Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 1996, 317 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 1996, 317 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers van het nabestaandenpensioen zich mede te doen uitstrekken tot anderen dan weduwen en weduwnaars;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De >Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers1 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. aanmelding: aanmelding als bedoeld in artikel 2a;
b. nabestaande: de man of vrouw met wie de overleden politieke ambtsdrager, gewezen politieke ambtsdrager of gepensioneerde politieke ambtsdrager op de dag van overlijden gehuwd was, dan wel de man of vrouw ten aanzien van wie door de overledene aanmelding had plaatsgevonden.
B. Na artikel 2 worden nieuwe artikelen 2a en 2b ingevoegd, luidende:
1. De politieke ambtsdrager, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a en b, kan bij Onze Minister één man of vrouw aanmelden, indien hij en deze man of vrouw:
a. beiden als ingezetene met het zelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven;
b. zich bij een notarieel verleden samenlevingscontract tegenover elkaar hebben verplicht om wederkerig bij te dragen in de kosten van levensonderhoud;
c. beiden ongehuwd zijn;
d. beiden ten tijde van de aanmelding achttien jaar of ouder zijn en
e. geen bloed- of aanverwanten in de rechte lijn zijn.
2. Voorts kunnen een aanmelding doen als bedoeld in het eerste lid:
a. de gewezen politieke ambtsdrager met recht op uitkering ter zake van ontslag of aftreden, of
b. de gewezen politieke ambtsdrager, indien hij al voor zijn ontslag of aftreden gehuwd was met de man of vrouw van wie aanmelding gewenst wordt, dan wel indien die man of vrouw al voor het ontslag of aftreden door de gewezen politieke ambtsdrager was aangemeld geweest als bedoeld in het eerste lid, mits de aanmelding wordt gedaan voordat degene die de aanmelding doet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
3. Degene die een aanmelding doet, voegt daarbij een gewaarmerkt afschrift van de benodigde gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarde, gesteld in het eerste lid, onder a, alsmede een afschrift van het contract, bedoeld in het eerste lid, onder b, dan wel een uittreksel daaruit of een verklaring van een notaris dienaangaande, waaruit de wederzijdse onderhoudsplichtigheid blijkt.
4. Indien aan de voorwaarden voor aanmelding, gesteld in het eerste lid, niet wordt voldaan, weigert Onze Minister de aanmelding.
5. Onze Minister kan regels stellen omtrent de aanmelding door degene die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven.
6. De aanmelding eindigt met het doorhalen ervan.
7. Een aanmelding als bedoeld in het eerste lid wordt doorgehaald:
a. op de dag waarop een aanvraag daartoe van degene die de aanmelding heeft gedaan, dan wel van de man of vrouw die is aangemeld, is ontvangen;
b. op de dag van overlijden van de man of vrouw die is aangemeld dan wel van degene die de aanmelding heeft gedaan, of
c. op de dag waarop degene die de aanmelding heeft gedaan, dan wel de man of vrouw die is aangemeld, hetzij in het huwelijk treedt, hetzij partij is bij een volgende aanmelding.
8. Onze Minister kan, indien daartoe aanleiding bestaat, bevestiging vragen of nog aan de voorwaarden voor aanmelding wordt voldaan. Degene die de aanmelding heeft gedaan legt alsdan een schriftelijke verklaring ter zake over van hem en de aangemelde persoon gezamenlijk, alsmede een gewaarmerkt afschrift van de benodigde gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens waaruit blijkt dat aan de voorwaarde, gesteld in het eerste lid, onder a, op het tijdstip van die verklaring wordt voldaan. Indien evenwel in de voorgaande periode het samenlevingscontract een wijziging heeft ondergaan die van belang kan zijn voor de aanmelding, wordt een afschrift van het gewijzigde contract overgelegd dan wel een uittreksel daaruit of een verklaring van een notaris dienaangaande, waaruit blijkt dat nog wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
9. Indien de bevestiging niet binnen zes weken wordt gedaan herhaalt Onze Minister zijn in het achtste lid bedoelde vraag.
10. Indien de bevestiging niet binnen drie weken na de herhaalde vraag wordt gegeven, kan Onze Minister de aanmelding op een door hem vast te stellen datum doorhalen. De bedoelde datum is niet gelegen voor de datum waarop de in het achtste lid bedoelde bevestiging is gevraagd.
1. Artikel 2a is van overeenkomstige toepassing op de politieke ambtsdrager, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder d, indien ten laste van de provincie, onderscheidenlijk gemeente, waarin hij als politieke ambtsdrager optreedt, bij verordening recht op nabestaandenpensioen is verleend aan de nabestaande van een lid, gewezen lid of gepensioneerd lid van gedeputeerde staten, respectievelijk aan de nabestaande van een wethouder, gewezen wethouder of gepensioneerd wethouder.
2. Voor de toepassing van het eerste lid treden gedeputeerde staten onderscheidenlijk burgemeester en wethouders in de plaats van Onze Minister.
C. Artikel 15, tweede lid, komt te luiden:
2. Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat indien het huwelijk was gesloten nadat het ontslag van de echtgenoot was ingegaan, tenzij:
a. de echtgenoot ten tijde van het sluiten van het huwelijk recht had op uitkering ter zake van zijn ontslag als minister, of
b. de echtgenoten reeds voor het ontslag met elkaar gehuwd waren geweest dan wel de nabestaande door de echtgenoot aangemeld was geweest en mits het huwelijk was gesloten voordat deze de 65-jarige leeftijd had bereikt.
D. Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. De komma aan het eind van onderdeel a wordt vervangen door: , en.
3. Het woord «en» aan het einde van onderdeel b wordt vervangen door een punt.
4. Onderdeel c vervalt.
5. Toegevoegd worden een tweede en een derde lid, luidende:
2. Eveneens heeft recht op bijzonder nabestaandenpensioen de vrouw of man van wie de aanmelding is geëindigd, mits zij of hij recht op nabestaandenpensioen zou hebben gehad, indien de minister, de gewezen minister of gepensioneerd minister op de dag van eindigen van de aanmelding zou zijn overleden.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de desbetreffende vrouw of man als gevolg van een huwelijk met, dan wel een aanmelding door dezelfde minister ter zake van diens overlijden recht op nabestaandenpensioen verkrijgt.
E. Artikel 18 komt te luiden:
Na het overlijden van een minister, gewezen minister of gepensioneerd minister hebben recht op wezenpensioen zijn kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaren nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn dan wel niet partij zijn of partij geweest zijn bij een aanmelding, mits zij zijn geboren of geadopteerd voor zijn ontslag is ingegaan of in de periode waarin hij recht heeft op uitkering ter zake van het ontslag. Artikel 15, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
F. Artikel 19 komt te luiden:
Kinderen ten opzichte van welke aan een mannelijke minister, gewezen of gepensioneerde minister ten tijde van zijn overlijden een onderhoudsplicht krachtens artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek was opgelegd, dan wel door hem bij authentieke akte een dergelijke verplichting was erkend, hebben onder dezelfde voorwaarden als genoemd in artikel 18 recht op wezenpensioen. Artikel 15, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
G. Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Kinderen voor welke de minister, gewezen minister of gepensioneerde minister ten tijde van zijn overlijden de pleegouderlijke zorg droeg, hebben onder dezelfde voorwaarden als genoemd in artikel 18, recht op wezenpensioen met dien verstande dat in plaats van het tijdstip van geboorte of adoptie het tijdstip van aanvang van de pleegouderlijke zorg in aanmerking wordt genomen. Artikel 15, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. Het derde lid vervalt.
H. In artikel 22b, eerste lid, wordt de zinsnede «na 31 december 1994» vervangen door: tussen 31 december 1994 en 1 januari 1996.
I. Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na het woord «huwelijk» toegevoegd: dan wel vóór het tijdstip waarop de aanmelding is geëindigd.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien er recht bestaat op meer dan een bijzonder nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 17, eerste of tweede lid, vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat voor de berekening van het bijzonder nabestaandenpensioen ontleend aan elk huwelijk en elke aanmelding waaraan een eerder huwelijk dan wel een eerdere aanmelding voorafgaat slechts de diensttijd medetelt die samenloopt of geacht kan worden samen te lopen met de huwelijksduur dan wel de duur van de aanmelding.
J. Het opschrift van artikel 24 en dat artikel worden gewijzigd als volgt:
1. Het opschrift komt te luiden:
Nabestaandenpensioen bij hertrouwen dan wel aanmelding.
2. De eerste volzin van het artikel komt te luiden:
Indien een nabestaande hertrouwt dan wel partij is bij een aanmelding, wordt zijn pensioen opnieuw vastgesteld met ingang van de maand volgende op die waarin hij hertrouwt dan wel de aanmelding geschiedt.
K. In artikel 25, tweede lid, wordt de zinsnede «echtgenoot van de minister, gewezen minister of gepensioneerd minister» vervangen door: nabestaande.
L. In artikel 26, tweede lid, wordt na «hertrouwen» ingevoegd: of een aanmelding.
M. In artikel 27a, derde lid, wordt na «hertrouwen» ingevoegd: of een aanmelding.
N. Aan het opschrift van artikel 34 wordt na «hertrouwen» toegevoegd: of aanmelding. In het eerste lid van het artikel wordt na «huwelijk» ingevoegd: of een latere aanmelding.
O. Artikel 60, tweede lid, komt te luiden:
2. Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat indien het huwelijk was gesloten nadat het ontslag van de echtgenoot was ingegaan, tenzij:
a. de echtgenoot ten tijde van het sluiten van het huwelijk recht had op uitkering ter zake van zijn aftreden als kamerlid, of
b. de echtgenoten reeds voor het ontslag met elkaar gehuwd waren geweest dan wel de nabestaande door de echtgenoot aangemeld was geweest en mits het huwelijk was gesloten voordat deze de 65-jarige leeftijd had bereikt.
P. Artikel 62 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. De komma aan het eind van onderdeel a wordt vervangen door: , en.
3. Het woord «en» aan het einde van onderdeel b wordt vervangen door een punt.
4. Onderdeel c vervalt.
5. Toegevoegd worden een tweede en een derde lid, luidende:
2. Eveneens heeft recht op bijzonder nabestaandenpensioen de vrouw of man van wie de aanmelding is geëindigd, mits zij of hij recht op nabestaandenpensioen zou hebben gehad, indien het kamerlid, het gewezen kamerlid of gepensioneerde kamerlid op de dag van eindigen van de aanmelding zou zijn overleden.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de desbetreffende vrouw of man als gevolg van een huwelijk met, dan wel een aanmelding door hetzelfde kamerlid ter zake van diens overlijden recht op nabestaandenpensioen verkrijgt.
Q. Artikel 63 komt te luiden:
Na het overlijden van een kamerlid, gewezen kamerlid of gepensioneerd kamerlid hebben recht op wezenpensioen zijn kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaren nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn dan wel niet partij zijn of partij zijn geweest bij een aanmelding, mits zij zijn geboren of geadopteerd voor zijn aftreden is ingegaan of in de periode waarin hij recht heeft op uitkering ter zake van het aftreden. Artikel 60, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
R. Artikel 64 komt te luiden:
Kinderen ten opzichte van welke aan een mannelijk kamerlid ten tijde van zijn overlijden een onderhoudsplicht krachtens artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek was opgelegd, dan wel door hem bij authentieke akte een dergelijke verplichting was erkend, hebben onder dezelfde voorwaarden als genoemd in artikel 63 recht op wezenpensioen. Artikel 60, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
S. Artikel 65 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Kinderen voor welke het kamerlid, gewezen kamerlid of gepensioneerde kamerlid ten tijde van zijn overlijden de pleegouderlijke zorg droeg, hebben onder dezelfde voorwaarden als genoemd in artikel 63, recht op wezenpensioen met dien verstande dat in plaats van het tijdstip van geboorte of adoptie het tijdstip van aanvang van de pleegouderlijke zorg in aanmerking wordt genomen. Artikel 60, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. Het derde lid vervalt.
T. In artikel 67b, eerste lid, wordt de zinsnede «na 31 december 1994» vervangen door: tussen 31 december 1994 en 1 januari 1996.
U. Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na het woord «huwelijk» toegevoegd: dan wel vóór het tijdstip waarop de aanmelding is geëindigd.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien er recht bestaat op meer dan een bijzonder nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 62, eerste of tweede lid, vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat voor de berekening van het bijzonder nabestaandenpensioen ontleend aan elk huwelijk en elke aanmelding waaraan een eerder huwelijk dan wel een eerdere aanmelding voorafgaat slechts de kamerlidtijd medetelt die samenloopt of geacht kan worden samen te lopen met de huwelijksduur dan wel de duur van de aanmelding.
V. Het opschrift van artikel 69 en dat artikel worden gewijzigd als volgt:
1. Het opschrift komt te luiden:
Nabestaandenpensioen bij hertrouwen dan wel aanmelding.
2. De eerste volzin van het artikel komt te luiden:
Indien een nabestaande hertrouwt dan wel partij is bij een aanmelding, wordt zijn pensioen opnieuw vastgesteld met ingang van de maand volgende op die waarin hij hertrouwt dan wel de aanmelding geschiedt.
W. In artikel 70, tweede lid, wordt de zinsnede «echtgenoot van het kamerlid, gewezen kamerlid of gepensioneerd kamerlid» vervangen door: nabestaande.
X. In artikel 71, tweede lid, wordt na «hertrouwen» ingevoegd: of een aanmelding.
Y. In artikel 73, derde lid, wordt na «hertrouwen» ingevoegd: of een aanmelding.
Z. Aan het opschrift van artikel 79 wordt na «hertrouwen» toegevoegd: of aanmelding. In het eerste lid van het artikel wordt na «huwelijk» ingevoegd: of een latere aanmelding.
AA. Artikel 115, vierde lid, komt te luiden:
4. Het wezenpensioen eindigt voorts met het einde van de maand waarin:
a. de rechthebbende de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt of, de leeftijd van van eenentwintig jaren nog niet bereikt hebbende, in het huwelijk is getreden dan wel partij is bij een aanmelding, of
b. ten opzichte van de rechthebbende ouderschap komt vast te staan van een een ander dan degene aan wiens overlijden het recht op wezenpensioen wordt ontleend.
BB. Artikel 140, tweede lid, komt te luiden:
2. Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat indien het huwelijk was gesloten nadat het ontslag van de echtgenoot was ingegaan, tenzij:
a. de echtgenoot ten tijde van het sluiten van het huwelijk recht had op uitkering ter zake van zijn aftreden als lid van gedeputeerde staten, of
b. de echtgenoten reeds voor het ontslag met elkaar gehuwd waren geweest dan wel de nabestaande door de echtgenoot aangemeld was geweest en mits het huwelijk was gesloten voordat deze de 65-jarige leeftijd had bereikt.
CC. Artikel 142 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. De komma aan het eind van onderdeel a wordt vervangen door: , en.
3. Het woord «en» aan het einde van onderdeel b wordt vervangen door een punt.
4. Onderdeel c vervalt.
5. Toegevoegd worden een tweede en een derde lid, luidende:
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vrouw of man van wie de aanmelding is geëindigd, mits zij of hij recht op nabestaandenpensioen zou hebben gehad, indien het lid van gedeputeerde staten, het gewezen lid van gedeputeerde staten of gepensioneerde lid van gedeputeerde staten op de dag van eindigen van de aanmelding zou zijn overleden.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de desbetreffende vrouw of man als gevolg van een huwelijk met, dan wel een aanmelding door hetzelfde lid van gedeputeerde staten ter zake van diens overlijden recht op nabestaandenpensioen verkrijgt.
DD. Artikel 143 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en het tweede lid komen te luiden:
1. Ten laste van de provincie kan bij verordening recht op wezenpensioen worden verleend aan:
a. de kinderen, van hem die overlijdt als lid, gewezen of gepensioneerde lid van gedeputeerde staten, die de leeftijd van eenentwintig jaren nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn dan wel niet partij zijn of partij zijn geweest bij een aanmelding, mits zij zijn geboren of geadopteerd voor zijn aftreden is ingegaan of in de periode waarin hij recht heeft op uitkering ter zake van het aftreden;
b. de kinderen ten opzichte van welke aan een mannelijk lid, gewezen of gepensioneerd lid van gedeputeerde staten ten tijde van zijn overlijden een onderhoudsplicht krachtens artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek was opgelegd, dan wel door hem bij authentieke akte een dergelijke verplichting was erkend, onder dezelfde voorwaarden als genoemd in onderdeel a, en
c. de kinderen voor welke het lid, gewezen lid of gepensioneerd lid van gedeputeerde staten ten tijd van zijn overlijden de pleegouderlijke zorg droeg, onder dezelfde voorwaarden als genoemd in onderdeel a, met dien verstande dat in plaats van het tijdstip van geboorte of adoptie het tijdstip van aanvang van de pleegouderlijke zorg in aanmerking wordt genomen.
2. Artikel 140, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het gestelde onder a van het eerste lid.
2. Het vierde lid vervalt.
EE. In artikel 145b, eerste lid, wordt de zinsnede «na 31 december 1994» vervangen door: tussen 31 december 1994 en 1 januari 1996.
FF. Artikel 146 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na het woord «huwelijk» toegevoegd: dan wel vóór het tijdstip waarop de aanmelding is geëindigd.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien er recht bestaat op meer dan een bijzonder nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 142, eerste of tweede lid, vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat voor de berekening van het bijzonder nabestaandenpensioen ontleend aan elk huwelijk en elke aanmelding waaraan een eerder huwelijk dan wel een eerdere aanmelding voorafgaat slechts de diensttijd medetelt die samenloopt of geacht kan worden samen te lopen met de huwelijksduur dan wel de duur van de aanmelding.
GG. Het opschrift van artikel 147 en dat artikel worden gewijzigd als volgt:
1. Het opschrift komt te luiden:
Nabestaandenpensioen bij hertrouwen dan wel aanmelding.
2. De eerste volzin van het artikel komt te luiden:
Indien een nabestaande hertrouwt dan wel partij is bij een aanmelding, wordt zijn pensioen opnieuw vastgesteld met ingang van de maand volgende op die waarin hij hertrouwt dan wel de aanmelding geschiedt.
HH. In artikel 148, tweede lid, wordt de zinsnede «echtgenoot van het lid, gewezen lid of gepensioneerd lid van gedeputeerde staten, dat» vervangen door: nabestaande, die.
II. In artikel 149, tweede lid, wordt na «hertrouwen» ingevoegd: dan wel een aanmelding.
JJ. In artikel 150a, derde lid, wordt na «hertrouwen» ingevoegd: dan wel een aanmelding.
1. De artikelen 22b, 67b en 145b van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, zoals die artikelen luidden op de dag voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op een nabestaandenpensioen waarop recht is ontstaan voor dat tijdstip.
2. De bepalingen van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot het recht op wezenpensioen, zoals die bepalingen luidden op de dag voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op een wezenpensioen waarop recht is ontstaan voor dat tijdstip.
Ten aanzien van een aanmelding als bedoeld in het bij deze wet in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers ingevoegde artikel 2a, die wordt gedaan vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, wordt de man of vrouw met wie degene die de aanmelding deed op hetzelfde woonadres in het persoonsregister is opgenomen, gelijk gesteld met de man of vrouw die als ingezetene met hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven als bedoeld in het evengenoemde artikel 2a.
1. Een overlijden van een politieke ambtsdrager, gewezen politieke ambtsdrager of gepensioneerde politieke ambtsdrager tussen 31 december 1993 en 1 juli 1994 valt te rekenen vanaf de datum van overlijden onder de werking van de bepalingen van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers inzake het nabestaanden- en wezenpensioen, zoals die bepalingen ingevolge deze wet zijn komen te luiden.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt degene van wie op 1 juli 1994 aanmelding in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers mogelijk zou zijn geweest, op aanvraag aangemerkt als nabestaande vanaf de datum van het overlijden.
3. Ter zake van een overlijden van een politieke ambtsdrager, gewezen politieke ambtsdrager of gepensioneerd politieke ambtsdrager tussen 30 juni 1994 en 1 januari 1995 wordt op zijn aanvraag als nabestaande beschouwd degene van wie, hoewel niet aangemeld in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, aanmelding als evenbedoeld op de dag voor die van het overlijden mogelijk was.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Binnenlandse Zaken,
H. F. Dijkstal
Uitgegeven de vijfentwintigste juni 1996
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1994/95, 1995/96, 24 264.
Handelingen II 1995/96, blz. 5189–5190.
Kamerstukken I 1995/96, 24 264 (261).
Handelingen I 1995/96, zie vergadering d.d. 4 juni 1996.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1996-317.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.