Besluit van 3 januari 1996, houdende wijziging van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 in verband met wijziging van de vergoedingen voor ziektekosten gemaakt door in deeltijd werkende ambtenaren van politie en door in het buitenland verblijvende verzekerde ambtenaren van politie en hun gezinsleden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 19 oktober 1995, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, hoofdafdeling Onderwijs en Personeelsbeleid, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nummer EA95/U2887;

Gelet op artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993 en artikel9, zesde lid, van de LSOP-wet;

De Raad van State gehoord (advies van 13 november 1995, nr. W04.95.0571);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 6 december 1995, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, hoofdafdeling Onderwijs en Personeelsbeleid, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nummer EA95/3586;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Besluit geneeskundige verzorging politie 19941 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5, eerste lid, onderdeel b, wordt «50%» vervangen door: 30%.

B

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor de huidige tekst wordt het cijfer 1 geplaatst.

b. Na het eerste lid wordt een nieuw lid toegevoegd, dat als volgt luidt:

  • 2. Indien het eerste lid, aanhef en onderdeel a, van toepassing is en een deelnemer of een gezinslid woonachtig is in het buitenland, kan een vergoeding of tegemoetkoming worden toegekend waarbij de normen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten van overeenkomstige toepassing zijn.

ARTIKEL II

Een ambtenaar van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, van de Politiewet 1993 en een ambtenaar werkzaam bij het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, met een betrekking in deeltijd met een omvang van 30% tot 50% van een volledige betrekking die vanaf of na 1 april 1994 vrijwillig aan de geneeskundige verzorging politie heeft deelgenomen, wordt voor het tijdvak van zijn deelname gelegen voor de inwerkingtreding van dit besluit aangemerkt als deelnemer in de zin van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994.

ARTIKEL III

Artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 is niet van toepassing op de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, van de Politiewet 1993 en op de ambtenaar werkzaam bij het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, met een betrekking in deeltijd met een omvang van 30% tot 50% van een volledige betrekking op 1 februari 1996, mits hij de Dienst geneeskundige verzorging politie en het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder k, van het Besluit algemene rechtspositie politie, binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit schriftelijk meedeelt af te zien van deelnemerschap zo lang de betrekking in deeltijd minder dan 50% zal zijn. De mededeling kan binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit schriftelijk worden herroepen.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 februari 1996.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 3 januari 1996

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken a.i.,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de drieëntwintigste januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Op basis van de Politiewet 1993 is per 1 april 1994 het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 van kracht. Met dat besluit is een adequate verzekering voor ziektekosten van ambtenaren van politie en hun gezinsleden, alsmede van de gewezen ambtenaren van politie en hun gezinsleden en hun nagelaten betrekkingen gegeven. Het besluit is al van toepassing op de ambtenaren die werkzaam zijn bij het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie.

Aanpassing van dit besluit is noodzakelijk in verband met ontwikkelingen op het terrein van deeltijdarbeid en met enige knelpunten die samenhangen met het algemene stelsel van voorzieningen voor ziektekosten. Over de voorgestelde wijzigingen van het besluit is overeenstemming met de landelijke vakorganisaties van politiepersoneel bereikt op 19 juni 1995 (nr. GOP/95.137).

2. Deeltijdarbeid

In het «Akkoord arbeidsvoorwaarden en werkgelegenheid sector politie 1 april 1993–1 april 1995» van 2 november 1993 is de volgende passage opgenomen ten aanzien van de bevordering van deeltijdwerk bij de politie:

«In de toegang tot de geneeskundige verzorging politie is een drempel ingebouwd. Deze houdt in dat de politie-ambtenaar (m/v) wiens betrekking een omvang heeft van minder dan 50% van een volledige betrekking krachtens wettelijke bepaling geen deelnemer kan zijn. Partijen komen overeen de 50%-drempel voor deelname te verlagen tot 30% van de werktijd van 38 uur, dus tot 11,4 uur werktijd per week, onder handhaving van de huidige heffingsgrondslag.»

De thans voorgestelde wijziging van artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 strekt ter uitvoering van voornoemd akkoord.

3. Ziektekosten van politie-ambtenaren bij verblijf in het buitenland

De strekking van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is dat aanspraken in beginsel beperkt blijven tot hulp in het kader van de georganiseerde gezondheidszorg in Nederland.

Desalniettemin zijn ook diverse groepen personen die buiten Nederland wonen, dan wel personen die tijdelijk in het buitenland verblijven, onder de werkingssfeer van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten gebracht. In principe kan worden gesteld dat iedereen die naar het buitenland vertrekt en op de dag van vertrek aanspraak kan maken op een sociale-zekerheidsuitkering, dan wel in dienst van een Nederlandse werkgever en in het buitenland woonachtig is, ook wordt aangemerkt als verzekerde in de zin van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

Een aantal ambtenaren van politie is woonachtig in het buitenland. Voor deze groep deelnemers is de uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geen probleem. Zij kunnen immers op grond van artikel 5, eerste lid, onder b, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten worden aangemerkt als verzekerde. Voor de partners en kinderen bestaat, tenzij de kinderen studeren, geen aanspraak op verzekering ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, want zij vallen niet onder de in artikel 5, eerste lid, van die wet genoemde groepen. Dientengevolge doen de betreffende partners en kinderen voor deze kosten een beroep op de Dienst geneeskundige verzorging politie.

Hetzelfde geldt voor de niet-actieve deelnemers, buiten de VUT-gerechtigden. Die gezinsleden worden, indien er voor hen geen zelfstandige rechtsgrond voor de verzekering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten aanwezig is, niet aangemerkt als verzekerde in de zin van die wet.

Door wijziging van artikel 8 van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 wordt het mogelijk aan de in het buitenland wonende gezinsleden van deelnemers aan de geneeskundige verzorging politie een adequate tegemoetkoming te bieden door hun «pakket» uit te breiden met een verzekering voor ziektekosten conform de voorziening van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Hierin kan bij ministeriële regeling, gebaseerd op artikel 7, worden voorzien.

4. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

De voorgestelde wijziging van artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 strekt ter uitvoering van de afspraak over deeltijd in het voornoemde akkoord, dat in 1993 is gesloten tussen de sociale partners in de sector politie.

Artikel I, onderdeel B

Om de gezinsleden van in het buitenland wonende deelnemers aan de geneeskundige verzorging politie die geen beroep op de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen doen een adequate tegemoetkoming te kunnen bieden, zal voor deze groep de tegemoetkoming op grond van de Regeling geneeskundige verzorging politie 1991 worden uitgebreid met verstrekkingen conform het pakket van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

Artikel II

Op basis van vrijwilligheid is het aan ambtenaren van politie en ambtenaren werkzaam bij het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, met een deeltijdbetrekking van 30% tot 50% van een volledige betrekking vanaf 1 april 1994 reeds toegestaan deel te nemen aan de verzekering voor ziektekosten bij de geneeskundige verzorging politie. Via dit artikel wordt alsnog een formele grondslag aan het deelnemerschap in de zin van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 gegeven.

Artikel III

De thans voorgestelde wijziging van artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 kan in individuele gevallen negatieve gevolgen voor het gezinsinkomen veroorzaken.

Om die reden bevat artikel III een bepaling van overgangsrecht, in die zin dat betrokkenen eenmalig binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit in de gelegenheid worden gesteld om af te zien van deelname aan de geneeskundige verzorging politie. De ambtenaar van politie en de ambtenaar werkzaam bij het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie kunnen deze mededeling binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit schriftelijk herroepen en worden in dat geval alsnog deelnemer.

Mede met behulp van voorlichting door de Dienst geneeskundige verzorging politie zullen de betrokken ambtenaren op het vorenstaande worden gewezen. Door de hiervoor genoemde termijnen is de Dienst geneeskundige verzorging politie in staat om een goede uitvoering te waarborgen en wordt aan de in principe verzekeringsplichtige nieuwe deelnemers de tijd gegund om een overwogen keuze te maken.

Indien de deeltijdfactor de 50% bereikt, is deelnemerschap ook voor personen uit deze categorie verplicht, omdat anders rechtsongelijkheid zou ontstaan tussen betrokkenen en ambtenaren van politie met een deeltijdfactor van minimaal 50% voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit.

Afgezien van de categorie die ingevolge eigen keuze op basis van deze overgangsbepaling geen deelnemer zal zijn, is per 1 februari 1996 deelname verplicht bij een werktijd vanaf 30% conform het eerder vermelde akkoord.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Stb. 1994, 338, gewijzigd bij besluit van 29 november 1995, Stb. 605.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven