Besluit van 3 juli 1996, houdende vaststelling van
de datum van inwerkingtreding van de Wet van 28 maart 1996, Staatsblad nr.
319, houdende regels inzake vergunningen voor de aanleg, de instandhouding
en de exploitatie van kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur (Vergunningenwet
kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur), van de Wet van 28 maart 1996,
Staatsblad nr. 320, houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen,
de Mediawet, de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en het Wetboek van Strafvordering
in verband met de liberalisering van kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen
(kabelgebonden telecommunicatie).
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat a.i. van
1 juli 1996, nr. HDTP/96/1699/HW, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;
Gelet op artikel 28 van de Wet van 28 maart 1996 houdende regels
inzake vergunningen voor de aanleg, de instandhouding en de exploitatie van
kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur (Vergunningenwet kabelgebonden
telecommunicatie-infrastructuur), op artikel VII van de Wet
van 28 maart 1996 houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen,
de Mediawet, de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en het Wetboek van Strafvordering
in verband met de liberalisering van kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen
(kabelgebonden telecommunicatie);
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
De Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur, treedt
in werking met ingang van 15 juli 1996.
Artikel 2
De Wet van 28 maart 1996 houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen,
de Mediawet, de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en het Wetboek van Strafvordering
in verband met de liberalisering van kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen
(kabelgebonden telecommunicatie), treedt in werking met ingang van 15 juli
1996, met uitzondering van onderdeel DDD en artikel V, onderdelen C, D, E,
F, G, H, I, J en K.
Onderdeel DDD en artikel V, onderdelen C, D, E, F, G, H en K treden in
werking met ingang van 1 augustus 1996.
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering
van dit besluit dat in het Staatsblad wordt geplaatst.
's-Gravenhage, 3 juli 1996
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
Uitgegeven de elfde juli 1996
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
Het verschil tussen het tijdstip van inwerking laten treden op 15 juli
1996 van de Wet van 28 maart 1996 houdende regels inzake vergunningen voor
de aanleg, de instandhouding en de exploitatie van kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur
(Vergunningenwet kabelgebonden telecommunicatie-infrastructuur) en het tijdstip
van inwerking laten treden op 1 augustus 1996 van onderdeel DDD en artikel
V, onderdelen C, D, E, F, G, H, en K van de Wet van 28 maart 1996 houdende
wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, de Mediawet, de
Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en het Wetboek van Strafvordering in verband
met de liberalisering van kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen (kabelgebonden
telecommunicatie) wordt verklaard door het feit dat de uitvoeringsorganisatie
die belast is met de ministeriële zorg voor het nummerbeleid en het nummerbeheer
op de eerst genoemde datum nog niet gereed is om zijn taken te beginnen.
De onderdelen I en J van artikel V van de Wet van 28 maart 1996 houdende
wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, de Mediawet, de
Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en het Wetboek van Strafvordering in verband
met de liberalisering van kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen (kabelgebonden
telecommunicatie), treden op een nader vast te stellen tijdstip in werking
omdat de benodigde uitvoeringsbesluiten momenteel in voorbereiding zijn.
De Minister van Verkeer en Waterstaat a.i.,
Margaretha de Boer