Besluit van 24 mei 1996 tot wijziging van het Besluit geluidhinder spoorwegen (Betuweroute en HSL-Zuid)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 maart 1996, nr. MJZ96015441, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 105 en 106 van de Wet geluidhinder;

De Raad van State gehoord (advies van 26 april 1996, nr. W08.96 0116);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 mei 1996, nr. MJZ 96027454, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Besluit geluidhinder spoorwegen1 wordt gewijzigd als volgt.

A

In artikel 1, vierde lid, wordt «onder b» vervangen door «onder c» en vervalt «Nederlandse».

B

Artikel 17, onderdeel d, komt te luiden:

d. de betrokken regionale directie van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

C

1. Onder plaatsing van de aanduiding «2.» voor de huidige tekst wordt aan artikel 28 een lid toegevoegd, luidende:

  • 1. Voor de spoorwegen die op de kaart bij dit besluit zijn aangegeven met de trajectnummers 231, 232, 611, 612, 629, 635, 679, 680, 685, 686, 689, 693 tot en met 696, 698, 785 en 788 geldt in afwijking van de artikelen, genoemd na het eerste, respectievelijk tweede gedachtenstreepje van het tweede lid, de waarde van 57 dB(A), respectievelijk 70 dB(A). Dit lid en de aanduiding «2.» voor het tweede lid vervallen met ingang van 1 januari 2000.

2. Het tweede lid (nieuw) wordt gewijzigd als volgt:

a. de tekst na het eerste gedachtenstreepje komt te luiden: 60 dB(A) in de artikelen 7, eerste en derde lid, 8, tweede lid, 11, eerste en tweede lid, en 13, eerste en tweede lid, vervangen door 57 dB(A);

b. de tekst na het tweede gedachtenstreepje komt te luiden: 73 dB(A) in de artikelen 8, eerste lid, 9, eerste lid, en 11, derde lid, vervangen door: 70 dB(A).

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 24 mei 1996

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de dertiende juni 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Deze wijziging van het Besluit geluidhinder spoorwegen strekt tot aanscherping van de normen die gelden voor de geluidsbelasting die in de toekomst zal worden veroorzaakt door de Betuweroute en door het Nederlandse deel van de hogesnelheidsspoorverbinding Amsterdam-Brussel-Parijs/Londen (HSL-Zuid).

Aanleiding voor dit besluit is de aanvaarding door de Tweede kamer van de motie Leers c.s. (kamerstukken II 1993/94, 22 589, nr. 55), waarin de regering wordt verzocht om zeker te stellen dat de Betuweroute op het moment van openstelling voldoet aan de dan geldende norm van 57 dB(A). Tot het jaar 2000 geldt namelijk een norm van 60 dB(A). Bij de motie is overwogen dat het riskant is om te rekenen op een halvering van de geluidsoverlast in het jaar 2000 als gevolg van de autonome ontwikkeling en inzet van stiller spoorwegmaterieel.

De genoemde norm van 57 dB(A) is een voorkeurswaarde. Gezien de samenhang tussen deze waarde en de maximaal toelaatbare waarde, en ter voorkoming van een tijdelijke discongruentie, heb ik ervoor gekozen om voor de Betuweroute ook de maximaal toelaatbare waarde te verlagen. In het tot nu toe geldende artikel 28 van het Besluit geluidhinder spoorwegen is namelijk voor het jaar 2000, gelijktijdig met de verlaging van de voorkeurswaarde van 60 naar 57 dB(A), een verlaging van de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voorzien van 73 naar 70 dB(A).

Verder heb ik ervoor gekozen om deze lagere waarden ook reeds aan te houden bij de voorbereiding van de HSL-Zuid.

Daarnaast zijn in het besluit de volgende technische wijzigingen aangebracht:

– in artikel 1, vierde lid, is de verwijzing naar het eerste lid gecorrigeerd;

– vanwege een overdracht van taken dient een verzoek om een hogere waarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting niet meer in afschrift gezonden te worden aan de Rijksverkeersinspectie, maar aan de betrokken regionale directie van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (artikel 17, onderdeel d);

– in artikel 28, tweede lid (nieuw), is gecorrigeerd dat niet werd verwezen naar artikel 7, derde lid, en naar artikel 13, eerste en tweede lid, en verder is de verwijzing naar het vervallen artikel 22 geschrapt.

Op de voorpublikatie van het ontwerp-besluit in de Staatscourant van 1 juli 1994, nr. 123, is bij brief van 27 juli 1994 gereageerd door de Nederlandse Spoorwegen. Deze reactie heeft geleid tot een andere redactie van artikel 28, eerste lid (nieuw). Verder is gereageerd door de werkgroep BAR (brieven van 18 en 25 augustus 1994) en de werkgroep Spoor West (brief van 18 augustus 1994), beide te Arnhem, die beide een uitbreiding van de werkingssfeer van het wijzigingsbesluit bepleiten. De werkgroep BAR verzoekt om de verlaging van de geluidsnormen ook te laten gelden voor met de Betuweroute samenhangende projecten. Dit verzoek zal in zoverre worden gehonoreerd, dat de verlaging ook zal gelden voor de noordoostelijke verbinding van de Betuweroute met Duitsland, onafhankelijk van de vraag of daarvoor gebruik gemaakt zal gaan worden van bestaand of van nog aan te leggen spoor. Hiermee wordt tevens uitvoering gegeven aan een dienovereenkomstige toezegging van de Minister van Verkeer en Waterstaat (16 januari 1996, Eerste-Kamerbehandeling van de partiële herziening van het tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer, Handelingen I 1995/96, blz. 717, 718 en 720). Zodra het tracé van de noordoostelijke verbinding vaststaat, zal een wijziging in procedure worden gebracht van het Besluit geluidhinder spoorwegen, om de desbetreffende trajectnummers toe te voegen aan artikel 28. Zo mogelijk zal die wijziging deel uitmaken van de in voorbereiding zijnde herziening van het Besluit geluidhinder spoorwegen naar aanleiding van de aanbevelingen van de reeds genoemde evaluatiecommissie.

De werkgroep Spoor West verzoekt om de verlaging te laten gelden voor alle infrastructurele projecten in het kader van Rail 21. Dit verzoek heb ik niet gehonoreerd. Bij die projecten gaat het bijna uitsluitend om uitbreiding van bestaande spoorwegen. Aan de huidige en toekomstige normstelling voor nog niet geplande nieuwe spoorwegen en voor uitbreidingen van bestaande spoorwegen is aandacht besteed in het regeringsstandpunt over de aanbevelingen van de Evaluatiecommissie Wet milieubeheer (brief van 30 mei 1995, kamerstukken II 1995/96, 24 216, nr. 1, blz. 5–7). Daarin wordt aangegeven hoe in het licht van het door de evaluatiecommissie uitgevoerde onderzoek zal worden omgegaan met de in het huidige besluit vastgelegde aanscherping van 3 dB(A) per 1 januari 2000. Het is technisch nog niet mogelijk gebleken om het treinverkeer vóór die datum aanzienlijk stiller te krijgen. Daarom heeft de regering zich op het standpunt gesteld dat de huidige maximaal toelaatbare waarde van 73 dB(A) voor wijzigingen aan bestaande spoorwegen, dus ook voor Rail-21-projecten, vooralsnog gehandhaafd moet worden. Gelet op de hierboven vermelde toezegging van de Minister van Verkeer en Waterstaat geldt dit echter niet voor de eventuele bestaande spoortrajecten die deel zullen uitmaken van de noordoostelijke verbinding van de Betuweroute met Duitsland.

Los van de reacties op de voorpublikatie heb ik ervoor gekozen om in artikel 28 niet meer te verwijzen naar de desbetreffende planologische kernbeslissingen («een spoorweg, opgenomen als landelijke railweg in de planologische kernbeslissing Betuweroute of de planologische kernbeslissing Nederlands deel van de hogesnelheidsspoorverbinding Amsterdam-Brussel-Parijs/Londen»), maar alleen de desbetreffende trajectnummers te noemen. Deze opsomming bevordert de rechtszekerheid en komt ook de eenvoud en leesbaarheid van het artikel ten goede. Om deze opsomming mogelijk te maken heb ik, met toepassing van de procedure van artikel 1, vierde lid, ook de bij het Besluit geluidhinder spoorwegen behorende zonekaart gewijzigd.

Tegelijkertijd met het ontwerp van de gewijzigde zonekaart is een ontwerp van het onderhavige besluit voor commentaar voorgelegd aan de betrokken gemeenten, provincies en spoorwegexploitanten en aan de betrokken directies van Rijkswaterstaat. Hierop zijn diverse schriftelijke reacties ontvangen. De meeste reacties hebben uitsluitend betrekking op de gewijzigde zonekaart, vooral de in bepaalde gevallen gekozen zonebreedte. In nader onderling overleg zal worden bezien in hoeverre gevolg kan worden gegeven aan de gemaakte opmerkingen. Daarnaast heeft NS Railinfrabeheer in haar reactie twee opmerkingen gemaakt die wel van direct belang zijn voor dit wijzigingsbesluit. Beide opmerkingen zijn overgenomen:

– in artikel 28, eerste lid (nieuw), zijn de trajectnummers 611, 612 en 693 tot en met 696 toegevoegd;

– in artikel 28, tweede lid (nieuw), is artikel 13 toegevoegd als artikel waarvoor de verlaging van de voorkeurswaarde geldt (eerste gedachtenstreepje).

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer


XNoot
1

Stb. 1993, 396, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 maart 1995, Stb. 163.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven