Besluit van 30 mei 1996 tot wijziging van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.- m.a.v.o.-v.b.o. en het Besluit staatsexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. 1978 in verband met aanvullende voorwaarden in geval van afwijkende wijze van examineren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, T. Netelenbos, van 28 februari 1996, nr. 96001601/3692, directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de artikelen 29 en 60 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 15 april 1996, No. 96.0096);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, T. Netelenbos, van 28 mei 1996, nr. 96011803 /3692, directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.1 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 45, derde lid, wordt de zinsnede «artikel 55, eerste dan wel tweede lid,» vervangen door: artikel 55, eerste, tweede dan wel derde lid,.

B

In artikel 55 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid, eerste volzin, vervalt «lichamelijk of geestelijk».

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, wordt ingevoegd een nieuw tweede lid, luidende als volgt:

  • 2. Tenzij sprake is van een objectief waarneembare lichamelijke handicap, geldt ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde aangepaste wijze van examineren dat:

    a. er een deskundigenverklaring is die door een ter zake deskundige psycholoog of orthopedagoog is opgesteld,

    b. de aanpassing voor zover betrekking hebbend op het centraal examen in ieder geval kan bestaan uit een verlenging van de duur van de desbetreffende toets van het centraal examen met ten hoogste 30 minuten, en

    c. een andere aanpassing slechts kan worden toegestaan voor zover daartoe in de onder a genoemde deskundigenverklaring ten aanzien van betrokkene een voorstel wordt gedaan dan wel indien de aanpassing aantoonbaar aansluit bij de begeleidingsadviezen, vermeld in die deskundigenverklaring.

3. In het vierde en in het vijfde lid wordt «het tweede lid» vervangen door: het derde lid.

ARTIKEL II

In artikel 19, achtste lid, van het Besluit staatsexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. 19782 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de eerste volzin vervalt «lichamelijk of geestelijk».

2. De punt aan het slot van de laatste volzin wordt vervangen door: , met dien verstande dat in geval van een niet objectief waarneembare lichamelijke handicap:

a. een deskundigenverklaring aanwezig is die door een ter zake deskundige psycholoog of orthopedagoog is opgesteld,

b. de aanpassing in ieder geval kan bestaan uit een verlenging van de duur van de desbetreffende toets met ten hoogste 30 minuten, en

c. een andere aanpassing slechts kan worden toegestaan voor zover daartoe in de onder a genoemde deskundigenverklaring ten aanzien van betrokkene een voorstel wordt gedaan.

3. Toegevoegd wordt een volzin, luidende als volgt:

De voorzitter doet van elke aanpassing zo spoedig mogelijk mededeling aan de inspectie.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met uitzondering van artikel II, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 1997. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat vier weken zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is voorgelegd aan de beide kamers der Staten Generaal en gedurende die termijn niet door of namens een van beide kamers te kennen wordt gegeven dat het in het onderhavige besluit geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 30 mei 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de tweede juli 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De rapportages van de inspectie «Examens 1993 getoetst», «Examens 1994 getoetst» en «Examens 1995 getoetst» laten zien dat het aantal gevallen waarin de directeur op grond van artikel 55, eerste lid, van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. toestaat dat een leerling het examen op een aan zijn mogelijkheden aangepaste wijze aflegt, van jaar tot jaar toeneemt. Deze toename wordt voornamelijk veroorzaakt door een aanmerkelijke groei van het aantal kandidaten, dat een verzoek indient voor een aanpassing in verband met problemen veroorzaakt door dyslexie. In 1992, 1993 en 1994 betrof het respectievelijk 1365, 1714 en 2070 kandidaten. In 1995 ging het al om 2461 kandidaten. Met andere woorden: een stijging met ruim 80% in drie jaar.

De eerste ondergetekende heeft in een mondeling overleg op 2 maart 1995 met de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (Kamerstukken II 1994/95, 23 900 VIII, nr. 84) opgemerkt dat er meer duidelijkheid en rechtsgelijkheid moet komen omtrent de gronden voor het toestaan van een aangepaste wijze van examen doen. De aanwezige kamerleden konden zich hierin vinden. Tevens heeft de eerste ondergetekende in bedoeld overleg toegezegd dat aan deskundigen advies zou worden gevraagd. In dat kader zijn geraadpleegd de Landelijke vereniging voor gedrags- en leerproblemen «Balans», de Stichting Dyslexie Nederland, de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen en het Nederlands Instituut van Psychologen. Tevens is een recent advies van de Gezondheidsraad aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geraadpleegd (Dyslexie, afbakening en behandeling van 11 september 1995). Een en ander heeft ertoe geleid dat er door de onderhavige wijziging enige specifieke voorwaarden voor het toepassen van de mogelijkheid tot aanpassing worden opgenomen in artikel 55 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. en in artikel 19, achtste lid, van het Besluit staatsexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. 1978. De wijziging van het Besluit staatsexamens is noodzakelijk vanwege de congruentie tussen het centraal examen op scholen en het schriftelijk examen bij een staatsexamen.

De wijzigingen betreffen in de eerste plaats de omschrijving van de categorieën kandidaten die voor een aangepast examen in aanmerking komen. In de tweede plaats wordt aangegeven onder welke voorwaarden bepaalde aanpassingen kunnen worden toegestaan door de directeur. Op grond van de deskundigenverklaring mogen echter geen wezensvreemde elementen aan het examen worden toegevoegd.

In het kort komt het erop neer dat indien sprake is van een objectief waarneembare lichamelijke handicap, zonder meer een aanpassing kan worden toegestaan. Bijvoorbeeld: voor een blinde leerling worden de opgaven in braille verstrekt, indien nodig wordt daarbij tevens de termijn voor het afleggen van een toets verlengd. Is sprake van een andersoortige handicap, dan kan alleen een aanpassing worden toegestaan, indien er een deskundigenverklaring aanwezig is, opgesteld door een ter zake geschoolde psycholoog of orthopedagoog. Daarbij kan worden gedacht aan personen die in hun initiële opleiding psycho-diagnostisch zijn geschoold dan wel aan personen die een postdoctorale opleiding diagnostiek en behandeling van leerproblemen hebben gevolgd. Het kan in dat geval gaan om een verklaring die reeds op de basisschool is opgesteld, een verklaring die gedurende de opleiding voor het desbetreffende examen is opgesteld dan wel om een verklaring die specifiek voor het verzoek tot aanpassing wordt opgesteld. Het laatste zal veelal het geval zijn indien sprake is van een staatsexamen dan wel van een leerling uit het voortgezet speciaal onderwijs die wordt aangemeld voor een extraneusexamen aan een school voor voortgezet onderwijs.

Het onderzoek voor de deskundigenverklaring kan, afhankelijk van de aard en de mate van de handicap, omvatten: een anamnese (ziektegeschiedenis), een onderzoek van leergeschiktheden, functies en/of voorwaarden en een didactisch onderzoek, eventueel aangevuld met een persoonlijkheidsonderzoek en/of medisch onderzoek. De verklaring bevat tevens een advies voor de behandeling of begeleiding van de leerling.

2. Financiële gevolgen

Dit besluit heeft geen financiële gevolgen voor de overheid, daar het alleen gericht is op een strikte toepassing van de regels voor een afwijkende wijze van examineren.

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel B, en artikel II (artikel 55 eindexamenbesluit en artikel 19 staatsexamenbesluit)

In deze artikelen wordt geregeld dat voor het afleggen van een aangepast examen door kandidaten met een andersoortige handicap dan een duidelijke lichamelijke handicap, een deskundigenverklaring is vereist.

Het gaat om kandidaten die wel de algemene begaafdheid bezitten die is vereist voor het met goed gevolg afleggen van het desbetreffende examen, maar die door een specifieke beperking of stoornis hinder ondervinden bij het afleggen van het examen onder de normale condities. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om hyperactieve kinderen of om kinderen met dyslexie. De Gezondheidsraad heeft in het eerdergenoemde advies aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een omschrijving van dyslexie gegeven. Deze belicht dat er sprake is van dyslexie wanneer de automatisering van woordidentificatie (lezen) en/of schriftbeeldvorming (spellen) zich niet, dan wel zeer onvolledig of zeer moeizaam ontwikkelt.

Uit de eerdergenoemde inspectierapportages is gebleken dat een verlenging van de duur van de examentijd met dertig minuten in het algemeen afdoende is. In dat geval volstaat de diagnose uit de deskundigenverklaring. Indien andere faciliteiten dan verlenging van de examentijd noodzakelijk zijn, dient de deskundigenverklaring tevens aan te geven waaruit deze zouden kunnen bestaan dan wel (in geval van een eindexamen) dient de aanpassing aan te sluiten bij begeleidingsadviezen die in een eerdere deskundigenverklaring zijn gegeven ten behoeve van de schoolloopbaan van betrokkene. Indien een leerling gedurende de schoolloopbaan op grond van een dergelijke eerdere verklaring begeleiding en faciliteiten heeft ontvangen, is het niet nodig dat er ten behoeve van het examen een nieuwe verklaring wordt afgegeven.

Het ligt in elk geval wel in de rede dat eerder tijdens de schoolloopbaan de diagnose is gesteld en dat de school passende maatregelen heeft genomen om de betrokken leerlingen tijdens hun schoolloopbaan ook daadwerkelijk te begeleiden aan de hand van de adviezen uit een aanwezige deskundigenverklaring. Deze leerlingen hebben dan tijdens hun schoolloopbaan ook al bij proefwerken en dergelijke kunnen profiteren van een aanpassing zoals zij die ook voor het examen kunnen aanvragen.

De melding van de aanpassing dient zo spoedig mogelijk aan de inspectie te worden gedaan. Aangezien het hier een aanpassing betreft van de wijze waarop door een kandidaat met een lichamelijke dan wel een andersoortige handicap «het examen» wordt afgelegd (dat wil bij het eindexamen zeggen het geheel van schoolonderzoeken en het centraal examen), zal dit meestal voor de aanvang van de schoolonderzoeken zijn. Alleen in geval van een lichamelijke handicap die later in het schooljaar ontstaat, zal dit anders zijn.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Stb. 1994, 624, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 4 november 1994, Stb. 817.

XNoot
2

Stb. 1978, 623, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 4 november 1994, Stb. 817.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 augustus 1996, nr. 154.

Naar boven