Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 1996, 276 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 1996, 276 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is gebleken de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten te wijzigen alsmede een aantal andere wetten op die wet af te stemmen dan wel nader op die wet af te stemmen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De >Wegenverkeerswet 19941 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d komt te luiden:
d. aanhangwagen: voertuig dat kennelijk is bestemd om te worden voortbewogen door een motorrijtuig. In het bepaalde krachtens deze wet kan onder aanhangwagen tevens worden verstaan een voertuig dat door een ander voertuig wordt voortbewogen of kennelijk is bestemd om door een ander voertuig te worden voortbewogen;
2. Onderdeel e komt te luiden:
e. bromfietsen: motorrijtuigen op twee of drie wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 45 km per uur en uitgerust met een verbrandingsmotor met een cylinderinhoud van ten hoogste 50 cm3 of met een elektromotor, met uitzondering van invalidenvoertuigen. Als bromfiets worden mede aangemerkt:
1. voertuigen die zijn voorzien van een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde aanduiding;
2. vierwielige motorrijtuigen:
a. met een ledige massa van minder dan 350 kg, de massa van de batterijen in elektrische voertuigen niet inbegrepen,
b. met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 45 km per uur, en
c. uitgerust met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking met een cylinderinhoud van ten hoogste 50 cm3 of uitgerust met een ander type motor met een netto maximum vermogen van ten hoogste 4 kW;
3. In de onderdelen g, h en j vervalt het woord «een».
4. In de onderdelen i en l vervalt het woord «het».
5. Onderdeel k komt te luiden:
k. rijbewijs: rijbewijs, bedoeld in artikel 107;
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt de zinsnede «als bestuurder te besturen of te doen besturen» vervangen door de zinsnede «te besturen of als bestuurder te doen besturen».
2. In het zesde lid wordt «het daartoe bevoegde gezag in het buitenland» vervangen door: «het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland».
3. Het achtste lid komt te luiden:
8. Voor de toepassing van het tweede, vijfde, en zevende lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland.
Artikel 14 komt te luiden:
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld omtrent het toepassen van verkeerstekens en onderborden alsmede omtrent het treffen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld betreffende het toepassen van verkeerstekens en onderborden. Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld betreffende inrichting, plaatsing, kleur, afmeting en materiaal van verkeerstekens en onderborden.
Artikel 15, eerste lid, komt te luiden:
1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
In artikel 16 wordt de zinsnede «verkeerstekens, onderborden en aanduidingen» telkens vervangen door de zinsnede «verkeerstekens en onderborden».
Artikel 17 komt te luiden:
In de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen kan bij de plaatsing en verwijdering van verkeerstekens en het treffen van maatregelen op of aan de weg, worden afgeweken van de artikelen 15 en 16. Indien het als gevolg van dringende omstandigheden niet mogelijk is de verkeerstekens in de voorgeschreven uitvoering te plaatsen, kan de door het teken aangeduide informatie op andere duidelijke wijze kenbaar worden gemaakt.
Artikel 22, derde lid, komt te luiden:
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld betreffende de organisatie van de aanvrager, het proces volgens hetwelk de aanvrager zijn werkzaamheden verricht, het door de aanvrager voor de keuring ter beschikking stellen van voertuigen, voertuigonderdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers, het door de aanvrager overleggen van bescheiden en verstrekken van inlichtingen ter zake van de keuring alsmede betreffende de wijze waarop de keuring wordt verricht.
Artikel 28 komt te luiden:
1. Indien het een voertuig betreft dat is bestemd om te worden gebruikt voor het vervoer van personen per bus waarop de Wet personenvervoer betrekking heeft, wordt de in artikel 22, eerste lid, of 26, eerste lid, bedoelde goedkeuring eerst verleend indien het voertuig bij de keuring tevens heeft voldaan aan de eisen die ingevolge artikel 69, aanhef en onderdeel a, van die wet voor wat betreft inrichting en uitrusting aan dat voertuig worden gesteld.
2. De keuring kan worden beperkt tot de in het eerste lid bedoelde eisen ingevolge de Wet personenvervoer, indien het voertuig reeds eerder overeenkomstig paragraaf 2 of paragraaf 3 is goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg.
3. Op het voor het voertuig af te geven kentekenbewijs wordt melding gemaakt van goedkeuring als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 36, achtste lid, komt te luiden:
8. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het eerste en het tweede lid.
Artikel 37, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd;
1. De komma aan het eind van punt 3 wordt vervangen door het woord «en».
2. Punt 4 komt te luiden:
4. motorrijtuigen met beperkte snelheid;
3. Punt 5 vervalt.
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 108, onderdeel d,» vervangen door «artikel 108, eerste lid, onderdeel h».
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «een uittreksel uit het bevolkingsregister» vervangen door «een de aanvrager betreffend gewaarmerkt afschrift van de benodigde gegevens uit de basisadministratie persoonsgegevens.»
3. Het zesde lid komt te luiden:
6. De in het vijfde lid bedoelde regels kunnen mede dienstbaar zijn aan de heffing van de belasting van personenauto's en motorrijwielen en van de motorrijtuigenbelasting alsmede aan de afdracht van de krachtens een algemeen verbindend verklaarde overeenkomst op grond van de Wet milieubeheer verschuldigde verwijderingsbijdrage voor autowrakken.
In de artikelen 53, onderdeel a, 58, tweede lid, onderdeel d, 60, eerste lid, onderdeel c, en 60, zesde lid, onderdeel a, wordt «onderdeel b of c» telkens vervangen door «onderdeel b».
Artikel 62, vierde lid, komt te luiden:
4. Onze Minister kan aan een erkenning voorschriften verbinden. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.
In artikel 67, tweede lid, wordt «artikel 68, eerste lid, onderdelen a en c» vervangen door «artikel 68, eerste lid, onderdelen a en d».
Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De schorsing eindigt:
a. door opheffing als bedoeld in artikel 69,
b. door verloop van een jaar nadat de schorsing is verleend,
c. door het verval van de tenaamstelling in het kentekenregister, of
d. zodra met het voertuig gebruik van de weg wordt gemaakt.
2. In het tweede lid wordt «eerste lid, aanhef en onderdeel c» vervangen door «eerste lid, aanhef en onderdeel d».
In artikel 70, eerste lid, wordt «artikel 68, eerste lid, aanhef en onderdeel b of c» vervangen door «artikel 68, eerste lid, aanhef en onderdeel b of d».
Artikel 75, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:
a. Tussen «het vervoer van personen» en «waarop de Wet personenvervoer betrekking heeft» wordt ingevoegd «per bus».
b. Aan het slot wordt «, dan wel» vervangen door een punt.
2. Onderdeel c vervalt.
In artikel 83, eerste lid, vervalt «alsmede van de voertuigen, bedoeld in artikel 75, eerste lid, onderdeel c».
Aan artikel 84, eerste lid, wordt toegevoegd:
Ten aanzien van de voor de keuringen benodigde apparatuur kan bij die ministeriële regeling de eis worden gesteld dat die apparatuur is goedgekeurd door een door Onze Minister aan te wijzen keuringsinstelling en met de in die regeling vast te stellen periodiciteit is onderzocht door deze keuringsinstelling dan wel door een door deze keuringsinstelling erkende onderzoeksgerechtigde en kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot de erkenning van onderzoeksgerechtigden en het ter zake van de erkenning verschuldigde tarief.
Artikel 101, eerste lid, komt te luiden:
1. De erkenning wordt door Onze Minister op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde tarief verleend aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen. Deze eisen betreffen onder meer de organisatie van de aanvrager, het proces volgens hetwelk de aanvrager zijn werkzaamheden verricht, alsmede de voor de werkzaamheden benodigde apparatuur. Ten aanzien van de voor de werkzaamheden benodigde apparatuur kan bij die ministeriële regeling de eis worden gesteld dat die apparatuur is goedgekeurd door een door Onze Minister aan te wijzen keuringsinstelling en met de in die regeling vast te stellen periodiciteit is onderzocht door deze keuringsinstelling dan wel door een door deze keuringsinstelling erkende onderzoeksgerechtigde en kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot de erkenning van onderzoeksgerechtigden en het ter zake van de erkenning verschuldigde tarief.
Artikel 107, derde lid, komt te luiden:
3. Indien de aanvrager als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente, wordt het in de basisadministratie opgenomen sociaal-fiscaal nummer, bedoeld in artikel 47b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, op de bij ministeriële regeling vastgestelde wijze op het rijbewijs vermeld. Indien de aanvrager niet als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente dan wel indien in de basisadministratie persoonsgegevens geen sociaal-fiscaal nummer van de aanvrager is opgenomen, wordt op het rijbewijs een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding vermeld.
Artikel 108 komt te luiden:
1. Artikel 107 is niet van toepassing op bestuurders van:
a. bromfietsen, invalidenvoertuigen die zijn uitgerust met een motor, landbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid;
b. motorrijtuigen, gedurende de tijd dat aan die bestuurders rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven, voor zover het motorrijtuig daarbij niet onder toezicht wordt bestuurd en overigens is voldaan aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden;
c. motorrijtuigen, gedurende de tijd dat door die bestuurders een rijproef wordt afgelegd in het kader van een onderzoek, door of vanwege de overheid ingesteld, naar hun rijvaardigheid of geschiktheid, voor zover het motorrijtuig daarbij niet onder toezicht wordt bestuurd en overigens is voldaan aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden;
d. motorrijtuigen, indien aan die bestuurders in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend of indien zij behoren tot het gezin van een persoon aan wie in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend, en aan hen door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland een rijbewijs is afgegeven dat geldig is voor het besturen van een motorrijtuig als waarmee wordt gereden;
e. motorrijtuigen, indien die bestuurders lid zijn van een krijgsmacht of behoren tot de civiele dienst van een krijgsmacht die in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, in Nederland is gelegerd, dan wel behoren tot het gezin van een lid van een krijgsmacht als hiervoor bedoeld of tot het gezin van een tot de civiele dienst van zodanige krijgsmacht behorende persoon, en aan hen door het daartoe bevoegde gezag in de Staat van herkomst of één van zijn samenstellende delen een rijbewijs is afgegeven dat geldig is voor het besturen van een motorrijtuig als waarmee wordt gereden;
f. motorrijtuigen, indien die bestuurders buiten Nederland woonachtig zijn en zij zich bevinden in het internationaal verkeer, mits aan hen door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland een rijbewijs is afgegeven dat geldig is voor het besturen van een motorrijtuig als waarmee wordt gereden alsmede, in de gevallen waarin zulks is vereist op grond van internationale overeenkomsten die Nederland binden, aan hen buiten Nederland een internationaal rijbewijs is afgegeven dat geldig is voor het besturen van een motorrijtuig als waarmee wordt gereden;
g. motorrijtuigen, indien die bestuurders in Nederland woonachtig zijn en aan hen door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, een rijbewijs is afgegeven dat geldig is voor het besturen van een motorrijtuig als waarmee wordt gereden, zo lang sedert de dag waarop zij zich in Nederland hebben gevestigd, nog geen 185 dagen zijn verstreken;
h. motorrijtuigen, indien die bestuurders in Nederland woonachtig zijn en aan hen door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, een rijbewijs is afgegeven dat geldig is voor het besturen van een motorrijtuig als waarmee wordt gereden, voor de duur van de bij registratie van dat rijbewijs in het rijbewijzenregister vastgestelde termijn van geldigheid in Nederland dan wel, indien dat rijbewijs niet is geregistreerd in het rijbewijzenregister of indien de bij registratie vastgestelde termijn van geldigheid in Nederland korter is dan een jaar, zo lang sedert de dag waarop zij zich in Nederland hebben gevestigd, nog geen jaar is verstreken.
2. Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld ter uitvoering van de in het eerste lid, onderdelen b en c, bedoelde algemene maatregel van bestuur.
De artikelen 108a tot en met 109 worden vervangen door:
1. De bij de registratie, bedoeld in artikel 108, eerste lid, onderdeel h, vastgestelde termijn van geldigheid in Nederland bedraagt:
a. indien het rijbewijs is afgegeven aan een houder die op de datum van afgifte de leeftijd van 60 jaren nog niet had bereikt, 10 jaren gerekend vanaf de datum van afgifte;
b. indien het rijbewijs is afgegeven aan een houder die op de datum van afgifte de leeftijd van 60 jaren doch nog niet die van 65 jaren had bereikt, de periode tot de datum waarop de houder de leeftijd van 70 jaren bereikt;
c. indien het rijbewijs is afgegeven aan een houder die op de datum van afgifte de leeftijd van 65 jaren had bereikt, 5 jaren, gerekend vanaf de datum van afgifte.
2. De registratie geschiedt op aanvraag van de houder.
3. Degene die is belast met de registratie, verschaft zich de nodige zekerheid over de identiteit van de aanvrager. Hij is bevoegd te vorderen dat de aanvrager op een door hem te bepalen plaats en tijd persoonlijk verschijnt voor een door hem aangewezen persoon.
4. Degene die is belast met de registratie, vergewist zich ervan dat het ter registratie aangeboden rijbewijs geldig is en dat ook overigens aan de met betrekking tot de registratie van dat rijbewijs gestelde voorwaarden wordt voldaan.
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels met betrekking tot de registratie vastgesteld. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van die regels voorschriften worden vastgesteld.
Aan artikel 110 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
3. Het eerste lid geldt niet voor degene aan wie rijonderricht wordt gegeven in het kader van een opleiding voor beroepschauffeur, mits is voldaan aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden.
Artikel 110a wordt vervangen door de volgende artikelen:
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden eisen vastgesteld met betrekking tot motorrijtuigen waarmee:
a. rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven;
b. in het kader van een door of vanwege de overheid ingesteld onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid een rijproef wordt afgelegd.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels ter uitvoering van het eerste lid worden vastgesteld.
1. Het is degene die rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 geeft, verboden zodanig rijonderricht te geven indien:
a. het motorrijtuig waarmee rijonderricht wordt gegeven, niet voldoet aan de daaraan ingevolge artikel 110a gestelde eisen;
b. degene aan wie rijonderricht wordt gegeven, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
c. niet wordt voldaan aan de overigens bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van het geven van rijonderricht gestelde eisen.
2. Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, geldt niet voor zover het rijonderricht betreft dat plaatsvindt in het kader van een opleiding voor beroepschauffeur, mits is voldaan aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden.
Artikel 111 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. blijkens een overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels door of vanwege de overheid ingesteld onderzoek dan wel blijkens een eerder aan hem afgegeven rijbewijs of een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs dat voldoet aan de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde eisen, beschikt over een voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid.
2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid wordt na het eerste lid een nieuw tweede lid ingevoegd, dat luidt:
2. De aanvrager van een rijbewijs dient zich te legitimeren met een op zijn naam gesteld identiteitsdocument als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° of 2°, van de Wet op de identificatieplicht dan wel met een eerder aan hem afgegeven rijbewijs dat nog geldig is. Gelijke verplichting geldt voor degene ten aanzien van wie een onderzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt ingesteld.
Artikel 112, tweede en derde lid, wordt vervangen door:
2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen b, c en d, wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.
In artikel 113, vijfde lid, wordt «het tweede en het derde lid» vervangen door «het eerste en het derde lid».
Artikel 116 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «in het persoonsregister was ingeschreven» vervangen door «als ingezetene was ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De in het eerste lid bedoelde regels kunnen mede betrekking hebben op de bestelling, het transport en de beveiliging van rijbewijzen, de met betrekking tot de afgifte van rijbewijzen te voeren administratie en de in het kader van de afgifteprocedure te treffen beveiligingsmaatregelen. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van die regels nadere regels worden vastgesteld.
In artikel 117 wordt «in het persoonsregister was ingeschreven» vervangen door «als ingezetene was ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens».
Artikel 119 komt te luiden:
1. Behoudens artikel 131, vierde lid, geeft degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen bij wijziging in de personalia van de houder van een rijbewijs, bij wijziging van de omvang van de uit het rijbewijs voortvloeiende bevoegdheden alsmede na ongeldigverklaring van het rijbewijs op grond van artikel 124, eerste lid, onderdeel e, een nieuw rijbewijs af.
2. Ingeval van wijziging van de personalia van de houder en van wijziging van de omvang van de uit het rijbewijs voortvloeiende bevoegdheden wordt het nieuwe rijbewijs niet afgegeven dan nadat het eerder aan de houder afgegeven rijbewijs is ingeleverd bij degene die belast is met de afgifte van het nieuwe rijbewijs.
3. Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.
In artikel 123, eerste lid, onderdeel b, wordt «het daartoe bevoegde gezag in het buitenland» vervangen door «het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland».
Artikel 124 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt, met vervanging van de punt aan het eind van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, dat luidt:
e. het als gevonden voorwerp is ontvangen en teruggave aan de houder niet mogelijk is gebleken, mits de houder nog geen aanvraag voor een vervangend rijbewijs heeft ingediend.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De ongeldigverklaring geschiedt:
a. in de in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde gevallen door Onze Minister, indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een door hem afgegeven rijbewijs;
b. in de in het eerste lid, onderdelen c, d en e bedoelde gevallen door Onze Minister, indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarvan de houder in Nederland woonachtig is;
c. in de in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde gevallen door degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een rijbewijs dat niet is afgegeven door Onze Minister of door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
d. in het in het eerste lid, onderdeel e, bedoelde geval door degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een rijbewijs dat niet is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
3. In het vijfde lid wordt «Onze Minister kan nadere regels vaststellen» vervangen door «Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld».
Artikel 127, tweede lid, komt te luiden:
2. Aan de met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten buiten Nederland worden in de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen op de bij ministeriële regeling te bepalen wijze inlichtingen uit het register verstrekt.
Artikel 130 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «geestelijke of lichamelijke» vervangen door «lichamelijke of geestelijke».
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De in het tweede lid bedoelde vordering wordt gedaan indien de betrokken bestuurder de veiligheid op de weg zodanig in gevaar kan brengen dat hem met onmiddellijke ingang de bevoegdheid dient te worden ontnomen langer als bestuurder van een of meer categorieën van motorrijtuigen, waarvoor het rijbewijs is afgegeven, aan het verkeer deel te nemen. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is. Het ingevorderde rijbewijs wordt gelijktijdig met de schriftelijke mededeling, bedoeld in het eerste lid, aan Onze Minister toegezonden.
3. Het vierde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.
4. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, dat luidt:
4. In geval van toepassing van het tweede lid kan het motorrijtuig, voor zover geen andere bestuurder beschikbaar is of de bestuurder niet aanstonds voldoet aan de vordering, onder toezicht of, voor zover degene die de vordering heeft gedaan, zulks nodig oordeelt, in bewaring worden gesteld. In het laatste geval zijn de artikelen 170, tweede tot en met vijfde lid, 171, 172, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 173, eerste en vierde lid, van overeenkomstige toepassing. Teruggave van het motorrijtuig vindt slechts plaats, indien aan de vordering is voldaan.
5. Het vijfde lid (oud vierde lid) komt te luiden:
5. Voor de toepassing van het eerste, tweede en derde lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.
Artikel 131 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. wordt in de gevallen, bedoeld in artikel 130, derde lid, de geldigheid van het rijbewijs van betrokkene voor een of meer categorieën van motorrijtuigen geschorst tot de dag waarop het in artikel 134, derde lid, bedoelde besluit van kracht wordt;
2. De tweede volzin van het vijfde lid komt te luiden:
De aan deze maatregelen verbonden kosten, waarvan de hoogte wordt vastgesteld bij ministeriële regeling, komen ten laste van betrokkene.
3. Het zesde lid wordt vernummerd tot achtste lid.
4. Na het vijfde lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, die luiden:
6. Onze Minister stelt de aard van de educatieve maatregelen vast en wijst een of meer tot toepassing van die maatregelen bevoegde deskundigen aan.
7. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het eerste en het vijfde lid.
5. Het achtste lid (oud zesde lid) komt te luiden:
8. Voor de toepassing van het derde lid, onderdelen a, b en c, het vierde lid en het vijfde lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.
Artikel 132 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 131, vijfde lid,» vervangen door «artikel 131, vijfde lid, of artikel 134, vierde lid,»
2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, die luidt: Het niet voldoen van de kosten van de bij ministeriële regeling aangewezen educatieve maatregelen ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid binnen de termijn die is vastgesteld bij het besluit waarbij de verplichting tot het zich onderwerpen aan die maatregelen is opgelegd, wordt als het niet verlenen van de vereiste medewerking aangemerkt.
3. Het zesde lid komt te luiden:
6. Voor de toepassing van het tweede en het vijfde lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.
Artikel 134 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De tweede volzin komt te luiden:
De aan deze maatregelen verbonden kosten, waarvan de hoogte wordt vastgesteld bij ministeriële regeling, komen ten laste van betrokkene.
b. De derde volzin vervalt.
2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot zevende lid.
3. Na het vierde lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, die luiden:
5. Onze Minister stelt de aard van de educatieve maatregelen vast en wijst een of meer tot toepassing van die maatregelen bevoegde deskundigen aan.
6. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het tweede, het derde en het vierde lid.
4. Het zevende lid (oud vijfde lid) komt te luiden:
7. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.
In artikel 135, tweede lid, wordt «het in het eerste lid bepaalde» vervangen door «het eerste lid».
Artikel 136 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Artikel 135 is niet van toepassing op bestuurders van:
a. bromfietsen, die zich in het internationaal verkeer bevinden;
b. bromfietsen, aan wie een rijbewijs is afgegeven.
2. In het tweede lid wordt «onderdeel c» vervangen door «onderdeel b» en wordt «in het buitenland» vervangen door «buiten Nederland».
In artikel 140, eerste lid, wordt de zinsnede «De bij ministeriële regeling met de afgifte van bromfietscertificaten belaste instantie» vervangen door «De met de afgifte van bromfietscertificaten belaste instantie».
Artikel 141 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de onjuistheid» vervangen door «de onjuistheid van die gegevens».
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.
4. Het tweede lid (oud derde lid) komt te luiden:
2. De ongeldigverklaring is van kracht met ingang van de zevende dag na die waarop het besluit tot ongeldigverklaring aan de houder van het bromfietscertificaat is bekend gemaakt.
Artikel 159, onderdeel f, vervalt, onder vernummering van de puntkomma aan het slot van onderdeel e door een punt.
Artikel 160 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. het rijbewijs dan wel het hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs en, indien hem buiten Nederland een internationaal rijbewijs is afgegeven, dat bewijs;
2. In het tweede lid wordt «bij die algemene maatregel van bestuur» vervangen door «bij algemene maatregel van bestuur».
Artikel 161 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid vervalt.
2. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
3. In het derde lid (oud vierde lid) wordt «artikel 141, vierde lid» vervangen door «artikel 141, derde lid».
4. In het vierde lid (oud vijfde lid) wordt «eerste, tweede, derde en vierde lid» vervangen door «eerste, tweede en derde lid».
Artikel 163 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde en het achtste lid wordt «ambtenaren van het Korps Rijkspolitie en van de gemeentepolitie» telkens vervangen door «ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak,».
2. In het negende lid wordt «ambtenaren van het Korps Rijkspolitie en van de gemeentepolitie» vervangen door «ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak».
Artikel 164, eerste lid, wordt «het daartoe bevoegde gezag in de Nederlandse Antillen, in Aruba of in het buitenland» vervangen door «het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland».
Artikel 169 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «om, desnoods bijgestaan door de ambtenaren van de Rijks- en gemeentepolitie, en».
2. In het derde lid vervalt «,desnoods bijgestaan door de ambtenaren van de Rijks- en gemeentepolitie,»
In artikel 170, eerste lid, wordt «een bezoldigd ambtenaar van Rijks- of gemeentepolitie» vervangen door «een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak,».
In artikel 173, tweede lid, wordt «onbezoldigde ambtenaar van Rijks- of gemeentepolitie met een bezoldigd ambtenaar van Rijks- of gemeentepolitie» vervangen door «buitengewoon opsporingsambtenaar met een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak,».
In artikel 174, eerste lid, wordt «een bezoldigd ambtenaar van Rijks- of gemeentepolitie» vervangen door «een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak,».
Artikel 177, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «110a» vervangen door «110b» en wordt «141, vierde lid,» vervangen door «141, derde lid,».
2. In onderdeel b wordt «58, vierde lid,» vervangen door «57, derde lid,».
3. In onderdeel d vervallen de woorden «bij die algemene maatregel».
Artikel 179 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «in die algemene maatregel van bestuur» vervangen door «bij algemene maatregel van bestuur».
2. In het zevende lid wordt «voorwaarden» vervangen door «voorwaarde».
Artikel 180 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij de toepassing van artikel 179 gaat de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen in en verliest elk aan de veroordeelde afgegeven rijbewijs zijn geldigheid voor de duur van de ontzegging, zodra de rechterlijke uitspraak voor wat genoemde bijkomende straf betreft, voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden. De uitspraak is, voor wat die bijkomende straf betreft, niet voor tenuitvoerlegging vatbaar zolang de termijn of de termijnen waarvoor hem bij een of meer andere rechterlijke uitspraken die bevoegdheid is ontzegd, nog niet zijn verstreken.
2. De tweede volzin van het vierde lid vervalt.
In artikel 181, derde lid, wordt «het in het tweede lid, onderdelen b en c, bepaalde» vervangen door «het tweede lid, onderdelen b en c».
De Invoeringswet Wegenverkeerswet 19942 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 25 wordt «krachtens de Wegenverkeerswet 1994» vervangen door «bij en krachtens de Wegenverkeerswet 1994».
Na artikel 38 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 48 komt te luiden:
Na artikel 60 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Na artikel 60a wordt een paragraaf ingevoegd, die luidt:
Bij algemene maatregel van bestuur kan ten aanzien van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor afgifte van een bromfietscertificaat in aanmerking te komen, onderscheid worden gemaakt tussen degenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 135 van de Wegenverkeerswet 1994 de leeftijd van 16 jaren reeds hebben bereikt, en degenen die op dat tijdstip die leeftijd nog niet hebben bereikt.
Artikel 61 komt te luiden:
Vrijstellingen en ontheffingen van bepalingen, vastgesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet, worden aangemerkt als vrijstellingen en ontheffingen van de overeenkomstige bepalingen, vastgesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, en behouden hun geldigheid zo lang zij niet zijn vervangen door een vrijstelling of ontheffing, verleend op grond van het bepaalde bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994.
Het bij koninklijke boodschap van 17 december 1992 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994,3 houdende regeling van de verzelfstandiging van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 4b, eerste lid, onderdeel n, komt te luiden:
n. het met inachtneming van het bepaalde in artikel 4q vaststellen van de tarieven, bedoeld in de artikelen 22, eerste lid, 23, tweede lid, 26, eerste lid, 37, vierde lid, 44, eerste lid, 48, eerste lid, 55, eerste lid, 63, eerste lid, 64, tweede lid, 67, eerste lid, 70, tweede lid, 75, eerste lid, 80, eerste lid, 84, eerste lid, 86, vierde lid, 90, vierde lid, 91, vierde lid, 99, eerste lid, 101, eerste lid, 102, tweede lid, 106, eerste lid, 111, vierde lid, 128, eerste lid, en 144, eerste lid, alsmede het vaststellen van de wijze van betaling van deze tarieven.
2. Artikel 4c komt te luiden:
Onze Minister kan de Dienst Wegverkeer aanwijzingen van algemene aard geven omtrent de uitoefening van de aan de Dienst opgedragen taken. Aanwijzingen omtrent de uitoefening van de bij of krachtens andere wetten dan deze wet opgedragen taken worden door Onze Minister gegeven in overeenstemming met de voor die wetten eerst verantwoordelijke ministers.
3. Artikel 4l wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. vaststelling van de tarieven, bedoeld in artikel 4b, eerste lid, onderdeel n, de tarieven die voortvloeien uit artikel 4b, tweede lid, onderdeel a, alsmede van de wijze van betaling van deze tarieven;
b. In het tweede lid wordt de punt aan het eind van onderdeel j vervangen door een puntkomma. Aan het tweede lid worden twee onderdelen toegevoegd, die luiden:
k. het oprichten of mede-oprichten van dan wel het deelnemen in rechtspersonen of vennootschappen;
l. het sluiten van overeenkomsten van zwaarwegend belang.
c. In het derde lid wordt de eerste volzin vervangen door «Het aangaan of garanderen van geldleningen die een door Onze Minister vast te stellen bedrag te boven gaan, de in het tweede lid, onderdelen b, d, i, j, k en l genoemde besluiten, het in artikel 4n bedoelde reglement, alsmede het in artikel 4o bedoelde reglement voor zover het betreft de bezoldiging van de directie van de Dienst Wegverkeer, behoeven bovendien de goedkeuring van Onze Minister.» en wordt in de tweede volzin «overheid» vervangen door «ministeries».
d. In het vijfde lid wordt de volzin «De raad van toezicht zendt het reglement alsmede elke wijziging daarvan zo spoedig mogelijk aan Onze Minister.» vervangen door «Het reglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister.».
5. Artikel 4q komt te luiden:
1. De hoogte van de tarieven, bedoeld in artikel 4b, eerste lid, onderdeel n, dient te worden gerelateerd aan de met de uitoefening van de taak gemoeide kosten.
2. Het tarief, bedoeld in artikel 48, eerste lid, voor de aanvraag van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen deel van een kentekenbewijs omvat mede een bij ministeriële regeling vastgesteld bedrag dat strekt ter dekking van de kosten van:
a. het registreren van keuringsbewijzen,
b. het ongeldig verklaren van kentekenbewijzen,
c. het verstrekken van gegevens uit het kentekenregister aan de in artikel 43, eerste en tweede lid, bedoelde autoriteiten,
d. het behandelen van klachten en ingevolge de Algemene wet bestuursrecht ingediende bezwaarschriften en beroepschriften, gericht op het handelen van de Dienst Wegverkeer,
e. het opsporen van bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten voor zover de ambtenaren van de Dienst Wegverkeer daarmee ingevolge artikel 159 zijn belast,
f. het beheer en de instandhouding van het in artikel 13, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bedoelde register, en
g. het verstrekken van gegevens uit het in onderdeel f bedoelde register aan degenen die ingevolge de in artikel 38, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bedoelde algemene maatregel van bestuur niet tot betaling van het ter zake vastgestelde tarief zijn gehouden.
6. Artikel 4r komt te luiden:
7. Artikel 4s wordt als volgt gewijzigd:
a. In het derde lid wordt «vijf» vervangen door «vier» en wordt «een jaaroverzicht» vervangen door «de jaarstukken».
b. In het vierde lid wordt «Het jaaroverzicht omvat» vervangen door «De jaarstukken omvatten».
c. In het vijfde lid wordt «het jaaroverzicht» vervangen door «binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarstukken». Aan het vijfde lid wordt toegevoegd: De directie stelt te zelfder tijd de in het vierde lid, onderdelen a, b en c, bedoelde stukken algemeen verkrijgbaar en maakt hiervan melding in de Staatscourant.
8. Aan artikel 4t wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
3. Onze Minister kan regels stellen over de inrichting van de begroting, het financiële meerjarenbeleidsplan en de jaarstukken, en kan aandachtspunten vaststellen voor de accountantscontrole.
9. In de artikelen 4v, eerste lid, en 4w, eerste lid, wordt «drie maanden» vervangen door «zes weken».
10. Het tweede en derde lid van artikel 4x vervallen. Er wordt een nieuw tweede lid toegevoegd, dat luidt:
2. Indien de Dienst Wegverkeer een bij of krachtens een andere wet dan deze wet opgedragen taak naar het oordeel van Onze Minister en de voor die wet eerst verantwoordelijke minister niet langer naar behoren verricht, kunnen zij gezamenlijk bepalen dat de bevoegdheden die met die taak verband houden niet langer aan de Dienst Wegverkeer toekomen. De betrokken bevoegdheden gaan in dat geval over op Onze Minister.
1. In artikel I, onderdelen C, eerste lid, F, Z en MM wordt de zinsnede «tegen betaling van het daarvoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief» telkens vervangen door de zinsnede «tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief».
2. In artikel I, onderdeel C, eerste lid, wordt «of een andere door Onze Minister aangewezen instantie» geschrapt.
3. In artikel I, onderdeel J, wordt het tweede lid vernummerd tot derde lid, en wordt een nieuw tweede lid toegevoegd, dat luidt:
2. In het tweede lid wordt «bij ministeriële regeling» vervangen door «door de Dienst Wegverkeer».
Artikel I, onderdeel K, komt te luiden:
K. In artikel 44, eerste lid, wordt «tegen betaling van het bij ministeriële regeling voor de behandeling van de aanvraag vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst voor de behandeling van de aanvraag vastgestelde tarief».
Artikel I, onderdeel M, eerste lid, komt te luiden:
1. In het eerste lid, wordt «tegen betaling van het daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief».
Artikel I, onderdeel P, komt te luiden:
P. In artikel 53, aanhef, wordt «Onze Minister» vervangen door «De Dienst Wegverkeer».
Artikel I, onderdeel Q, eerste lid, komt te luiden:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door «de Dienst Wegverkeer» en wordt «tegen betaling van het daarvoor door hem vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door deze dienst vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief».
In artikel I, onderdeel T, vervalt punt 1, onder vernummering van de punten 2 tot en met 4 tot 1 tot en met 3.
Artikel I, onderdeel U, komt te luiden:
U. Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door «De Dienst Wegverkeer».
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.
In artikel I, onderdelen V en EE, eerste lid, wordt «tegen betaling van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door deze dienst vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief».
Artikel I, onderdeel X, wordt als volgt gewijzigd:
1. Punt 3 komt te luiden:
3. Het derde lid vervalt.
2. Punt 4 wordt vervangen door:
4. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.
5. In het derde lid (oud vierde lid) wordt «Onze Minister» vervangen door «De Dienst Wegverkeer».
Artikel I, onderdeel Y, komt te luiden:
Y. Na artikel 65 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 65a
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot het intrekken, wijzigen en schorsen van de erkenning.
Artikel I, onderdeel BB, komt te luiden:
BB. In artikel 70, tweede lid, wordt «tegen betaling van het daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief».
Artikel I, onderdeel CC, komt te luiden:
CC. In artikel 75, eerste lid, wordt na «betaling» toegevoegd «op de door deze vastgestelde wijze».
Artikel I, onderdeel FF, komt te luiden:
FF. Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Dienst Wegverkeer kan aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is keuringsbewijzen af te geven voor motorrijtuigen en aanhangwagens, waarvoor artikel 72 geldt, met uitzondering van bussen als bedoeld in de Wet personenvervoer.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.
In artikel I, onderdeel GG, wordt «tegen betaling van het daarvoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief», en wordt toegevoegd: Ten aanzien van de voor de keuringen benodigde apparatuur kan bij die ministeriële regeling de eis worden gesteld dat die apparatuur is goedgekeurd door een door Onze Minister aan te wijzen keuringsinstelling en met de in die regeling vast te stellen periodiciteit is onderzocht door deze keuringsinstelling dan wel door een door deze keuringsinstelling erkende onderzoeksgerechtigde en kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot de erkenning van onderzoeksgerechtigden en het ter zake van de erkenning verschuldigde tarief.
Artikel I, onderdeel II, wordt als volgt gewijzigd:
1. Punt 3 komt te luiden:
3. Het derde lid vervalt.
2. Punt 4 wordt vervangen door:
4. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.
5. In het derde lid (oud vierde lid) wordt «Onze Minister» vervangen door «De Dienst Wegverkeer».
Artikel I, onderdeel JJ punt 2, komt te luiden:
2. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot het toezicht en het verscherpen daarvan, alsmede met betrekking tot het intrekken, wijzigen en schorsen van de erkenning.
Artikel I, onderdeel NN, komt te luiden:
NN. Artikel 100 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de zinsnede «door Onze Minister» en de zinsnede «vanwege Onze Minister» telkens vervangen door de zinsnede «door de Dienst Wegverkeer».
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.
In artikel I, onderdeel OO, wordt «tegen betaling van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door deze dienst vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief», en wordt, met vervanging van de punt aan het eind van dat onderdeel door een komma, toegevoegd: alsmede de voor de werkzaamheden benodigde apparatuur. Ten aanzien van de voor de werkzaamheden benodigde apparatuur kan bij die ministeriële regeling de eis worden gesteld dat die apparatuur is goedgekeurd door een door Onze Minister aan te wijzen keuringsinstelling en met de in die regeling vast te stellen periodiciteit is onderzocht door deze keuringsinstelling dan wel door een door deze keuringsinstelling erkende onderzoeksgerechtigde en kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot de erkenning van onderzoeksgerechtigden en het ter zake van de erkenning verschuldigde tarief.
Artikel I, onderdeel QQ, wordt als volgt gewijzigd:
1. Punt 3 komt te luiden:
3. Het derde lid vervalt.
2. Punt 4 wordt vervangen door:
4. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.
5. In het derde lid (oud vierde lid) wordt «Onze Minister» vervangen door «De Dienst Wegverkeer».
Artikel I, onderdeel RR, komt te luiden:
RR. Na artikel 103 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 103a
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot het intrekken, wijzigen en schorsen van de erkenning.
Artikel I, onderdeel TT, komt te luiden:
TT. Het eerste lid van artikel 106 komt te luiden:
1. De goedkeuring wordt op aanvraag en tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief door deze dienst verleend indien het voertuig bij een door de dienst verrichte keuring heeft beantwoord aan de bij of krachtens deze wet vastgestelde eisen, met uitzondering van de ingevolge hoofdstuk III met betrekking tot de toelating tot het verkeer op de weg vastgestelde eisen. Indien het een voertuig betreft als bedoeld in artikel 75, eerste lid, onderdeel b, dient het voertuig bij de keuring tevens te hebben beantwoord aan de in dat artikel bedoelde eisen.
Artikel I, onderdeel XX, komt te luiden:
XX. In artikel 111, vijfde lid, wordt de laatste volzin vervangen door «In de overige gevallen worden het tarief en de wijze van betaling daarvan vastgesteld door de Dienst Wegverkeer.»
Artikel I, onderdeel ZZ, komt te luiden:
ZZ. Artikel 121, eerste lid, komt te luiden:
1. De gemeenten zijn ter zake van de afgifte van rijbewijzen door de burgemeester en de afgifte van rijbewijzen door de Dienst Wegverkeer, waarvoor de aanvraag bij de burgemeester is ingediend, een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding aan de Dienst Wegverkeer verschuldigd ter zake van de kosten die verband houden met het beheer en de instandhouding van het rijbewijzenregister, het verstrekken van gegevens uit dat register aan de in artikel 127, eerste en tweede lid, bedoelde autoriteiten, het ongeldig verklaren van rijbewijzen alsmede ter zake van de kosten die verband houden met de afgifte van rijbewijzen door de Dienst Wegverkeer, waarvoor de aanvraag bij de burgemeester is ingediend.
Artikel I, onderdeel AAA, komt te luiden:
AAA. Artikel 124, tweede lid, komt te luiden:
2. De ongeldigverklaring geschiedt:
a. in de in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde gevallen door de Dienst Wegverkeer, indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een door deze dienst of een door Onze Minister afgegeven rijbewijs;
b. in de in het eerste lid, onderdelen c, d en e bedoelde gevallen door de Dienst Wegverkeer, indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarvan de houder in Nederland woonachtig is;
c. in de in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde gevallen door degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een rijbewijs dat niet is afgegeven door de Dienst Wegverkeer of door Onze Minister, dan wel door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
d. in het in het eerste lid, onderdeel e, bedoelde geval door degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een rijbewijs dat niet is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
In artikel I, onderdeel CCC, wordt artikel 127 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «door de Dienst Wegverkeer» vervangen door «op de door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Aan de met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten buiten Nederland worden in de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen op de door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze inlichtingen uit het register verstrekt.
Artikel I, onderdeel DDD, komt te luiden:
DDD. In artikel 128, eerste lid, wordt «tegen betaling van het bij ministeriële regeling voor de behandeling van de aanvraag vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst voor de behandeling van de aanvraag vastgestelde tarief».
Artikel I, onderdeel FFF, komt te luiden:
FFF. In artikel 140 wordt «aan het Rijk» vervangen door «aan de Dienst Wegverkeer» en wordt, door vervanging van de punt door een komma, toegevoegd «alsmede ter zake van de kosten die verband houden met het verstrekken van gegevens uit dat register aan de in artikel 143, eerste lid, bedoelde autoriteiten.».
In artikel I, onderdeel HHH, wordt in het eerste lid van artikel 143 de zinsnede «door de Dienst Wegverkeer» vervangen door de zinsnede «op de door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze».
Artikel I, onderdeel III, komt te luiden:
III. In artikel 144, eerste lid, wordt «tegen betaling van het bij ministeriële regeling voor de behandeling van de aanvraag vastgestelde tarief» vervangen door «tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst voor de behandeling van de aanvraag vastgestelde tarief».
Aan artikel III wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
5. Archiefbescheiden van de Rijksdienst voor het Wegverkeer gaan met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet over naar de Dienst Wegverkeer, met uitzondering van de archiefbescheiden die zijn vermeld op een door Onze Minister en de Rijksdienst voor het Wegverkeer tezamen vastgestelde lijst.
Artikel V komt te luiden:
1. In afwijking van de artikelen 4b, eerste lid, aanhef en onderdeel n, en 4l, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 stelt Onze Minister de tarieven vast die zullen gelden met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
2. Onverminderd artikel 4q, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 omvat het in artikel 48, eerste lid, van die wet bedoelde tarief voor de aanvraag van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen deel van een kentekenbewijs, tot 5 jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, mede een bij ministeriële regeling vastgesteld bedrag dat strekt ter dekking van kosten van overige aan de Dienst Wegverkeer opgedragen taken, voor zover de tarieven voor deze overige taken niet alle met de uitoefening van de taak gemoeide kosten dekken. De voor deze taken vastgestelde tarieven worden in de genoemde periode geleidelijk verhoogd tot kostendekkend niveau.
3. In wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij de Rijksdienst voor het Wegverkeer is betrokken, treedt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet de Dienst Wegverkeer in de plaats van de Staat dan wel Onze Minister.
4. In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 12 van de Wet Nationale ombudsman aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de Nationale ombudsman op grond van artikel 15 van die wet een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden toegerekend aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer, treedt de Dienst Wegverkeer op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de Wet Nationale ombudsman in de plaats van Onze Minister.
Artikel VI komt te luiden:
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van artikel 4a, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de Dienst Wegverkeer, waarbij in ieder geval aan de orde komen de rechtsvorm van de dienst, het arbeidsvoorwaardenregime en het proces van afstoten van taken naar de marktsector. De Dienst Wegverkeer is gehouden aan deze evaluatie medewerking te verlenen.
Artikel VII wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel A komt het vierde lid van artikel 10a te luiden:
4. De Dienst Wegverkeer is belast met het goedkeuren van de in het tweede lid bedoelde apparaten en van registratiebladen.
2. In onderdeel B komt het tweede lid van artikel 12 te luiden:
2. Het aan het in artikel 10a bedoelde erkennen, toezicht, en goedkeuren verbonden tarief alsmede de wijze van betaling worden vastgesteld door de Dienst Wegverkeer. Het tarief kan voor verschillende vormen van toezicht en verschillende soorten van erkenningen verschillend worden gesteld. Artikel 4q, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel VIII wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel A vervalt punt 4.
2. Onderdeel C komt te luiden:
C. Artikel 38, tweede lid, komt te luiden:
2. Inlichtingen omtrent de nakoming van de verplichting tot verzekering worden op aanvraag en tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief door deze dienst verstrekt. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld wie tot betaling van het tarief is gehouden. Artikel 4q, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel IX komt te luiden:
Artikel 1 van de wet van 17 maart 1979, houdende regeling van de vergoeding van kosten van registratie van motorboten (Stb. 175) komt te luiden:
De Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, geeft aan degene, op wiens aanvraag een motorboot wordt geregistreerd, terzake van de registratie een registratiebewijs onder opgave van een registratieteken af tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst vastgestelde tarief. Artikel 4q, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel X wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A, punt 2, komt te luiden:
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
3. Als bevoegde keuringsinstelling voor vrachtauto's wordt aangemerkt de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994.
2. In onderdeel B, wordt na «artikel 4q» toegevoegd «, eerste lid,».
Onder vernummering van artikel XI tot artikel XV worden na artikel X vier artikelen ingevoegd, die luiden:
In artikel 49, tweede lid, onderdeel b, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen wordt na «vergoedingen» toegevoegd «alsmede de wijze van betaling van deze vergoedingen».
In artikel 17 van de Wet inzake de luchtverontreiniging wordt in de eerste volzin na «verrichten» ingevoegd «, tenzij deze instanties bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen».
De Arbeidstijdenwet wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 9:1, derde lid, komt te luiden:
3. De Dienst Wegverkeer is belast met het goedkeuren van registratiebladen en van de in het eerste lid bedoelde apparaten.
2. Artikel 12:38, derde lid, komt te luiden:
3. Het aan het goedkeuren, aan het toezicht en aan de erkenning, bedoeld in artikel 9:1, verbonden tarief alsmede de wijze van betaling daarvan worden vastgesteld door de Dienst Wegverkeer en kunnen voor verschillende vormen van toezicht en verschillende soorten van erkenningen verschillend worden gesteld. Artikel 4q, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is van overeenkomstige toepassing.
Na artikel 26b van de Vleeskeuringswet wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Voor de behandeling van een verzoek om een ingevolge deze wet door de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, te verrichten keuring van een vervoermiddel is een vergoeding verschuldigd. De Dienst Wegverkeer stelt de hoogte van de vergoeding alsmede de wijze van betaling vast. Artikel 4q, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is van overeenkomstige toepassing.
In artikel 25 van de Wet op het notarisambt4 wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder 3°, van de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554) vervangen door «een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».
Het Wetboek van Strafrecht5 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 77r wordt «artikel 39 van de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554)» vervangen door «de artikelen 179 en 180 van de Wegenverkeerswet 1994».
B. In artikel 435f wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 3°, van de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554)» vervangen door «een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».
In artikel 1210, onderdeel e, van het Burgerlijk Wetboek6 wordt «een kenteken als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 1°, van de Wegenverkeerswet» vervangen door «een kenteken als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994».
In artikel 47b, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen7 wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 3°, van de Wegenverkeerswet» vervangen door «een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».
In artikel 22, tweede lid, van de Wet arbeid buitenlandse werknemers8 wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 3°, van de Wegenverkeerswet» vervangen door «een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».
In artikel 3a van de Wet inzake spaarbewijzen9 wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder 3°, van de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554) vervangen door «een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».
In artikel 84a van de Wet personenvervoer10 wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 3°, van de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554)» vervangen door «een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».
In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 199311 wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 3°, van de Wegenverkeerswet» vervangen door «een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».
In artikel 77 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens12 wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder 3°, van de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554)» vervangen door «een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».
De Gemeentewet13 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 154, tweede lid, wordt «artikel 40 van de Wegenverkeerswet» vervangen door «de artikelen 181 en 182 van de Wegenverkeerswet 1994 »
B. In artikel 225, vijfde lid wordt «het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens» vervangen door «het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994».
C. In artikel 235, negende lid, onderdeel a, wordt «artikel 9, eerste lid, onder 1°, van de Wegenverkeerswet» vervangen door «artikel 36, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994».
In artikel 91, vierde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen14 wordt «een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet» vervangen door «een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994».
In de Wet rijonderricht motorrijtuigen 199315 wordt, onder vernummering van artikel 30a tot 30b, een nieuw artikel ingevoegd, dat luidt:
Degenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van hoofdstuk IV van deze wet werkzaam zijn als docent cursusleider in het kader van een alcohol-verkeerscursus, zoals deze wordt gegeven door consultatiebureaus voor alcohol en drugs, en die niet voldoen aan de bij en krachtens artikel 17, tweede lid, gestelde eisen, wordt afgifte van een certificaat als bedoeld in dat artikel deswege niet geweigerd.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van artikel I, onderdeel I, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 1997, en van artikel I, onderdeel K onder punt 3, dat in werking treedt met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en dat terugwerkt tot en met 1 januari 1995.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Uitgegeven de eenendertigste mei 1996
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1995/96, 24 496.
Handelingen II 1995/96, blz. 5243.
Kamerstukken I 1995/96, 24 496 (257, 257a, 257b, 257c).
Handelingen I 1995/96, zie vergadering d.d. 21 mei 1996.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1996-276.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.