Wet van 6 juni 1996 tot vaststelling van bedragen in verband met uitkeringen uit het Provinciefonds voor de uitkeringsjaren 1992 en 1993 alsmede wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten in verband met de nieuwe comptabiliteitsvoorschriften voor provincies en gemeenten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voor de uitkeringsjaren 1992 en 1993 een aantal bedragen vast te stellen in verband met uitkeringen uit het Provinciefonds alsmede de Provinciewet, de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten te wijzigen in verband met de nieuwe comptabiliteitsvoorschriften voor provincies en gemeenten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Het verschil, bedoeld in artikel 241, vierde lid, van de Provinciewet, tussen het gelijke vaste bedrag uit het Provinciefonds voor alle provincies, met uitzondering van de provincie Flevoland, en het vaste bedrag voor de provincie Flevoland bedraagt voor de uitkeringsjaren 1992 en 1993 f 15 983 820.

Artikel 2

De provincie Limburg ontvangt voor het uitkeringsjaar 1993 een bedrag van f 800 000 uit het Provinciefonds als bijdrage in de kosten van arbeidsplaatsen in de kwartaire sector.

Artikel 3

De >Gemeentewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 24 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In onderdeel b wordt «rekening» vervangen door: jaarrekening.

2. In onderdeel c wordt «plaatselijke belastingen» vervangen door: gemeentelijke belastingen.

B

Artikel 110, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. Dit artikel is niet van toepassing op de begroting, bedoeld in artikel 190, en op de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 197.

C

Artikel 111, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. integratie met een bestaand plan of een bestaand beleidsverslag dan wel met de begroting, bedoeld in artikel 190, of de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 197, mogelijk is;

D

In artikel 156, tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Onder verlettering van de onderdelen b tot en met g in a tot en met f komt onderdeel a te vervallen.

2. Onderdeel a (nieuw) komt te luiden:

a. het vaststellen of wijzigen van de begroting, bedoeld in artikel 189;

3. In onderdeel b (nieuw) wordt «rekening» vervangen door: jaarrekening.

4. In de onderdelen d en e (nieuw) wordt de zinsnede «van de algemene dienst en van de takken van dienst» vervangen door: van de gemeente.

5. Onderdeel f (nieuw) komt te luiden:

f. het heffen van andere belastingen dan de belastingen, genoemd in artikel 225, de precariobelasting, de rechten genoemd in artikel 229, de rechten waarvan de heffing geschiedt krachtens andere wetten dan deze wet en de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

E

In artikel 182, achtste lid, wordt de zinsnede «de begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming en de rekening, bedoeld in artikel 186, het verslag van het college van burgemeester en wethouders ter verantwoording van het financieel beheer, bedoeld in artikel 197, tweede lid,» vervangen door: de begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de toelichtingen op deze stukken, de jaarrekening en het jaarverslag.

F

In artikel 184, eerste, tweede en derde lid, wordt «rekening» telkens vervangen door: jaarrekening.

G

Artikel 186 komt te luiden:

Artikel 186

De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te geven regels.

H

Het opschrift «HOOFDSTUK XIII. DE BEGROTING EN DE REKENING» wordt vervangen door: HOOFDSTUK XIII. DE BEGROTING EN DE JAARREKENING.

I

Artikel 190, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders biedt jaarlijks, tijdig voor de in artikel 191, eerste lid, bedoelde vaststelling, de raad een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de gemeente en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

J

Artikel 196 vervalt.

K

Het opschrift «Par. 2. De rekening» in Hoofdstuk XIII wordt vervangen door: Par. 2. De jaarrekening.

L

Artikel 197 komt te luiden:

Artikel 197

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders legt aan de raad over elk begrotingsjaar verantwoording af van het gevoerde financieel beheer onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2. Het college voegt daarbij een verslag als bedoeld in artikel 213, tweede lid.

  • 3. De jaarrekening en de verslagen liggen, zodra zij aan de raad zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. De raad beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

M

In artikel 198 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt «rekening» vervangen door: jaarrekening en «dienstjaar» door: begrotingsjaar.

2. In het tweede lid wordt «rekening» vervangen door: jaarrekening.

N

In artikel 199 wordt «rekening» vervangen door: jaarrekening.

O

In artikel 200 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders zendt de door de raad vastgestelde jaarrekening vergezeld van de in artikel 197 bedoelde verslagen binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar volgend op het begrotingsjaar, aan gedeputeerde staten.

2. In het tweede lid wordt «rekening» vervangen door: jaarrekening.

P

In artikel 201, eerste lid, wordt «rekening» vervangen door: jaarrekening.

Q

In artikel 202 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het woord «rekening» wordt tweemaal vervangen door: jaarrekening.

2. De zinsnede «vergezeld van de in artikel 197, tweede lid, bedoelde stukken» wordt vervangen door: vergezeld van de in artikel 197 bedoelde verslagen.

R

In artikel 203 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de eerste volzin van het eerste lid wordt de zinsnede «De begrotingen, bedoeld in de artikelen 189 en 196, derde lid» vervangen door: De begroting, bedoeld in artikel 189.

2. De laatste volzin van het eerste lid wordt vervangen door: Gedeputeerde staten doen hiervan vóór de aanvang van het begrotingsjaar mededeling aan het gemeentebestuur.

3. In de aanhef van het tweede lid wordt de zinsnede «de begrotingen, bedoeld in de artikelen 189 en 196, derde lid» vervangen door: de begroting, bedoeld in artikel 189.

4. In het tweede lid, onderdelen a en c, wordt «rekening» telkens vervangen door: jaarrekening.

5. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Gedeputeerde staten maken een besluit als bedoeld in het tweede lid vóór de aanvang van het begrotingsjaar aan het gemeentebestuur bekend.

6. Toegevoegd wordt een vierde lid dat luidt:

  • 4. De begroting behoeft geen goedkeuring indien gedeputeerde staten geen mededeling doen als bedoeld in het eerste lid of geen besluit bekend maken als bedoeld in het tweede lid binnen de in het eerste respectievelijk tweede lid genoemde termijn.

S

Artikel 205, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Gedeputeerde staten stellen Onze Minister uiterlijk een maand na de aanvang van het begrotingsjaar schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de mededelingen en besluiten, bedoeld in artikel 203, eerste en tweede lid.

T

In artikel 212, eerste lid, wordt de zinsnede «van de algemene dienst en van de takken van dienst» vervangen door: van de gemeente.

U

In artikel 213 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «van de algemene dienst en van de takken van dienst» vervangen door: van degemeente.

2. In het tweede lid wordt «rekening» tweemaal vervangen door: jaarrekening.

Artikel 4

De Provinciewet2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 24, onderdeel b, wordt «rekening» vervangen door: jaarrekening.

B

Artikel 108, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. Dit artikel is niet van toepassing op de begroting, bedoeld in artikel 193, en op de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 201.

C

Artikel 109, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. integratie met een bestaand plan of een bestaand beleidsverslag dan wel met de begroting, bedoeld in artikel 193, of de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 201, mogelijk is;

D

In artikel 130 wordt «artikel 3.10.3.3. eerste lid,» vervangen door: artikel 284, eerste lid, van Boek 3.

E

In artikel 152, tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Onder verlettering van de onderdelen c tot en met h in b tot en met g komt onderdeel b te vervallen.

2. Onderdeel b (nieuw) komt te luiden:

b. het vaststellen of wijzigen van de begroting, bedoeld in artikel 193;

3. In onderdeel c (nieuw) wordt «rekening» vervangen door: jaarrekening.

4. In de onderdelen e en f (nieuw) wordt de zinsnede «van de algemene dienst en van de takken van dienst» vervangen door: van de provincie.

F

In artikel 185, achtste lid, wordt de zinsnede «de begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming en de rekening, bedoeld in artikel 190, het verslag van gedeputeerde staten ter verantwoording van het financieel beheer, bedoeld in artikel 201, tweede lid,» vervangen door: de begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de toelichtingen op deze stukken, de jaarrekening en het jaarverslag.

G

In artikel 188, eerste, tweede en derde lid, wordt «rekening» telkens vervangen door: jaarrekening.

H

Artikel 190 komt te luiden:

Artikel 190

De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te geven regels.

I

Het opschrift «Hoofdstuk XIII. De begroting en de rekening» wordt vervangen door: Hoofdstuk XIII. De begroting en de jaarrekening.

J

Artikel 194, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Gedeputeerde staten bieden jaarlijks, tijdig voor de in artikel 195, eerste lid, bedoelde vaststelling, provinciale staten een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de provincie en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

K

Artikel 200 vervalt.

L

Het opschrift «§ 2. De rekening» in Hoofdstuk XIII wordt vervangen door: § 2. De jaarrekening.

M

Artikel 201 komt te luiden:

Artikel 201

  • 1. Gedeputeerde staten leggen aan provinciale staten over elk begrotingsjaar verantwoording af van het gevoerde financieel beheer onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2. Zij voegen daarbij een verslag als bedoeld in artikel 217, tweede lid.

  • 3. De jaarrekening en de verslagen liggen, zodra zij aan provinciale staten zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. Provinciale staten beraadslagen over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

N

In artikel 202 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt «dienstjaar» vervangen door: begrotingsjaar en «rekening» door: jaarrekening.

2. In het tweede lid wordt «rekening» vervangen door: jaarrekening.

O

In artikel 203 wordt «rekening» vervangen door: jaarrekening.

P

In artikel 204 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Gedeputeerde staten zenden de door provinciale staten vastgestelde jaarrekening vergezeld van de in artikel 201 bedoelde verslagen binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan Onze Minister.

2. In het tweede lid wordt «rekening» vervangen door: jaarrekening.

Q

In artikel 205, eerste lid, wordt «rekening» vervangen door: jaarrekening.

R

In artikel 206 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het woord «rekening» wordt tweemaal vervangen door: jaarrekening.

2. De zinsnede «vergezeld van de in artikel 201, tweede lid, bedoelde stukken» wordt vervangen door: vergezeld van de in artikel 201 bedoelde verslagen.

S

In artikel 207 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de eerste volzin van het eerste lid wordt de zinsnede «De begroting, bedoeld in de artikelen 193 en 200, derde lid» vervangen door: De begroting, bedoeld in artikel 193.

2. De laatste volzin van het eerste lid wordt vervangen door: Onze Minister doet hiervan vóór de aanvang van het begrotingsjaar mededeling aan het provinciaal bestuur.

3. In het tweede lid wordt de zinsnede «de begrotingen, bedoeld in de artikelen 193 en 200, derde lid» vervangen door: de begroting, bedoeld in artikel 193.

4. In het tweede lid, onderdelen a en c, wordt «rekening» telkens vervangen door: jaarrekening.

5. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Onze Minister maakt een besluit als bedoeld in het tweede lid voor de aanvang van het begrotingsjaar aan het provinciaal bestuur bekend.

6. Toegevoegd wordt een vierde lid dat luidt:

  • 4. De begroting behoeft geen goedkeuring indien gedeputeerde staten geen mededeling doen als bedoeld in het eerste lid of geen besluit bekend maken als bedoeld in het tweede lid binnen de in het eerste respectievelijk tweede lid genoemde termijn.

T

In artikel 216, eerste lid, wordt de zinsnede «van de algemene dienst en van de takken van dienst» vervangen door: van de provincie.

U

In artikel 217 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «van de algemene dienst en van de takken van dienst» vervangen door: van de provincie.

2. In het tweede lid wordt «rekening» tweemaal vervangen door: jaarrekening.

V

In artikel 234 worden na onderdeel a toegevoegd de onderdelen b en c, die luiden als volgt:

b. bijdragen uit 's Rijks kas tot het bedrag van de uitkeringen, bedoeld in artikel 248;

c. andere ontvangsten.

W

In artikel 249, derde lid, wordt de zinsnede «stellen Onze Minister van Financiën» vervangen door: stellen Onze Minister en Onze Minister van Financiën.

Artikel 5

De Wet gemeenschappelijke regelingen3 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 25, derde lid, onderdeel a, wordt «rekening» vervangen door: jaarrekening.

B

Artikel 34 komt te luiden:

Artikel 34

  • 1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 3. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

C

In artikel 35, vijfde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de eerste volzin vervalt de zinsnede «alsmede het bepaalde in artikel 192 van de Gemeentewet».

2. In de tweede volzin vervalt de zinsnede «, met dien verstande dat afwijking van het eerste lid van artikel 192 van de Gemeentewet niet mogelijk is».

D

Artikel 47 komt te luiden:

Artikel 47

  • 1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

  • 3. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

E

Artikel 50f komt te luiden:

Artikel 50f

  • 1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan zendt de begroting binnen vier weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 3. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

F

Artikel 58 komt te luiden:

Artikel 58

  • 1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

  • 3. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

G

In artikel 59, vijfde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de eerste volzin vervalt de zinsnede «alsmede het bepaalde in artikel 192 van de Gemeentewet».

2. In de tweede volzin vervalt de zinsnede «, met dien verstande dat afwijking van het eerste lid van artikel 192 van de Gemeentewet niet mogelijk is».

H

Artikel 67 komt te luiden:

Artikel 67

  • 1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 3. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

I

In artikel 68, vijfde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de eerste volzin vervalt de zinsnede «alsmede het bepaalde in artikel 192 van de Gemeentewet».

2. In de tweede volzin vervalt de zinsnede «, met dien verstande dat afwijking van het eerste lid van artikel 192 van de Gemeentewet niet mogelijk is».

J

Artikel 80 komt te luiden:

Artikel 80

  • 1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

  • 3. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

K

In artikel 81, vijfde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de eerste volzin vervalt de zinsnede «alsmede het bepaalde in artikel 192 van de Gemeentewet».

2. In de tweede volzin vervalt de zinsnede «, met dien verstande dat afwijking van het eerste lid van artikel 192 van de Gemeentewet niet mogelijk is».

L

Artikel 90 komt te luiden:

Artikel 90

  • 1. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

  • 3. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

Artikel 6

In artikel 13 van de Kaderwet bestuur in verandering4 wordt de zinsnede «de belastingen, bedoeld in artikel 221 en 222 van de Gemeentewet, te heffen» vervangen door: de baatbelasting, genoemd in artikel 222 van de Gemeentewet, te heffen.

Artikel 7

In artikel 13, derde lid, van de Wet op de jeugdhulpverlening5 wordt «registeraccountant» vervangen door: accountant.

Artikel 8

In artikel 16b, eerste lid, van de Wet op de bejaardenoorden6 wordt «registeraccountant» vervangen door: accountant.

Artikel 9

De Woningwet7 wordt als volgt gewijzigd:

A

In het zesde lid van artikel 70 wordt de zinsnede «jegens bedrijven of andere takken van dienst als bedoeld in artikel 196 van de Gemeentewet die zijn belast met de exploitatie van bij de gemeente in eigendom zijnde woningen, standplaatsen en woonwagens» vervangen door: jegens de gemeente.

B

Het derde lid van artikel 75 vervalt.

Artikel 10

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt voor wat betreft artikel 1 terug tot en met 1 januari 1992 en voor wat betreft artikel 2 tot en met 1 januari 1993.

  • 2. De verplichting, bedoeld in artikel 186 van de Gemeentewet en artikel 190 van de Provinciewet, geldt ten aanzien van het jaarverslag met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen begrotingsjaar.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 6 juni 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de vijfentwintigste juni 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1994, 762, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 mei 1996, Stb. 312.

XNoot
2

Stb. 1993, 668, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 mei 1996, Stb. 312.

XNoot
3

Stb. 1991, 242, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 april 1994, Stb. 420.

XNoot
4

Stb. 1994, 396.

XNoot
5

Stb. 1989, 360, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 1995, Stb. 1996, 15.

XNoot
6

Stb. 1990, 468, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 februari 1996, Stb. 204.

XNoot
7

Stb. 1991, 439, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 mei 1996, Stb. 312.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 24 497.

Handelingen II 1995/96, blz. 5189.

Kamerstukken I 1995/96, 24 497 (261).

Handelingen I 1995/96, zie vergadering d.d. 4 juni 1996.

Naar boven