Besluit van 1 december 1995 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 15 september 1995, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, afdeling Kabinetszaken, nr. BK95/1063;

Gelet op artikelen 65 en 72 van de Provinciewet;

De Raad van State gehoord (advies van 23 oktober 1995, no. W04.95 0521);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 27 november 1995, nr. BK95/1665;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning1 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 12, tweede lid, wordt «de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982» vervangen door: het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel en het Besluit inkomenstoeslag rijkspersoneel.

B

Na artikel 4 wordt een nieuw artikel 4a ingevoegd, luidende:

Eindejaarsuitkering

Artikel 4a
  • 1. De commissaris heeft recht op een eindejaarsuitkering ter grootte van 0,3% van de door hem in dat jaar genoten bezoldiging.

  • 2. De eindejaarsuitkering wordt eenmaal per kalenderjaar in de maand december betaald.

  • 3. Bij ontslag van de commissaris vindt betaling plaats over het tijdvak gelegen tussen het einde van de laatst verstreken periode waarover de eindejaarsuitkering is betaald en de datum van het ontslag.

  • 4. Aan de commissaris wordt in de maand december 1994 een eindejaarsuitkering verleend over het kalenderjaar 1994 ter grootte van 3,6% van de bezoldiging over de maand november 1994.

  • 5. De eindejaarsuitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt voor het jaar 1995 en 1996 verhoogd met 0,5%, met dien verstande dat voor 1995 de verhoging wordt gerealiseerd door met ingang van 1 oktober 1995 voor de periode tot en met december 1995 het in het eerste lid bedoelde percentage van 0,3% te stellen op 2,3%.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug voor wat betreft artikel I, onderdeel B, artikel 4a, eerste tot en met derde lid en het vijfde lid, tot en met 1 januari 1995 en voor wat betreft artikel I, onderdeel B, artikel 4a, vierde lid, tot en met 1 januari 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 1 december 1995

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de negende januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit bevat:

a. de formalisering van een wijziging in de tegemoetkoming in de kosten, verbonden aan verzekering tegen ziektekosten in verband met de totstandkoming van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel en van het Besluit inkomenstoeslag rijkspersoneel en

b. de formalisering van een afspraak die met de centrales van overheidspersoneel is gemaakt in het overleg voor de sector burgerlijk rijkspersoneel ter zake van het arbeidsvoorwaarden- en werkgelegenheidsbeleid 1993 dat eveneens van toepassing is op de commissaris.

Ad a.

In artikel 12, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning is bepaald dat de commissaris die niet deelneemt of deel kan nemen aan een in het eerste lid bedoelde regeling, een tegemoetkoming geniet ten laste van de provincie in de kosten, verbonden aan verzekering tegen ziektekosten, vastgesteld op grond van de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982. Het Besluit inkomenstoeslag betrokkenen in de zin van de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 was impliciet op de commissaris van toepassing.

De aanspraak op een tegemoetkoming in de ziektekosten respectievelijk een (aanvullende) toeslag voor het rijkspersoneel is met terugwerkende kracht tot en met 1 april 1994 geregeld in het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel en in het Besluit inkomenstoeslag rijkspersoneel. Deze besluiten verschillen op enkele punten van de besluiten waarop die aanspraak eerder was gebaseerd, te weten de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 (IRZK) en het Besluit inkomenstoeslag betrokkenen in de zin van de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 (Besluit IBIZA). De belangrijkste verschilpunten zijn:

– de ambtenaren waarop het besluit van toepassing is,

– de uitbetaling tegemoetkoming/toeslag indien bij meerdere werkgevers wordt gewerkt,

– de wijze van aanvragen van een tegemoetkoming,

– de mogelijkheid van controle.

Voorts wordt ingegaan op het begrip inkomsten in het geval een echtgenoot of partner inkomsten uit een vrij beroep of eigen bedrijf heeft.

Ad b.

Bij de Overeenkomst arbeidsvoorwaarden- en werkgelegenheidsbeleid voor de sector rijkspersoneel van 22 september 1993 (contractperiode 1-4-1993 – 31-3-1995), eveneens van toepassing op de commissarissen, is afgesproken dat het burgerlijk rijkspersoneel met ingang van het jaar 1993 aanspraak heeft op een eindejaarsuitkering ter grootte van 0,3% van het (jaar)salaris. De aanspraak op deze uitkering wordt neergelegd in een nieuw artikel 4a. Het is de bedoeling dat de aanspraak op de uitkering maandelijks wordt opgebouwd en dat de uitbetaling jaarlijks in de maand december zal plaatsvinden. Dit opbouwsysteem sluit aan bij de systematiek van de vakantie-uitkering, en heeft als gevolg dat alsdan ook afrekening bij tussentijds ontslag kan plaatsvinden. Conform eerdergenoemde overeenkomst geldt voorts dat, aangezien bedoeld opbouwsysteem eerst met ingang van 1995 kan worden ingevoerd, voor de uitkering over 1993 en 1994 het peilmaandsysteem zal worden gehanteerd te weten de feitelijk genoten bezoldiging over de maand november. De nadere regels ten aanzien van de eindejaarsuitkering over 1993 en 1994 zijn opgenomen in het Besluit van 25 april 1994, Stb. 346. Aanvankelijk is ervan uitgegaan dat de commissarissen belanghebbende waren in de zin van het Besluit van 25 april 1994. Later bleek evenwel dat de commissarissen alleen voor 1993 belanghebbende zijn in de zin van dat besluit. Een en ander heeft ertoe geleid dat de aanspraak op een eindejaarsuitkering pas thans wordt geformaliseerd. De aanspraak en grootte van de eindejaarsuitkering voor 1994 is opgenomen in het vierde lid van artikel 4a.

In het kader van het arbeidsvoorwaarden- en werkgelegenheidsbeleid voor het personeel in de sector Rijk voor de periode van 1 april 1995 tot 1 april 1997 is overeengekomen dat de eindejaarsuitkering voor het jaar 1995 èn die voor het jaar 1996 eenmalig worden verhoogd met 0,5 procentpunt tot 0,8%. Met ingang van 1 januari 1997 zal de eindejaarsuitkering weer gelijk zijn aan het huidige niveau, te weten 0,3%. In het Sectoroverleg Rijkspersoneel (SOR) is overeengekomen dat de verhoging voor 1995 zal worden gerealiseerd door met ingang van 1 oktober 1995 het thans geldende percentage van 0,3 voor de periode tot en met de maand december 1995 te verhogen met 2 procentpunt (12/3 x 0,5). Hierdoor komt de eindejaarsuitkering over oktober tot en met december 1995 uit op 2,3% van de bezoldiging over die maanden. Dit houdt ondermeer in dat de betrokkenen aan wie vóór 1 oktober 1995 ontslag is verleend, niet voor de verhoging in aanmerking komen. In het vijfde lid is deze eenmalige verhoging van de eindejaarsuitkering vastgelegd.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Stb. 1994, 451.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven