Besluit van 12 april 1996 tot wijziging van het Besluit patiëntendossier Bopz

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, van 15 november 1995, kenmerk GVC/GGZ/956443;

Gelet op de artikelen 37, vierde lid, en 56, vierde lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen;

De Raad van State gehoord (advies van 28 december 1995, No. W13.95.0628);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, van 2 april 1996, kenmerk GVM/GGZ/96193;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het >Besluit patiëntendossier Bopz1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A. In artikel 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Onderdeel e van het eerste lid komt te luiden:

e. de gegevens, bedoeld in artikel 454, eerste en tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde lid wordt vernummerd tot het tweede lid, terwijl daarin de zinsnede «De bescheiden, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden, tenzij enige wet anders bepaalt» wordt vervangen door: De bescheiden, bedoeld in het eerste lid, worden, onverminderd artikel 56, derde lid, van de wet.

B. Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

In afwijking van artikel 457 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek kan verstrekking van de in artikel 2 bedoelde bescheiden zonder toestemming van de patiënt gescheiden bij overplaatsing van de patiënt aan de vanaf het moment van overplaatsing voor de behandeling verantwoordelijke persoon, dan wel indien het bij of krachtens een andere wet bepaalde daartoe verplicht.

C. artikelen 6 en 7 vervallen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop twee maanden zijn verstreken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 12 april 1996

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de eenentwintigste mei 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager.

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

Bij de wet van 17 november 1994 (Stb. 837) tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de opneming van bepalingen omtrent de overeenkomst tot het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst (WGBO), is onder meer artikel 56, vierde lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) gewijzigd. De wijziging houdt in dat nog slechts die afwijkingen van de algemene regels voor de geneeskundige behandelingsovereenkomst mogelijk zijn, die gezien het bijzondere karakter van een behandeling in het kader van de Bopz noodzakelijk zijn. Het betreft de termijn gedurende welke de in het dossier opgenomen gegevens worden bewaard en de overdracht van het dossier aan derden.

Voorts is het tweede lid van artikel 57 van de Wet Bopz vervallen. Dit artikellid bood de grondslag voor een algemene maatregel van bestuur over de onderwerpen van artikel 56, vierde lid, van de wet Bopz, ten aanzien van de registratie van de toepassing van middelen en maatregelen ter overbrugging van tijdelijke noodsituaties.

Het onderhavige besluit bevat de in verband hiermee noodzakelijk geworden wijzigingen van het Besluit patiëntendossier Bopz.

II. Artikelsgewijs

Onderdeel A

Dit onderdeel bevat de wijzigingen in artikel 2. De gewijzigde tekst van onderdeel e van het eerste lid, verwijst thans naar artikel 454, eerste en tweede lid van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarin sprake is van dezelfde gegevens als die voorheen in dit onderdeel waren omschreven.

Het tweede lid kan vervallen, omdat artikel 454 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek thans in dit onderwerp voorziet, welk artikel overigens niet afwijkt van de regeling die in dit lid was opgenomen. De in het derde lid opgenomen wijziging is nodig omdat de aanvankelijke tekst «tenzij enige wet anders bepaalt» het misverstand zou kunnen oproepen dat de regeling van de WGBO zou prevaleren. Thans is voor alle duidelijkheid bepaald dat alleen de regeling van artikel 56, derde lid, van de Bopz boven de regeling van het tweede lid (nieuw) van artikel 2 uitgaat.

Onderdeel B

Het aanvankelijk opgenomen artikel 5 kan vervallen, omdat artikel 456 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek thans in een daarin opgenomen regeling voorziet. Thans is in artikel 5 de regeling opgenomen dat dossiers bij overplaatsing van de patiënt zonder diens toestemming kunnen worden verstrekt aan de nieuwe behandelaar.

Onderdeel C

Artikel 6 kan vervallen nu de enige bepaling die in afwijking van de WGBO nog nodig is opgenomen is als artikel 5.

Artikel 7 is vervallen omdat daarvoor in de Bopz geen grondslag meer bestaat.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Stb. 1993, 562.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven