Wet van 13 juni 1996, houdende wijziging van de Wet N.V. RCC in verband met de vervreemding van aandelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de Staat de mogelijkheid heeft over te gaan tot gehele of gedeeltelijke vervreemding van zijn deelneming in het kapitaal van de N.V. RCC;

dat het met het oog op het voorgaande niet langer in de rede ligt dat de Staat te allen tijde een zodanig aantal aandelen van de N.V. RCC houdt dat de Staat de meerderheid heeft van het totale aantal stemmen dat door de aandeelhouders kan worden uitgebracht;

dat het daarnaast wenselijk is de in de Wet N.V. RCC op dit punt neergelegde procedurele beperkingen van de beslissingsbevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken voor de toekomst op te heffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 3 van de >Wet N.V. RCC1 vervalt.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 13 juni 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

De Minister van Financiën a.i.,

G. J. Wijers

Uitgegeven de vierde juli 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1990, 475.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 24 495.

Handelingen II 1995/96, blz. 5178–5186.

Kamerstukken I 1995/96, 24 495 (264).

Handelingen I 1995/96, blz. 1743.

Naar boven