Besluit van 3 mei 1996 tot wijziging van het Besluit
milieu-effectrapportage 1994
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer van 7 februari 1996, nr. MJZ96008209, Centrale Directie Juridische
Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op de artikelen 7.1, derde lid, en 7.2 van de Wet milieubeheer;
De Raad van State gehoord (advies van 10 april 1996, nr. W08.96.0059);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer van 25 april 1996, nr. MJZ 96024097, Centrale Directie
Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht mede namens Onze Minister
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
De bijlage, behorende bij het >Besluit milieu-effectrapportage
19941, wordt gewijzigd als volgt.
A
Onderdeel A, onder 1, wordt gewijzigd als volgt:
1. De begripsbepaling «rivierdijk» vervalt.
2. Na de begripsbepaling «deltadijk» wordt de volgende begripsbepaling
ingevoegd:
primaire waterkering: primaire waterkering als bedoeld in artikel 1 van
de Wet op de waterkering, niet zijnde een deltadijk;
B
Onderdeel C wordt gewijzigd als volgt:
1. Categorie 12.1, kolom 1, komt te luiden: Aanleg van een primaire waterkering.
2. Categorie 12.1, kolom 3, komt te luiden:
Goedkeuring door gedeputeerde staten van een plan als bedoeld in artikel
7, eerste lid, van de Wet op de waterkering, dan wel bij het ontbreken daarvan
goedkeuring door gedeputeerde staten van een besluit op grond van artikel
148 van de Waterschapswet.
3. Categorie 12.2, kolom 3, komt te luiden:
Goedkeuring door gedeputeerde staten van een plan als bedoeld in artikel
7, eerste lid, van de Wet op de waterkering, dan wel bij het ontbreken daarvan
goedkeuring door gedeputeerde staten van een besluit op grond van artikel
148 van de Waterschapswet.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop vier weken
zijn verstreken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt
geplaatst en werkt terug tot en met 15 januari 1996.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 3 mei 1996
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Margaretha de Boer
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen
Uitgegeven de drieëntwintigste mei 1996
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
ALGEMEEN
De wijziging van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 is het gevolg
van de inwerkingtreding van de Wet op de waterkering op 15 januari 1996. De
Wet op de waterkering stelt algemene regels ter verzekering van de beveiliging
door waterkeringen tegen overstromingen. Mede als gevolg van de ernstige wateroverlast
in januari en februari van 1995 is het oorspronkelijke voorstel voor deze
wet (kamerstukken II 1988/89, 21 195) bij nota van wijziging (kamerstukken
II 1994/95, 21 195, nr. 12) aangevuld met een aantal artikelen, dat een
nadere afstemming van procedures en besluiten ten aanzien van de dijkverbetering
regelt. Deze procedure is bedoeld voor versterkingswerken die worden uitgevoerd
om daarmee voor de eerste maal te voldoen aan de in artikel 3 van de Wet op
de waterkering gestelde veiligheidsnormen, met uitzondering van die welke
worden gerealiseerd op grond van de Deltawet grote rivieren.
De Wet op de waterkering heeft tot gevolg dat de bijlage van het Besluit
milieu-effectrapportage 1994 aanpassing behoeft. Deze wijziging is louter
technisch van aard. Overeenkomstig artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer
is het ontwerp-besluit tot wijziging toegezonden aan de Staten-Generaal en
gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 1995, nr. 244). Naar aanleiding van
deze publikatie is een reactie ontvangen, die niet heeft geleid tot een wijziging
van het ontwerp-besluit.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I onderdeel A
Het begrip rivierdijk is vervangen door het begrip primaire waterkering
niet zijnde een deltadijk, teneinde aan te sluiten bij de terminologie van
de Wet op de waterkering.
Artikel I, onderdeel B
Deze wijziging betreft de lijst van activiteiten en besluiten, ten aanzien
waarvan het maken van een milieu-effectrapport (m.e.r.) verplicht is (onderdeel
C van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994). Deze dient
in overeenstemming te worden gebracht met de Wet op de waterkering, ten gevolge
waarvan artikel 33 van de Waterstaatswet is vervallen. In plaats van naar
dat artikel, dient in kolom 3 van de categorieën 12.1 en 12.2 te worden
verwezen naar artikel 7 van de Wet op de waterkering, waar sprake is van een
besluit van gedeputeerde staten tot goedkeuring van een plan tot aanleg van
een primaire waterkering en de wijziging in richting, vorm, afmeting en constructie
van een primaire waterkering. Hiermee worden de goedkeuringsbesluiten van
de plannen voor de realisering van de hierbovenbedoelde versterkingswerken
als m.e.r.-plichtig aangemerkt. Werkzaamheden die gericht zijn op het reguliere
onderhoud van dijken vallen niet onder deze categorie.
Artikel II
Ingevolge artikel 21.6, vijfde lid, van de Wet milieubeheer treedt het
onderhavige besluit niet eerder in werking dan vier weken na publikatie. Teneinde
aan te sluiten op de inwerkingtreding van de Wet op de waterkering
is aan het besluit terugwerkende kracht tot en met 15 januari 1996 verleend.
Omdat het een louter technische wijziging van het Besluit milieu-effectrapportage
1994 betreft, is dat niet bezwaarlijk.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Margaretha de Boer
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het zonder meer instemmend luidt.