voor Internetadresseringen.
Opgemerkt wordt nog dat in het geval een aanvraag tot toekenning van nummers niet in overeenstemming is met het bepaalde in dit artikel de Minister op grond van artikel 4:5 Awb in de regel zal besluiten tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag.
Allereerst zij opgemerkt dat in artikel 4 ten opzichte van het ontwerp besluit een kleine wijziging is aangebracht die verband houdt met het navolgende.
In de WTV en de Vergunningenwet is om technische- en efficiency-redenen ten aanzien van de toewijzing en reservering van nummers gekozen voor een systeem waarbij nummers in beginsel worden toegewezen aan partijen die (bedrijfsmatig) een netwerk beheren. Andere gebruikers van nummers, zoals dienstaanbieders (netwerkbeheerders die zelf diensten aanbieden hieronder begrepen) en particulieren, zijn aangewezen op «subtoedeling» door bedoelde netwerkbeheerder. Echter op grond van het bepaalde in artikel 40f van de WTV kan de Minister besluiten ook aan anderen dan aan in de wet expliciet genoemde partijen nummers toe te kennen. Bij de opstelling van het ontwerp besluit werd er ten aanzien van artikel 40f van uitgegaan dat hier slechts in incidentele gevallen toepassing aan zou worden gegeven. Inmiddels is echter besloten om met toepassing van artikel 40f de mogelijkheid te openen een bepaalde categorie nummers, de gratis nummers en de koopnummers, rechtstreeks door de Minister – derhalve zonder de hiervoor bedoelde «subtoedeling» – aan dienstaanbieders en particulieren toe te wijzen. Aan deze beslissing liggen primair (bestuurlijke) efficiency overwegingen ten grondslag. Gratis nummers en koopnummers vertegenwoordigen veelal een grote commerciële waarde. Dit maakt de kans op een «subtoedeling» waarbij door een netwerkbeheerder in strijd wordt gehandeld met de in artikel 8 van dit besluit opgenomen beginselen van non-discriminatie en transparantie zodanig groot, dat het door de Minister zelf ter hand nemen van de toekenning en reservering van deze nummers te preferen is boven een systeem van «subtoedeling» voor deze nummers.
Een gevolg van de beslissing om gratis nummers en koopnummers direct toe te (kunnen) kennen aan de (eind)gebruikers van deze nummers is dat deze nummers ook aan particulieren en vanuit het buitenland opererende dienstaanbieders moeten kunnen worden toegewezen. Dit heeft tot gevolg dat een tweetal in het ontwerpbesluit in artikel 4, eerste lid, onder b en d opgenomen weigeringsgronden, inhoudende dat een aanvraag tot toekenning wordt geweigerd indien de aanvrager geen vestiging in Nederland heeft en zijn boekhouding niet in Nederland wordt gevoerd, respectievelijk dat een aanvraag wordt geweigerd indien de aanvrager failliet is, niet langer als een absolute grond tot weigering kunnen worden gehandhaafd. Handhaving van bedoelde absolute weigeringsgronden zou er namelijk toe leiden dat in bepaalde gevallen ten onrechte een aanvraag zou moeten worden geweigerd. Zo zou, bijvoorbeeld, bij ongewijzigde instandhouding van het ontwerp-besluit een particulier geen gratisnummers toegewezen kunnen krijgen aangezien een particulier normaliter geen boekhouding in Nederland voert. Hetzelfde geldt voor een dienstaanbieder die vanuit het buitenland via een Nederlands netwerk hier te lande zijn diensten aanbiedt. Dit neemt niet weg dat de voornoemde weigeringsgronden in de regel voor de Minister aanleiding zullen zijn om de toekenning van nummers te weigeren. Derhalve zijn voornoemde weigeringsgronden thans als facultatieve weigeringsgronden opgenomen.
In artikel 4, eerste lid, zijn de gronden waarop een aanvraag tot toekenning van nummers wordt geweigerd, uitputtend vermeld.
In de WTV en de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur worden in beginsel alle partijen aan wie nummers kunnen worden toegekend genoemd. Echter, op grond van het bepaalde in artikel 40f van de WTV kan de Minister, zoals gezegd, besluiten ook anderen dan de expliciet in de wet genoemde partijen in aanmerking te laten komen voor toekenning van nummers. De onder a opgenomen weigeringsgrond sluit hierbij aan. Nog zij opgemerkt dat in dit verband tot een weigeringsgrond – en niet tot een grond tot niet ontvankelijkheid van de aanvraag – is gekozen omdat het beantwoorden van de vraag of een aanvrager in aanmerking komt voor een toewijzing van nummers op grond van artikel 40f van de WTV, afgezien van het geval het een aanvraag om gratisnummers of koopnummers betreft, een inhoudelijke beoordeling van de omstandigheden van de aanvraag en van de aanvrager vereist.
Met betrekking tot de onder b opgenomen weigeringsgrond zij opgemerkt dat tot de toepasselijkheid ervan pas kan worden besloten indien er duidelijk aanwijsbare gronden zijn die de verwachting rechtvaardigen dat de aanvrager zijn verplichtingen niet zal kunnen nakomen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien uit het ondernemingsplan overduidelijk blijkt dat er onvoldoende (financiële) middelen zijn om het plan te realiseren.
In artikel 4, tweede lid, zijn de gronden opgenomen waarop een aanvraag tot toekenning van nummers geheel of gedeeltelijk kan worden geweigerd. De Minister heeft in deze gevallen derhalve nog de mogelijkheid te besluiten dat de aanvraag, ondanks het feit dat deze niet geheel voldoet aan de in artikel 4, tweede lid, gestelde normen, toch voor inwilliging in aanmerking komt. Zoals reeds in het algemeen deel van deze toelichting is opgemerkt brengt de noodzaak tot efficiënt nummerbeheer met zich mee dat voorkomen moet worden dat nummers worden toegekend aan aanvragers die deze nummers niet binnen een afzienbare termijn nodig hebben. Tegen deze achtergrond is in het tweede lid, onder a, bepaald dat een aanvraag geheel of gedeeltelijk kan worden geweigerd wanneer redelijkerwijs niet is te verwachten dat het voorgenomen gebruik binnen een jaar kan worden verwezenlijkt. De genoemde termijn van een jaar is geen absolute grens. Mocht zich namelijk een naar verwachting zodanig onbetekenende afwijking van dit jaar voordoen dat het onredelijk zou zijn de aanvraag daarop af te wijzen, dan kan de Minister besluiten de aanvraag toch in te willigen. De omstandigheden van het voorliggende geval spelen hierbij een grote rol evenals de relatieve schaarste van nummers in de gevraagde bestemming. Veelal zal aan de hand van een ondernemingsplan moeten worden bekeken wat een reële – redelijke – verwachting is ter zake van de «nummerbehoefte» van de aanvrager. Indien uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager pas ruimere tijd na een jaar nummers nodig zal hebben, dan ligt een reservering van nummers uiteraard meer voor de hand. De in het tweede lid, onder b opgenomen weigeringsgrond, inhoudende dat een aanvraag tot toekenning van nummers geheel of gedeeltelijk kan worden geweigerd indien het in de aanvraag omschreven voorgenomen gebruik de toekenning van de gevraagde hoeveelheid nummers niet rechtvaardigt, is eveneens een uitwerking van het hiervoor genoemde beginsel dat geen nummers moeten worden toegekend aan aanvragers die deze nummers niet nodig hebben. Deze weigeringsgrond zal bijvoorbeeld aan de orde zijn indien een aanvrager reeds nummers heeft toegewezen gekregen om in zijn «nummerbehoefte» te voorzien.
De onder c opgenomen weigeringsgrond leidt er toe dat de Minister een toekenning van nummers kan weigeren indien de aanvrager geen vestiging in Nederland heeft of hij zijn boekhouding niet in Nederland voert. Hiermee wordt voorkomen dat nummers kunnen worden toegekend aan partijen die niet daadwerkelijk binnen Nederland kunnen worden aangesproken op de naleving van de Nederlandse wetgeving en de aan de nummertoewijzing verbonden voorschriften.
De in het tweede lid, onder d tot en met g, opgenomen weigeringsgronden beogen in beginsel, te waarborgen dat nummers niet worden toegekend aan aanvragers die geen financieel solide positie hebben. Het betreft hier evenwel gevallen waarbij het afhankelijk van de omstandigheden toch verantwoord kan zijn over te gaan tot toekenning van nummers. Zo kan bijvoorbeeld ten aanzien van een financieel solide aanvrager een verzoek tot faillietverklaring worden gedaan, bijvoorbeeld door een schuldeiser die de aanvrager op die manier wil bewegen tot het betalen van een – door de aanvrager – betwiste vordering. De Minister moet alsdan de vrijheid hebben de aanvraag om toekenning of reservering in te willigen.
De onder g opgenomen weigeringsgrond, inhoudende dat een aanvraag tot toekenning van nummers kan worden geweigerd indien de aanvrager failliet is verklaard, is een uitwerking van het aan het besluit ten grondslag liggende uitgangspunt dat, gezien de relatieve schaarste aan nummers, geen nummers moeten worden toegekend aan aanvragers die – overduidelijk – geen financieel solide positie hebben.
Artikel 5 betreft de in het algemeen deel van de toelichting reeds aangeduide aanvraag tot reservering van nummers. Op grond van het bepaalde in het eerste en het tweede lid van artikel 5 wordt een aanvraag tot reservering van nummers grotendeels op dezelfde voet behandeld als een aanvraag om toekenning van nummers. Een essentieel verschil is echter dat een aanvraag om reservering kan worden geweigerd indien op grond van de aanvraag redelijkerwijs niet is te verwachten dat het voorgenomen gebruik van de te reserveren nummers binnen drie jaar kan worden verwezenlijkt, terwijl bij een aanvraag om toekenning in dit verband een periode van een jaar geldt. Hiermee wordt het meer toekomstgerichte karakter van de reservering tot uiting gebracht. Net als in het kader van een aanvraag tot toekenning van nummers geldt ook hier dat wat redelijkerwijs te verwachten is door de Minister zal moeten worden bepaald op grond van de bijzonderheden van de aanvraag, en ook hier zal dit – veelal – moeten worden bepaald aan de hand van een door de aanvrager te overleggen ondernemingsplan.
De verwachting is overigens dat het in de praktijk veelvuldig zal voorkomen dat een aanvraag tot toekenning van nummers gepaard zal gaan met een aanvraag tot reservering van nummers.
In het derde lid ligt de kern van de figuur van de reservering besloten. Behoudens de mogelijkheid dat een reservering op grond van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, ambtshalve wordt gewijzigd – gedeeltelijke intrekking van de gereserveerde nummers hieronder begrepen – danwel op grond van het bepaalde in artikel 10, tweede en derde lid, ambtshalve wordt ingetrokken, heeft een reserveringhouder de zekerheid dat de nummers die voor hem zijn gereserveerd niet aan een ander worden toegewezen. Zoals hieronder bij de toelichting op artikel 8, tweede lid, nader zal worden uiteengezet is aan een reservering bovendien het voordeel verbonden van een sterk vereenvoudigde procedure tot toekenning van de gereserveerde nummers aan de reserveringhouder.
Dit artikel regelt de verschaffing van informatie aan de Minister door de nummerhouder en de reserveringhouder.
Op grond van het bepaalde onder a heeft de Minister de mogelijkheid om aan een toekennings- of reserveringsbesluit het voorschrift te verbinden om op verzoek aan hem die informatie te verstrekken die hij nodig heeft ten behoeve van de aan hem opgedragen zorg voor het nummerbeleid en het nummerbeheer of ten behoeve van het toezicht op de naleving van dit besluit en de bij de toekenning of reservering gestelde voorschriften en beperkingen.
Bij het op ad hoc basis vragen van informatie in het kader van het nummerbeleid kan bijvoorbeeld worden gedacht aan gegevens over de toekomstige nummerbehoefte van de nummerhouder in het kader van een nieuw door de Minister op te stellen nummerplan.
Wellicht ten overvloede wordt nog opgemerkt dat met de woorden «die hij nodig heeft» tot uitdrukking wordt gebracht dat de bevoegdheid tot het verbinden van het onder a bedoelde voorschrift aan een toekennings- of reserveringsbesluit beperkt is in die zin dat de door de Minister gevraagde informatie zowel dienstbaar moet zijn aan, als in een redelijke verhouding moet staan tot de onder a weergegeven doelen.
Het bepaalde onder b maakt het mogelijk om aan een toekenning van nummers of aan een reservering het voorschrift te verbinden om periodiek schriftelijke informatie te verstrekken over het gebruik van de toegekende nummers of over de activiteit waarvoor de nummers zijn verleend. Hierdoor wordt de Minister in staat gesteld periodiek te toetsen of de feitelijke ontwikkelingen in lijn zijn met de aan de toekenning of reservering ten grondslag liggende verwachtingen. Op deze wijze behoudt de Minister inzicht in de daadwerkelijke situatie ten aanzien van het nummergebruik in de markt en ten aanzien van de mate waarin een beroep op toekenning uit de gedane reserveringen is te verwachten.
Mede daardoor zal de Minister zijn gedragslijn ten aanzien de beslissingen op lopende aanvragen laten bepalen.
Het wettelijke systeem van de WTV en de Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur houdt, zoals ook reeds bij de toelichting op artikel 4 is aangegeven, in dat de toekenning van nummers aan aanvragers in de regel mede geschiedt met het oog op ander gebruik dan dat van de nummerhouder zelf. Met name netwerkbeheerders krijgen niet alleen nummers toegekend voor de verzorging van hun eigen diensten maar ook voor verzorging van diensten door dienstaanbieders over hun netwerk. Bij de toekenning dient niet alleen in kwantitatieve zin (de toe te kennen nummercapaciteit) gelet te worden op behoeften van bedoelde dienstaanbieders maar ook in kwalitatieve zin, dat wil zeggen op de wijze waarop de «subtoedeling» aan de dienstaanbieders plaatsvindt. Er is voor gekozen om de belangrijkste randvoorwaarde die als voorschrift in verband met de «subtoedeling» aan de toekenning van nummers kan worden verbonden in dit besluit op te nemen.
Het is tegen deze achtergrond dat in het eerste lid aan de nummerhouder de eis wordt gesteld dat hij de normen in acht neemt die in het kader van de zogenaamde ONP-richtlijnen (richtlijn nr. 90/387/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1990 betreffende de totstandkoming van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP) (PbEG L 192), de zogenaamde kaderrichtlijn en de daarmede samenhangende richtlijnen, te weten: richtlijn nr. 92/44/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen (PbEG L 165) en richtlijn nr. 95/62/EEG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 december 1995 inzake de toepassing van «Open Network Provision» (ONP) op spraaktelefonie (PbEG L 321) worden gesteld aan bedrijven met een bijzonder of uitsluitend recht, dan wel met een machtspositie op een bepaald terrein. Voor een analoge toepassing van de ONP beginselen is in dit verband gekozen in verband met het feit dat dienstaanbieders voor wat betreft de door hen benodigde nummers, zowel ten aanzien van de kwaliteit als de kwantiteit, afhankelijk zijn van de netwerkbeheerder-nummerhouder. De toegang voor dienstaanbieders ligt in contracten vast tussen de belanghebbenden en de netwerkbeheerder. Deze toegang zal als het om netwerken met een machtspositie gaat ook reeds op een wijze die aan de normen voldoet moeten plaatsvinden. Evenwel zal ook op de kleinere netten ten opzichte van de dienstverleners met de toedeling van nummers non-discriminatoir en transparant worden omgegaan. De netwerkbeheerder dient hierin een van te voren kenbare gedragslijn te hebben waaraan uiteraard in de individuele contracten kan worden gerefereerd.
Op grond van het tweede lid blijven de publiekrechtelijke verplichtingen van de nummerhouder op hem rusten, ongeacht of hij de betreffende nummers zelf gebruikt of in de bovenomschreven situatie door anderen doet gebruiken.
Artikel 8, eerste lid, bepaalt dat een besluit tot toekenning of reservering van nummers op verzoek van de betreffende nummerhouder of reserveringhouder kan worden gewijzigd. Een aanvraag tot wijziging kan betrekking hebben op diverse aspecten van het toekennings- of reserveringsbesluit. Zo kan de aanvraag tot wijziging betrekking hebben op de toegekende of gereserveerde nummers. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het verzoek om vervanging van toegekende of gereserveerde nummers door andere nummers. Maar ook aan een verzoek om een gedeeltelijke intrekking van toegekende of gereserveerde nummers of aan een verzoek om toewijzing of reservering van additionele nummercapaciteit. Een aanvraag tot wijziging kan echter ook betrekking hebben op andere aspecten van het toewijzings- of reserveringsbesluit. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een wijziging in de tenaamstelling van de toewijzingsbeschikking, een onderwerp waarop hieronder overigens nog nader zal worden ingegaan.
In het tweede lid van artikel 8 is een naar verwachting voor de praktijk belangrijke vorm van wijzigingsaanvragen geregeld, namelijk een aanvraag van een reserveringhouder strekkende tot het aan de reservering onttrekken van een gedeelte van de gereserveerde nummers onder gelijktijdige toekenning van die nummers aan hem zodat hij deze daadwerkelijk in gebruik kan nemen. Op grond van het tweede lid wordt een dergelijke aanvraag in beginsel ingewilligd. Bij de behandeling van de aanvraag om de reservering is immers reeds door de aanvrager aan de Minister voldoende overtuigend de behoefte aan nummers op een termijn van drie jaar aangetoond. Daarom is juist de reservering tot stand gekomen. Een verzoek om van een gedeelte van de eigen reservering gebruik te mogen maken door de gereserveerde nummers gedeeltelijk toe te kennen kan dan ook slechts op twee gronden worden geweigerd. Op de eerste plaats omdat de reservering geen betrekking heeft op het voorgenomen gebruik. Zijn bijvoorbeeld nummers gereserveerd voor een mobiele telefoondienst dan kunnen deze nummers – uiteraard – niet worden toegekend voor een vaste telefoondienst. De tweede grond betreft het geval waarin het naar het oordeel van de Minister niet aannemelijk is dat de ontwikkeling van de activiteit die ten grondslag ligt aan de reservering, de gevraagde toekenning noodzakelijk maakt. Een reservering is gebaseerd op een ten tijde van de aanvraag tot reservering bestaande verwachting ten aanzien van de ontwikkeling van de door de aanvrager benodigde nummercapaciteit. Wordt tijdens de drie-jarige reserveringsperiode deze verwachting niet voldoende waargemaakt en wordt toch een aanvraag gedaan in de bovenbedoelde zin, dan moet de aanvraag uiteraard kunnen worden afgewezen. Vandaar dat in het tweede lid, onder b, is bepaald dat een wijzigingsaanvraag strekkende tot toekenning van gereserveerde nummers niet wordt ingewilligd indien het naar het oordeel van de Minister niet aannemelijk is dat de ontwikkeling van de activiteit die ten grondslag ligt aan de reservering de gevraagde toekenning noodzakelijk maakt. Het geval waarin een reserveringhouder een aanvraag doet die strekt tot toekenning van alle voor hem gereserveerde nummers is op overeenkomstige wijze geregeld in artikel 9, tweede lid.
In het derde lid is bepaald dat een wijzigingsaanvraag die – slechts – strekt tot gedeeltelijke intrekking van eerder toegekende of gereserveerde nummers door de Minister moet worden ingewilligd.
Op grond van het bepaalde in het vierde lid moeten, afgezien van de twee zojuist genoemde verzoeken tot wijziging, zijnde toekenning uit de reservering en de gedeeltelijke intrekking van de toegekende of gereserveerde nummers, alle andere aanvragen tot wijziging worden behandeld als waren het eerste aanvragen tot toekenning of reservering van nummers. Dit neemt niet weg dat de Minister, bijvoorbeeld bij de behandeling van een aanvraag tot wijziging van eenvoudige aard, kan volstaan met een toetsing van de wijzigingsaanvraag op uitsluitend die onderdelen die hij voor de beoordeling van belang acht. Als voorbeeld kan hier genoemd worden een verzoek tot wijziging van de tenaamstelling. Dit kan eenvoudig van aard zijn: bijvoorbeeld een rechtspersoon-nummerhouder die door middel van een statutenwijziging van naam verandert. Het verzoek kan echter ook van niet eenvoudige aard zijn: bijvoorbeeld indien de gevraagde wijziging in de tenaamstelling betekent dat er een geheel andere rechtspersoon nummerhouder wordt en er dus sprake is van «overdracht» van de toegekende nummers.
In artikel 9, eerste lid, is het recht van de nummerhouder vastgelegd om indien hij dit wenst zijn publiekrechtelijke relatie met het nummers toewijzende overheidsorgaan te beëindigen. Als een nummerhouder of reserveringhouder zelf van oordeel is dat hij de aan hem toegekende respectievelijk de voor hem gereserveerde nummers niet meer nodig heeft en derhalve de Minister verzoekt het besluit waarbij nummers zijn toegekend danwel gereserveerd in te trekken, dan is de Minister tot intrekking gehouden.
Het geval dat een nummerhouder of reserveringhouder een aanvraag indient tot gedeeltelijke intrekking van toegekende of gereserveerde nummers is hiervoor reeds besproken.
Het tweede lid heeft, zoals hiervoor in de toelichting op artikel 8, tweede lid, reeds is opgemerkt, betrekking op het geval dat een reserveringhouder intrekking vraagt van het tot hem gerichte reserveringsbesluit onder gelijktijdige toekenning van alle voor hem gereserveerde nummers. Net als in het geval van artikel 8, tweede lid, geldt dat een dergelijke aanvraag wordt ingewilligd, tenzij de reservering geen betrekking heeft op het voorgenomen gebruik, of het naar het oordeel van de Minister niet aannemelijk is dat de ontwikkeling van de activiteit die ten grondslag ligt aan de reservering, de gevraagde toekenning noodzakelijk maakt.
Artikel 10, eerste lid, geeft aan wanneer de Minister moet besluiten tot ambtshalve wijziging van een besluit tot toekenning of reservering van nummers, terwijl het tweede lid van artikel 10 regelt wanneer de Minister moet overgaan tot intrekking van een zodanig besluit. In het derde lid van artikel 10 is tenslotte aangegeven wanneer de Minister kan besluiten tot ambtshalve intrekking van een besluit tot toekenning of reservering van nummers. In het algemeen deel van deze toelichting is reeds uiteengezet dat, gezien de vaak ingrijpende gevolgen van een ambtshalve wijziging of intrekking voor de betrokken nummerhouder of reserveringhouder, een restrictieve uitleg van het bepaalde in artikel 10 aan de orde is en dat de Minister, voorzover hij een zekere beoordelingsvrijheid heeft, zich terughoudend zal moeten opstellen. Mocht het desondanks komen tot een ambtshalve wijziging of intrekking, dan zal deze in het algemeen niet direct kunnen ingaan. Zo zal in het geval het gaat om gehele of gedeeltelijke intrekking van toegekende nummers, aan de nummerhouder een redelijke tijd moeten worden gegund om de noodzakelijke maatregelen te treffen zoals bijvoorbeeld het op de hoogte stellen van zijn klanten.
Het eerste lid van artikel 10 handelt over de ambtshalve wijziging van een besluit tot toekenning of reservering van nummers. Net als de hiervoor bij artikel 8 toegelichte wijziging op aanvraag geldt voor de ambtshalve wijziging van een toekennings- of reserveringsbesluit dat deze betrekking kan hebben op zowel de toegekende of gereserveerde nummers als op andere aspecten van het betreffende besluit.
Ten gevolge van het bepaalde onder a wordt een toekenning of reservering ambtshalve gewijzigd indien een aanpassing van het desbetreffende nummerplan dit vereist. Hierdoor wordt het mogelijk een nieuw vastgesteld nummerplan te effectueren. De onder a opgenomen grond tot ambtshalve wijziging zal in het algemeen vooral leiden tot een wijziging, bestaande in een omzetting van toegekende of gereserveerde nummers in andere nummers (met behoud van nummercapaciteit). Als voorbeeld van een wijziging in het nummerplan die zal leiden tot een ambtshalve aanpassing van toekennings- en reserveringsbesluiten, kan de op handen zijnde omnummering van gratisnummers van 06-nummers naar 0800/090X-nummers worden genoemd.
Voor reserveringen geldt, op grond van het bepaalde in het eerste lid, onder b, dat deze ambtshalve worden gewijzigd indien die reserveringen de toekenning van nummers ernstig belemmeren. Bij zowel het nummerbeleid als het nummerbeheer staat, zoals gezegd, voorop ervoor te zorgen dat een ieder die nummers nodig heeft, ze toegewezen kan krijgen. Desalniettemin zou zich de situatie kunnen voordoen dat de grenzen van de capaciteit van het bestaande nummerplan voor een bepaald gebruik op een gegeven moment in zicht zijn. Dit zou er toe kunnen leiden dat een aanvraag om toewijzing van nummers, ook als vaststaat dat er bij de aanvrager een urgente en concrete behoefte aan nummers bestaat, zou moeten worden afgewezen omdat er simpelweg geen, of niet voldoende, nummers meer beschikbaar zijn voor toekenning. In dat geval, zo volgt uit onderdeel b, moet het belang van de bedoelde aanvrager zwaarder wegen dan dat van een reserveringhouder die de nummers nog niet, althans niet direct, nodig heeft.
Op grond van onderdeel c is ambtshalve wijziging van een toekenning of reservering bovendien aan de orde indien het doelmatig gebruik van nummers in het algemeen maatschappelijk en economisch belang dit vordert. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het geval dat een nummerhouder de bij de toewijzing verwachte behoefte aan nummers niet weet te realiseren. In dat geval ligt het voor de hand, zeker indien er bij andere partijen in de markt een grote vraag naar de nummercapaciteit voor de betreffende bestemming is, een deel van de toegekende nummercapaciteit in te trekken.
Het onder d bepaalde maakt het de Minister tenslotte mogelijk om ambtshalve feitelijke onjuistheden van eenvoudige aard weg te nemen. Staat bijvoorbeeld een verkeerd adres vermeld in de toekenningsbeschikking dan kan de Minister zonder dat hieraan een aanvraag tot wijziging ten grondslag ligt het juiste adres in het toekenningsbesluit opnemen.
Het tweede lid van artikel 10 ziet – zoals gezegd – op de gevallen waarin een besluit tot toekenning of reservering van nummers moet worden ingetrokken. Op grond van het tweede lid, onder a, bepaalde is dit op de eerste plaats het geval indien een wijziging van het desbetreffende nummerplan dit vereist. Zo kan bijvoorbeeld bij wijziging van een nummerplan worden besloten nummers voor een bepaalde toepassing buiten de werking van het plan te plaatsen. Zijn voor de bedoelde toepassing reeds nummers toegekend of gereserveerd, dan moeten deze besluiten op grond van het bepaalde in het tweede lid, onder a, worden ingetrokken.
Intrekking is verder aan de orde wanneer de gronden voor toekenning of reservering zijn vervallen. Hierbij kan worden gedacht aan het geval waarin een nummerhouder de dienst waarvoor hij nummers heeft toegewezen gekregen, niet langer verzorgt.
De in het tweede lid, onder c, opgenomen intrekkingsgrond heeft alleen betrekking op de intrekking van een besluit tot reservering. Aangezien deze intrekkingsgrond dezelfde ratio heeft als de ambtshalve wijziging van een besluit tot reservering, zij hier verwezen naar de hiervoor gegeven toelichting op artikel 10, eerste lid, onder b.
Op grond van het bepaalde in het tweede lid, onder d, moet een besluit tot toekenning of reservering van nummers worden ingetrokken wanneer een nummerhouder of reserveringhouder zijn onderneming staakt. In dat geval heeft een nummerhouder of reserveringhouder de nummers die aan hem zijn toegekend of die voor hem zijn gereserveerd, uiteraard niet meer nodig. Het ligt alsdan voor de hand het toekennings- of reserveringsbesluit in te trekken zodat de betreffende nummers vrij komen voor toekenning aan respectievelijk reservering voor anderen.
De in het tweede lid, onder e, opgenomen intrekkingsgrond, inhoudende dat een toekennings- of reserveringsbesluit wordt ingetrokken indien de vrees gewettigd is dat het van kracht blijven van de toekenning of de reservering ernstig gevaar zal opleveren voor de veiligheid van de Staat of de rechtsorde, maakt het bijvoorbeeld mogelijk om een einde te maken aan het gebruik van nummers door een criminele organisatie. Bedacht dient daarbij te worden dat er zich gevallen kunnen voordoen waarin de enige individuele band tussen de Minister en een partij op de telecommunicatiemarkt bestaat in de bestuursrechtelijke verhouding die vorm gekregen heeft in het toekennings- of reserveringsbesluit.
Het derde lid van artikel 10 geeft de gronden aan waarop de Minister kan besluiten tot intrekking van een besluit tot toekenning of reservering. Op grond van het derde lid, onder a, is dit allereerst het geval wanneer de nummerhouder of reserveringhouder de bij of krachtens de WTV gestelde regels niet nakomt danwel de aan het besluit verbonden voorschriften of beperkingen niet nakomt. Hierbij dient wel te worden aangetekend dat de ernst van de overtreding de intrekking moet rechtvaardigen.
De onder het derde lid, onder b tot en met e, opgenomen intrekkingsgronden vormen de pendant van de onder artikel 4, onder d tot en met g, opgenomen weigeringsgronden. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval is het aan de Minister om te beoordelen of er inderdaad sprake is van een zodanig zwakke financiële positie dat niet langer voldaan kan worden aan het vereiste van een zekere financiële soliditeit.
Artikel 11 betreft de in het algemeen deel van de toelichting reeds aangeduide mogelijkheid tot tijdelijke aanhouding van aanvragen tot reservering van nummers in de eerste periode na de inwerkingtreding van het besluit. Dit artikel is opgenomen om bij de start van het nummerbeheer door de Minister een totaal overzicht te krijgen van de vraag naar nummers. Aan de hand van het verkregen inzicht kan de hoeveelheid te reserveren nummers per aanvrager beter worden bepaald.
Op grond van het bepaalde in dit artikel kunnen aanvragen tot reservering gedurende vier en twintig weken door de Minister worden aangehouden. De Minister kan bij de toepassing van artikel 11 onderscheid maken tussen bepaalde categorieën reserveringsaanvragen (onderscheid naar het gebruik van de nummers waarvoor reservering wordt gevraagd). Het staat de Minister echter niet vrij per reserveringsaanvraag te besluiten deze al dan niet aan te houden. Het gelijkheidsbeginsel verzet zich hiertegen.
Artikel 11 heeft geen betrekking op aanvragen om toekenning van nummers. Aanhouding van deze aanvragen zou het aanbod van telecommunicatiediensten te zeer belemmeren.
De Minister van Verkeer en Waterstaat a.i.,
Margaretha de Boer
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 augustus 1996.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1996-376.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.