Wet van 25 april 1996, houdende wijziging van de In- en uitvoerwet (opneming van de mogelijkheid om in bepaalde gevallen voor de uitvoer van goederen een vergunningvereiste te stellen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter uitvoering van artikel 4 van verordening (EG) nr. 3381/94 van de Raad van de Europese Unie van 19 december 1994 tot instelling van een communautaire regeling voor exportcontrole op goederen voor tweeërlei gebruik (PbEG L 367) in de In- en uitvoerwet de mogelijkheid op te nemen om voor de uitvoer van bepaalde goederen, in gevallen waarin er aanwijzingen bestaan dat zij in het land van bestemming gebruikt zullen worden bij de ontwikkeling of de produktie van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, een vergunningvereiste te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De >In- en uitvoerwet1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 2a worden na het derde lid drie nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien er aanwijzingen bestaan dat bepaalde goederen, die zowel een civiele als een militaire bestemming kunnen hebben en waarvoor geen verbod op de uitvoer zonder vergunning van Onze Minister van Economische Zaken geldt, na te zijn uitgevoerd in het land van bestemming zullen of kunnen worden gebruikt om bij te dragen tot de ontwikkeling, de produktie, de behandeling en bediening, het onderhoud, de opslag, de opsporing, de identificatie of de verspreiding van chemische, biologische of nucleaire wapens of tot de ontwikkeling, de produktie, het onderhoud of de opslag van raketten die dergelijke wapens naar een doel kunnen voeren, kan Onze voornoemde minister bij beschikking bepalen dat de uitvoer van die goederen zonder vergunning is verboden.

  • 5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de wederuitvoer van niet-communautaire goederen als bedoeld in artikel 182 van het Communautair douanewetboek.

  • 6. Degene die goederen uitvoert of wederuitvoert die zowel een civiele als een militaire bestemming kunnen hebben, wetende dat die goederen geheel of ten dele zijn bestemd om te worden gebruikt voor een van de in het vierde lid vermelde doeleinden, is verplicht daarvan onverwijld mededeling te doen aan Onze Minister van Economische Zaken.

B

Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Aan het artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de in artikel 2a, vierde lid, bedoelde beschikking van de Minister van Economische Zaken beschouwd als een beslissing als bedoeld in artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de procedure ter voorbereiding van de beslissing op de aanvraag van een ingevolge die beschikking vereiste vergunning.

ARTIKEL II

In artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten2 wordt de puntkomma aan het slot van de zinsnede met betrekking tot de In- en uitvoerwet vervangen door een komma en wordt aan die zinsnede toegevoegd: en artikel 2a, vierde, vijfde en zesde lid;.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 25 april 1996

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-van Weele

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Uitgegeven de eenentwintigste mei 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1988, 228, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 november 1995, Stb. 554.

XNoot
2

Stb. 1950, K 258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 maart 1996, Stb. 199.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 24 576.

Handelingen II 1995/96, blz. 4708–4709.

Kamerstukken I 1995/96, 24 576 (241).

Handelingen I 1995/96, blz. 1519.

Naar boven