Wet van 29 maart 1996 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994, houdende regeling van de verzelfstandiging van de Rijksdienst voor het Wegverkeer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is de Rijksdienst voor het Wegverkeer te verzelfstandigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De >Wegenverkeerswet 19941 wordt als volgt gewijzigd:

A. Aan het eerste lid van artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

o. Dienst Wegverkeer: de in artikel 4a bedoelde dienst.

B. Na hoofdstuk I wordt een hoofdstuk ingevoegd, dat luidt:

HOOFDSTUK IA. DE DIENST WEGVERKEER

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 4a

Er is een Dienst Wegverkeer, in het maatschappelijk verkeer aangeduid als RDW. De dienst bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Zoetermeer.

Paragraaf 2. Taken van de Dienst Wegverkeer

Artikel 4b
  • 1. De Dienst Wegverkeer is belast met de volgende taken:

    a. het in het kader van de toelating tot het verkeer op de weg verlenen van typegoedkeuringen voor voertuigen, voertuigonderdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers, en van individuele goedkeuringen voor voertuigen, alsmede het intrekken van typegoedkeuringen,

    b. het houden van toezicht op het overeenstemmen van voertuigen, voertuigonderdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers met het type waarvoor de goedkeuring is verleend,

    c. het opgeven van kentekens voor motorrijtuigen en aanhangwagens en het ter zake van die opgaven afgeven van kentekenbewijzen, het schorsen van de geldigheid van kentekenbewijzen, het ongeldigverklaren van kentekenbewijzen, alsmede het houden van toezicht als bedoeld in artikel 37, vierde lid,

    d. het afgeven van keuringsbewijzen voor motorrijtuigen en aanhangwagens,

    e. het behandelen van bezwaren tegen het weigeren om keuringsbewijzen af te geven dan wel tegen het afgeven van keuringsbewijzen,

    f. het in het kader van de toelating tot het verkeer op de weg verlenen van goedkeuringen voor motorrijtuigen en aanhangwagens waarvan de constructie is gewijzigd dan wel waarvan het kentekenbewijs is ingevorderd,

    g. het afgeven van rijbewijzen in de gevallen, bedoeld in artikel 116, eerste lid, alsmede het ongeldigverklaren van rijbewijzen in de in deze wet bepaalde gevallen,

    h. het registreren van gegevens met betrekking tot opgegeven kentekens, afgegeven kentekenbewijzen, afgegeven keuringsbewijzen, afgegeven rijbewijzen en afgegeven bromfietscertificaten, alsmede met betrekking tot rechterlijke uitspraken houdende ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen,

    i. het overeenkomstig de bij of krachtens deze wet vastgestelde bepalingen verstrekken van gegevens uit de in onderdeel h bedoelde registers,

    j. het verlenen van erkenningen als bedoeld in de artikelen 62, 83 en 101, alsmede het schorsen, wijzigen en intrekken daarvan,

    k. het houden van toezicht op de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de in onderdeel j bedoelde erkenningen,

    l. het verlenen van ontheffingen als bedoeld in artikel 149,

    m. het opsporen van bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten, voor zover de ambtenaren van de Dienst Wegverkeer daarmee ingevolge artikel 159 zijn belast, en

    n. het met inachtneming van het bepaalde in artikel 4q vaststellen van de tarieven, bedoeld in de artikelen 22, eerste lid, 23, tweede lid, 26, eerste lid, 37, vierde lid, 44, eerste lid, 48, eerste lid, 55, eerste lid, 63, eerste lid, 64, tweede lid, 67, eerste lid, 70, tweede lid, 75, eerste lid, 80, eerste lid, 84, eerste lid, 86, vierde lid, 90, eerste lid, 91, eerste lid, 99, eerste lid, 101, eerste lid, 102, tweede lid, 106, eerste lid, 108a, tweede lid, 111, vierde lid, 128, eerste lid, en 144, eerste lid.

  • 2. Voorts is de Dienst Wegverkeer belast met:

    a. de bij of krachtens andere wetten opgedragen taken, en

    b. andere door Onze Minister opgedragen taken.

Artikel 4c

Onze Minister kan de Dienst Wegverkeer aanwijzingen van algemene aard geven omtrent de uitoefening van de in artikel 4b, eerste lid en tweede lid, onderdeel b, bedoelde taken.

Paragraaf 3. De organen

Artikel 4d

De Dienst Wegverkeer heeft een directie en een raad van toezicht.

Artikel 4e
  • 1. De directie bestaat uit maximaal 3 leden.

  • 2. Het lidmaatschap van de directie is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van toezicht.

  • 3. De leden van de directie worden aangesteld, geschorst en ontslagen door de raad van toezicht.

  • 4. De leden van de directie worden aangesteld voor een periode van 5 jaren en kunnen terstond opnieuw worden aangesteld.

Artikel 4f
  • 1. De directie is belast met de dagelijkse leiding van de Dienst Wegverkeer.

  • 2. Alle bevoegdheden van de Dienst Wegverkeer die niet bij of krachtens de wet aan de raad van toezicht zijn opgedragen, komen toe aan de directie.

Artikel 4g
  • 1. De directie vertegenwoordigt de Dienst Wegverkeer in en buiten rechte.

  • 2. De directie kan onder haar verantwoordelijkheid de vertegenwoordiging, bedoeld in het eerste lid, opdragen aan een of meer directieleden of andere personen. Zij kan bepalen dat deze vertegenwoordiging uitsluitend betrekking heeft op bepaalde onderdelen van de taak van de Dienst Wegverkeer dan wel op bepaalde aangelegenheden.

Artikel 4h

In geval van schorsing of ontstentenis van een lid van de directie voorziet de raad van toezicht in de waarneming van diens functie.

Artikel 4i
  • 1. De directie verstrekt de raad van toezicht tijdig de voor de uitoefening van diens taak benodigde inlichtingen en andere gegevens.

  • 2. De directie legt jaarlijks, en voorts tussentijds indien hiertoe naar het oordeel van de raad van toezicht aanleiding bestaat, aan de raad van toezicht verantwoording af over het door haar gevoerde beleid.

Artikel 4j
  • 1. De raad van toezicht bestaat uit vijf leden, waaronder de voorzitter.

  • 2. Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de leden van de raad van toezicht.

  • 3. De voorzitter wordt benoemd, gehoord de raad van toezicht.

  • 4. De leden van de raad van toezicht hebben op persoonlijke titel zitting in de raad en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

Artikel 4k
  • 1. De voorzitter en de overige leden van de raad van toezicht worden benoemd voor een tijdvak van vier jaren en zijn voor een aansluitende periode éénmaal herbenoembaar.

  • 2. De leden van de raad van toezicht kan tussentijds op eigen verzoek, dan wel om zwaarwichtige redenen ontslag worden verleend.

  • 3. Zolang in een vacature van de raad van toezicht niet is voorzien, vormen de overblijvende leden de raad van toezicht, met de bevoegdheid van de volledige raad. Binnen twee maanden na het openvallen van een vacature wordt een nieuw lid benoemd. Betreft het de vacature van de voorzitter dan wijzen de overblijvende leden uit hun midden een lid aan dat tijdelijk als voorzitter fungeert.

  • 4. Degene die is benoemd ter vervanging van een tussentijds opengevallen plaats treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou moeten aftreden en is vervolgens voor een aansluitende periode éénmaal herbenoembaar.

Artikel 4l
  • 1. De raad van toezicht ziet toe op de werkzaamheden van de directie en staat die met raad terzijde.

  • 2. Goedkeuring door de raad van toezicht behoeven in ieder geval de besluiten van de directie betreffende:

    a. de reglementen, bedoeld in de artikelen 4n, 4o en 4r;

    b. vaststelling van de tarieven, bedoeld in artikel 4b, eerste lid, onderdeel n, alsmede de tarieven die voortvloeien uit artikel 4b, tweede lid, onderdeel a;

    c. investeringen die een door de raad van toezicht vast te stellen bedrag te boven gaan;

    d. de financiële begroting;

    e. het jaarverslag en de jaarrekening;

    f. het aangaan of garanderen van geldleningen die een door de raad van toezicht vast te stellen bedrag te boven gaan;

    g. wijzigingen in de rechtspositie van het personeel;

    h. de bij of krachtens deze wet aan Onze Minister uit te brengen rapportages;

    i. het financiële meerjarenbeleidsplan;

    j. uitbreiding van de keuringscapaciteit als bedoeld in artikel 78, tweede lid.

  • 3. De in het tweede lid, onderdelen i en j, genoemde besluiten, alsmede het in artikel 4o bedoelde reglement voor zover het betreft de bezoldiging van de directie van de Dienst Wegverkeer, behoeven bovendien de goedkeuring van Onze Minister. Bij de goedkeuring van het hier in artikel 4o bedoelde reglement zal Onze Minister als richtsnoer de bezoldigingsniveaus van functies van vergelijkbare zwaarte bij de overheid hanteren.

  • 4. De raad van toezicht kan geen rechtsgeldige besluiten nemen indien niet ten minste vier leden ter vergadering aanwezig zijn.

  • 5. De raad van toezicht stelt bij reglement zijn werkwijze vast. De raad van toezicht zendt het reglement alsmede elke wijziging daarvan zo spoedig mogelijk aan Onze Minister.

  • 6. De vergaderingen van de raad van toezicht zijn niet openbaar.

Artikel 4m
  • 1. De raad van toezicht heeft een eigen secretariaat; de kosten daarvan komen ten laste van de Dienst Wegverkeer.

  • 2. Onze Minister kan aan de leden van de raad van toezicht, ten laste van de Dienst Wegverkeer, een vergoeding toekennen voor hun werkzaamheden.

  • 3. De leden van de raad van toezicht hebben aanspraak op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte reis- en verblijfskosten.

Paragraaf 4. Inrichting en bedrijfsvoering

Artikel 4n

De directie stelt bij reglement de inrichting van de Dienst Wegverkeer en de wijze van bedrijfsvoering vast.

Paragraaf 5. Personeel van de organisatie

Artikel 4o
  • 1. Het personeel van de Dienst Wegverkeer, de leden van de directie daaronder begrepen, is ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet 1929 (Stb. 530), behoudens degenen met wie een arbeidsovereenkomst is gesloten naar burgerlijk recht.

  • 2. De directie stelt bij reglement de regeling van de rechtstoestand van het personeel vast.

  • 3. Onverminderd hetgeen reeds bij of krachtens de wet is geregeld, geeft het reglement, bedoeld in het tweede lid, in ieder geval voorschriften betreffende de volgende onderwerpen:

    a. aanstelling;

    b. schorsing;

    c. ontslag;

    d. het onderzoek naar de geschiktheid en de bekwaamheid;

    e. bezoldiging;

    f. wachtgeld;

    g. diensttijden;

    h. verlof en vakantie;

    i. voorzieningen in verband met ziekte;

    j. bescherming bij de arbeid;

    k. woon-, verblijfs- en bereikbaarheidsverplichtingen;

    l. medezeggenschap;

    m. overige rechten en verplichtingen van het personeel;

    n. disciplinaire maatregelen;

    o. de wijze waarop met de daarvoor in aanmerking komende vakorganisaties van overheidspersoneel overleg wordt gevoerd over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand en de bezoldiging van het personeel van de Dienst Wegverkeer;

    p. een geschillenregeling met betrekking tot de in de onderdelen l en o genoemde onderwerpen.

Paragraaf 6. Financiële bepalingen

Artikel 4p

De inkomsten van de Dienst Wegverkeer bestaan uit:

a. de opbrengst van de heffingen;

b. vergoedingen voor verrichte diensten;

c. andere baten hoe ook genoemd.

Artikel 4q
  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels inzake de tarieven vastgesteld.

  • 2. In de regels, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van volledige kostendekkendheid van tarieven dat door de Dienst Wegverkeer wordt gehanteerd. Tevens wordt in deze regels bepaald in welke gevallen de vaststelling van tarieven de goedkeuring van Onze Minister behoeft en wordt voorzien in de evaluatie van het tariefstelsel.

  • 3. Het tarief, bedoeld in de artikelen 37, vierde lid, 44, eerste lid, 48, eerste lid, 55, eerste lid, en 67, eerste lid, bestaat mede uit een vergoeding van de kosten van het instandhouden van het in artikel 42 bedoelde register.

Artikel 4r

De directie stelt bij reglement de werkwijze vast voor het financiële beheer en de administratieve organisatie van de Dienst Wegverkeer.

Artikel 4s
  • 1. De directie stelt jaarlijks een jaarverslag en een jaarrekening op.

  • 2. Het boekjaar van de Dienst Wegverkeer valt samen met het kalenderjaar.

  • 3. De directie zendt jaarlijks binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar een jaaroverzicht aan de raad van toezicht.

  • 4. Het jaaroverzicht omvat:

    a. het jaarverslag;

    b. de jaarrekening;

    c. de verklaring van de door de raad van toezicht aangewezen externe registeraccountant;

    d. een opgave over de toepassing van de arbeidsvoorwaarden.

  • 5. De directie zendt het jaaroverzicht met een document, houdende de goedkeuring door de raad van toezicht van het jaarverslag en de jaarrekening ter kennisneming aan Onze Minister.

Artikel 4t
  • 1. De directie dient het financiële meerjarenbeleidsplan en de goedkeuring daarvan door de raad van toezicht voor 1 oktober voorafgaand aan het boekjaar, in bij Onze Minister.

  • 2. De directie verstrekt Onze Minister voor 15 januari van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar de door Onze Minister voor het opstellen van de Rijksbegroting vereiste gegevens.

Paragraaf 7. Overige bepalingen

Artikel 4u
  • 1. De directie verstrekt Onze Minister de inlichtingen die deze ten behoeve van zijn taakuitoefening nodig oordeelt.

  • 2. Onze Minister verstrekt de Dienst Wegverkeer de inlichtingen die deze voor zijn taakuitoefening redelijkerwijs nodig heeft.

  • 3. Onze Minister stelt een informatiestatuut vast. Het informatiestatuut bevat inhoudelijke en procedurele voorschriften met betrekking tot de in dit hoofdstuk bedoelde informatie-uitwisseling tussen Onze Minister en de Dienst Wegverkeer.

Artikel 4v
  • 1. Waar in deze wet de goedkeuring van Onze Minister is vereist, verleent dan wel onthoudt deze die goedkeuring binnen drie maanden na de datum van ontvangst van de goed te keuren stukken.

  • 2. Met goedkeuring wordt gelijkgesteld het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn zonder dat de goedkeuring is verleend of onthouden.

Artikel 4w
  • 1. Waar in deze wet de goedkeuring dan wel de vaststelling door de raad van toezicht is vereist, verleent of onthoudt deze die goedkeuring dan wel stelt deze vast of weigert die vaststelling binnen drie maanden na de datum van ontvangst van de goed te keuren dan wel vast te stellen stukken.

  • 2. Met goedkeuring dan wel vaststelling wordt gelijkgesteld het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn zonder dat de goedkeuring is verleend of onthouden dan wel de vaststelling heeft plaatsgevonden of is geweigerd.

  • 3. Indien de raad van toezicht goedkeuring onthoudt aan de financiële begroting, is de directie gerechtigd gedurende ten hoogste zes maanden voor iedere maand gedurende welke de goedkeuring wordt onthouden, uitgaven te doen ter grootte van maximaal een twaalfde deel van de begroting van het voorafgaande boekjaar.

Artikel 4x
  • 1. Indien naar het oordeel van Onze Minister de Dienst Wegverkeer zijn taken, omschreven in artikel 4b, eerste lid en tweede lid, onderdeel b, niet langer naar behoren verricht, kan Onze Minister bepalen dat de bevoegdheden die met die taken verband houden niet langer aan de Dienst Wegverkeer toekomen. De betrokken bevoegdheden gaan in dat geval over op Onze Minister.

  • 2. De Dienst Wegverkeer stelt de voor de uitoefening van de taken benodigde gegevens ter beschikking van Onze Minister.

  • 3. De Dienst Wegverkeer is tevens verplicht de voor de uitoefening van de betrokken taken benodigde apparatuur tegen een redelijke vergoeding beschikbaar te stellen aan Onze Minister.

C. Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een typegoedkeuring wordt op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief door deze dienst verleend indien het voertuig, voertuigonderdeel, uitrustingsstuk of de voorziening ter bescherming van een weggebruiker of passagier, waarvoor de goedkeuring wordt gevraagd, bij een door de dienst of een andere door Onze Minister aangewezen instantie verrichte keuring heeft voldaan aan de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde eisen met betrekking tot de toelating tot het verkeer op de weg. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van die eisen voorschriften worden vastgesteld. In de gevallen, aangegeven in die algemene maatregel van bestuur, worden bij ministeriële regeling eisen vastgesteld met betrekking tot voertuigen die voor een daarbij aan te geven datum in gebruik zijn genomen.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Onze Minister kan bepalen dat op nader aangeduide soorten voertuigen, voertuigonderdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers, behorende tot een goedgekeurd type, overeenkomstig door hem vastgestelde regels een door hem vastgesteld keurmerk of een door hem bekendgemaakte aanduiding moet zijn vermeld dan wel door hem aangewezen gegevens moeten zijn vermeld.

D. Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Degene aan wie een goedkeuring is verleend, is gehouden tot betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst ter zake van de kosten van het toezicht vastgestelde tarief.

E. In artikel 25, eerste en tweede lid, wordt «Onze Minister» telkens vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

F. Artikel 26, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een goedkeuring voor een individueel voertuig wordt op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief door deze dienst verleend indien het voertuig bij een door de dienst verrichte keuring heeft voldaan aan de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde eisen met betrekking tot de toelating tot het verkeer op de weg, welke eisen voor verschillende groepen van voertuigen verschillend kunnen worden gesteld. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van die eisen voorschriften worden vastgesteld. In de gevallen, aangegeven in die algemene maatregel van bestuur, worden bij ministeriële regeling eisen vastgesteld met betrekking tot voertuigen die voor een daarbij aan te geven datum in gebruik zijn genomen.

G. In artikel 36, eerste en tweede lid, wordt «door Onze Minister» telkens vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

H. Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, wordt «door Onze Minister» vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De Dienst Wegverkeer houdt toezicht op de naleving van de uit het derde lid voortvloeiende verplichtingen. Het toezicht heeft in ieder geval betrekking op het gebruik van het in het derde lid bedoelde kenteken. De aldaar bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon is verplicht aan voor het houden van het toezicht noodzakelijke werkzaamheden medewerking te verlenen en is tevens gehouden tot betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst ter zake van de kosten van het toezicht vastgestelde tarief. Bij ministeriële regeling worden nadere regels omtrent het toezicht vastgesteld.

I. In artikel 42, eerste lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

J. Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Aan autoriteiten die betrokken zijn bij de uitvoering van deze wet dan wel de in artikel 42, tweede lid, onderdeel b, bedoelde wettelijke regelingen of die zijn belast met de handhaving van de bij of krachtens deze wet dan wel de evenbedoelde wettelijke regelingen vastgestelde voorschriften, worden op de door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze desgevraagd uit het register de gegevens verstrekt die zij voor de uitoefening van hun taak behoeven.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De autoriteiten, bedoeld in het eerste lid, zijn gehouden om in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen aan de Dienst Wegverkeer op de door deze dienst te bepalen wijze mededeling te doen van feiten die van belang zijn voor het bijhouden van het register.

K. In artikel 44, eerste lid, wordt «bij ministeriële regeling» vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

L. In artikel 45 wordt «bij ministeriële regeling» vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

M. Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «bij ministeriële regeling» vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

2. In het tweede lid wordt «door Onze Minister» vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

N. Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «aan wie door Onze Minister een erkenning in de zin van artikel 62 is verleend» vervangen door: aan wie door de Dienst Wegverkeer een erkenning in de zin van artikel 62 is verleend.

2. In het achtste lid wordt «Onze Minister is bevoegd» vervangen door: De Dienst Wegverkeer is bevoegd.

O. Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: de Dienst Wegverkeer.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Aan de afgifte van een kentekenbewijs kunnen door de Dienst Wegverkeer voorschriften worden verbonden, zulks onder aantekening daarvan in het bewijs.

P. Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

2. In onderdeel a wordt «artikel 75, eerste lid, onderdeel b of c» vervangen door: artikel 75, eerste lid, onderdeel b.

Q. Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door «De Dienst Wegverkeer» en wordt «het daarvoor door hem vastgestelde tarief» vervangen door «het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief».

2. In het tweede lid wordt «bij Onze Minister» vervangen door: bij de Dienst Wegverkeer.

R. Artikel 57, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De Dienst Wegverkeer kan verlangen dat een kentekenbewijs dat zijn geldigheid heeft verloren binnen een daarbij bepaalde termijn bij deze dienst dient te worden ingeleverd.

S. Artikel 58, tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. indien het voertuig niet voldoet aan de in artikel 75, eerste lid, onderdeel b, bedoelde eisen voor zover het een voertuig betreft als daar bedoeld, dan wel indien het een ambulance-auto als bedoeld in de Wet ambulancevervoer betreft, het voertuig niet voldoet aan de ingevolge die wet gestelde eisen;

T. Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. het voertuig waarvoor het kentekenbewijs is afgegeven niet voldoet aan de in artikel 75, eerste lid, onderdeel b, bedoelde eisen voor zover het een voertuig betreft als daar bedoeld, dan wel indien het een ambulance-auto als bedoeld in de Wet ambulancevervoer betreft, niet voldoet aan de ingevolge die wet gestelde eisen.

2. In het vierde lid wordt «aan Onze Minister» vervangen door: aan de Dienst Wegverkeer.

3. In het vijfde lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

4. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. De Dienst Wegverkeer geeft bij de teruggave van het kentekenbewijs of de ingevorderde delen daarvan tevens een keuringsbewijs voor het betrokken voertuig af indien:

    a. het voertuig is onderworpen aan een onderzoek dat ten minste een controle inhoudt op de eisen, bedoeld in artikel 75, eerste lid, onderdeel a, en indien het een voertuig betreft als bedoeld in artikel 75, eerste lid, onderdeel b, tevens aan de daar bedoelde eisen, en

    b. artikel 72 voor dat voertuig geldt of binnen een jaar zal gelden.

U. In artikel 62, eerste lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

V. Artikel 63, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden:

De erkenning wordt door de Dienst Wegverkeer op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief verleend aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen.

W. Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Degene aan wie een erkenning is verleend, is gehouden tot betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst ter zake van de kosten van het toezicht vastgestelde tarief.

X. Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

2. De aanhef van het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De Dienst Wegverkeer kan een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend:.

3. In het derde lid komt het woord «voorts» te vervallen.

4. In het vierde lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

Y. Na artikel 65 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 65a

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot het toezicht en het verscherpen daarvan, alsmede met betrekking tot het intrekken, wijzigen en schorsen van de erkenning.

Z. Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Indien met een voertuig geen gebruik van de weg wordt gemaakt, schorst de Dienst Wegverkeer op aanvraag van de eigenaar of houder van dat voertuig, tegen betaling van het daarvoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief, de geldigheid van het kentekenbewijs.

2. In het vijfde lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

AA. In artikel 69, eerste lid, wordt «door Onze Minister» vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

BB. In artikel 70, tweede lid, wordt «het daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde tarief» vervangen door: het daarvoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief.

CC. Onderdeel c van het eerste lid van artikel 75 komt te vervallen, onder vervanging van de komma en de woorden «dan wel» aan het slot van onderdeel b door een punt.

DD. Artikel 78 komt te luiden:

Artikel 78

  • 1. Keuringsbewijzen worden overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels afgegeven door:

    a. de Dienst Wegverkeer in het kader van een door deze dienst verrichte keuring van het voertuig waarvoor de afgifte wordt gevraagd;

    b. een ingevolge artikel 84 erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon in het kader van een door deze verrichte keuring van het voertuig waarvoor de afgifte wordt gevraagd.

  • 2. De Dienst Wegverkeer draagt er zorg voor dat indien in onvoldoende mate keuringsbewijzen kunnen worden afgegeven door andere natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, dan die zich bezighouden met het verrichten van onderhoud of reparaties aan motorrijtuigen of aanhangwagens, de Dienst Wegverkeer kan voorzien in zodanige afgifte.

  • 3. De Dienst Wegverkeer geeft geen keuringsbewijzen af voor zover in voldoende mate keuringsbewijzen kunnen worden afgegeven door natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, die zich niet bezighouden met het verrichten van onderhoud of reparaties aan motorrijtuigen of aanhangwagens.

EE. Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De Dienst Wegverkeer geeft voor keuringsbewijzen die versleten of geheel of ten dele onleesbaar zijn, dan wel verloren zijn geraakt of teniet zijn gegaan, op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief vervangende keuringsbewijzen af.

2. In het tweede lid wordt «bij Onze Minister» vervangen door: bij de Dienst Wegverkeer.

FF. Artikel 83, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De Dienst Wegverkeer kan aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is keuringsbewijzen af te geven voor motorrijtuigen en aanhangwagens, waarvoor artikel 72 geldt, met uitzondering van bussen als bedoeld in de Wet personenvervoer.

GG. Artikel 84, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De erkenning wordt op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief verleend indien de natuurlijke persoon of rechtspersoon voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen. Deze eisen betreffen onder meer de voor de keuringen benodigde apparatuur en ruimte alsmede de deskundigheid van de voor de keuringen beschikbare personen.

HH. Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Degene aan wie een erkenning is verleend, is gehouden tot betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst ter zake van de kosten van het toezicht vastgestelde tarief.

II. Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

2. De aanhef van het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De Dienst Wegverkeer kan een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend:.

3. In het derde lid komt het woord «voorts» te vervallen.

4. In het vierde lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

JJ. Artikel 88 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer 1 geplaatst.

2. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 2. Onze Minister kan regels vaststellen met betrekking tot het toezicht en het verscherpen daarvan, alsmede met betrekking tot het intrekken, wijzigen en schorsen van de erkenning.

KK. Artikel 90 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «bij Onze Minister» vervangen door: bij de Dienst Wegverkeer.

2. In het derde lid wordt «door Onze Minister» telkens vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

3. De tweede volzin van het vierde lid komt te luiden:

De hoogte van het bedrag en de wijze van betaling worden vastgesteld door de Dienst Wegverkeer.

4. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Indien het voertuig volgens het oordeel van de deskundige voldoet aan de in artikel 75 bedoelde eisen, geeft de Dienst Wegverkeer alsnog het aangevraagde keuringsbewijs af en wordt het in het vierde lid bedoelde bedrag terugbetaald aan de indiener van het bezwaar- of beroepschrift. Is in dit geval de beschikking tot weigering van de afgifte van een keuringsbewijs gegeven door een erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon, dan is deze vorenbedoeld bedrag verschuldigd aan de Dienst Wegverkeer en gehouden dit te betalen op de door deze dienst vastgestelde wijze.

LL. Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «bij Onze Minister» vervangen door: bij de Dienst Wegverkeer.

2. In het derde lid wordt «door Onze Minister» telkens vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

3. De tweede volzin van het vierde lid komt te luiden:

De hoogte van het bedrag en de wijze van betaling worden vastgesteld door de Dienst Wegverkeer.

4. In het zesde lid wordt «Onze Minister» telkens vervangen door «de Dienst Wegverkeer» en wordt de zinsnede «op de bij ministeriële regeling vastgestelde wijze» vervangen door «op de door deze dienst vastgestelde wijze».

MM. Artikel 99, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Goedkeuring wordt op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief door deze dienst verleend indien de aangebrachte wijziging bij een door de dienst verrichte keuring heeft voldaan aan de in hoofdstuk III voor toelating tot het verkeer op de weg gestelde, op het betrokken deel van het voertuig betrekking hebbende eisen. De keuring kan mede omvatten die delen van het voertuig waarvoor de aangebrachte wijziging gevolg heeft. Indien het een voertuig betreft als bedoeld in artikel 28, eerste of tweede lid, dient de aangebrachte wijziging tevens te hebben voldaan aan de daar bedoelde eisen.

NN. In artikel 100, eerste lid, worden de zinsneden «door Onze Minister» en de zinsnede «vanwege Onze Minister» telkens vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

OO. Artikel 101, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De erkenning wordt door de Dienst Wegverkeer op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief verleend aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen. Deze eisen betreffen onder meer de organisatie van de aanvrager alsmede het proces volgens hetwelk de aanvrager zijn werkzaamheden verricht.

PP. Artikel 102 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Degene aan wie een erkenning is verleend, is gehouden tot betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst ter zake van de kosten van het toezicht vastgestelde tarief.

QQ. Artikel 103 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

2. De aanhef van het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De Dienst Wegverkeer kan een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend:.

3. In het derde lid komt het woord «voorts» te vervallen.

4. In het vierde lid wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

RR. Na artikel 103 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 103a

Onze Minister kan regels vaststellen met betrekking tot het toezicht en het verscherpen daarvan, alsmede met betrekking tot het intrekken, wijzigen en schorsen van de erkenning.

SS. Artikel 105 komt te luiden:

Artikel 105

Indien het voor een motorrijtuig of een aanhangwagen afgegeven kentekenbewijs ingevolge artikel 60, eerste lid, onderdeel b of c, is ingevorderd en dat bewijs is toegezonden aan de Dienst Wegverkeer, dient het voertuig alvorens het kentekenbewijs door deze dienst aan de houder van dat bewijs kan worden teruggegeven, te zijn goedgekeurd.

TT. Het eerste lid van artikel 106 komt te luiden:

  • 1. De goedkeuring wordt op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief door deze dienst verleend indien het voertuig bij een door de dienst verrichte keuring heeft beantwoord aan de bij of krachtens deze wet vastgestelde eisen, met uitzondering van de ingevolge hoofdstuk III met betrekking tot de toelating tot het verkeer op de weg vastgestelde eisen. Indien het een voertuig betreft als bedoeld in artikel 75, eerste lid, onderdeel b, dan wel een ambulance-auto als bedoeld in de Wet ambulancevervoer, dient het voertuig bij de keuring tevens te hebben beantwoord aan de in dat artikel dan wel ingevolge die wet bedoelde eisen.

UU. Artikel 108a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «door Onze Minister» vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

2. In het tweede lid wordt «bij ministeriële regeling» vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

VV. Artikel 108b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de eerste volzin «Onze Minister» vervangen door «De Dienst Wegverkeer» en wordt in de tweede volzin «Onze Minister» vervangen door «de Dienst Wegverkeer».

2. In het tweede, derde en vierde lid wordt «Onze Minister» telkens vervangen door: de Dienst Wegverkeer.

WW. In artikel 108c, eerste lid, wordt «aan het Rijk» vervangen door: aan de Dienst Wegverkeer.

XX. In artikel 111, vierde lid, wordt «bij ministeriële regeling» vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

YY. In artikel 116, eerste lid, wordt «door Onze Minister» vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

ZZ. Artikel 121, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De gemeenten zijn ter zake van de afgifte van rijbewijzen door de burgemeester en de afgifte van rijbewijzen door de Dienst Wegverkeer, waarvoor de aanvraag bij de burgemeester is ingediend, een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding aan de Dienst Wegverkeer verschuldigd ter zake van de kosten die verband houden met het beheer en de instandhouding van het rijbewijzenregister alsmede ter zake van de kosten die verband houden met de afgifte van rijbewijzen door de Dienst Wegverkeer, waarvoor de aanvraag bij de burgemeester is ingediend.

AAA. Artikel 124, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De ongeldigverklaring geschiedt door de Dienst Wegverkeer indien het een door deze dienst of door Onze Minister afgegeven rijbewijs betreft. In alle overige gevallen geschiedt de ongeldigverklaring door degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen.

BBB. In artikel 126, eerste lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

CCC. Artikel 127 komt te luiden:

Artikel 127

  • 1. Aan autoriteiten die betrokken zijn bij de uitvoering van deze wet of die zijn belast met de handhaving van de bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften, worden door de Dienst Wegverkeer uit het register desgevraagd de gegevens verstrekt die zij voor de uitoefening van hun taak behoeven.

  • 2. Aan de met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten in andere Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen en in andere Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte worden in de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen door de Dienst Wegverkeer inlichtingen uit het register verstrekt.

  • 3. De autoriteiten, bedoeld in het eerste lid, zijn gehouden om in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen aan de Dienst Wegverkeer op de door deze dienst te bepalen wijze mededeling te doen van feiten die van belang zijn voor het bijhouden van het register.

DDD. In artikel 128, eerste lid, wordt «bij ministeriële regeling» vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

EEE. In artikel 129 wordt «bij ministeriële regeling» vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

FFF. In artikel 140 wordt «aan het Rijk» vervangen door: aan de Dienst Wegverkeer.

GGG. In artikel 142, eerste lid, wordt «Onze Minister» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

HHH. Artikel 143 komt te luiden:

Artikel 143

  • 1. Aan autoriteiten die betrokken zijn bij de uitvoering van deze wet of die zijn belast met de handhaving van de bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften, worden door de Dienst Wegverkeer uit het register desgevraagd de gegevens verstrekt die zij voor de uitoefening van hun taak behoeven.

  • 2. De autoriteiten, bedoeld in het eerste lid, zijn gehouden om in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen aan de Dienst Wegverkeer op de door deze dienst te bepalen wijze mededeling te doen van feiten die van belang zijn voor het bijhouden van het register.

III. In artikel 144, eerste lid, wordt «bij ministeriële regeling» vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

JJJ. In artikel 145 wordt «bij ministeriële regeling» vervangen door: door de Dienst Wegverkeer.

KKK. Artikel 149 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. voor wegen onder beheer van het Rijk door Onze Minister, dan wel in de door Onze Minister aan te wijzen gevallen door de Dienst Wegverkeer;

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan:

    a. door Onze Minister ontheffing worden verleend van het gebruik van autogordels en kinderbeveiligingsmiddelen;

    b. door de Dienst Wegverkeer ontheffing worden verleend van de in artikel 71 bedoelde regels.

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen terzake nadere regels worden vastgesteld.

LLL. In artikel 159, onderdeel c, wordt «van de Rijksdienst voor het Wegverkeer» vervangen door: van de Dienst Wegverkeer.

MMM. In artikel 161, derde lid, wordt «naar Onze Minister.» vervangen door: naar de Dienst Wegverkeer.

ARTIKEL II

  • 1. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet zijn de ambtenaren van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, van wie de naam is vermeld op een door Onze Minister en de Rijksdienst voor het Wegverkeer tezamen vastgestelde lijst, van rechtswege in dienst van de Dienst Wegverkeer.

  • 2. Tot het moment waarop de directie van de Dienst Wegverkeer krachtens artikel 4o, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 terzake een reglement heeft vastgesteld, geldt voor de in het eerste lid bedoelde ambtenaren een rechtspositie die gelijk is aan die welke gold direct vóór het moment van overgang bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De voorschriften en reglementen die betrekking hebben op de rechtspositie zoals die luiden op de dag voor de verzelfstandiging, zijn van overeenkomstige toepassing op het personeel dat op de dag van de verzelfstandiging van rechtswege in dienst zal treden van de Dienst Wegverkeer, met dien verstande dat daar waar in de huidige voorschriften en reglementen staat vermeld dan wel wordt bedoeld «Minister of Kroon dan wel een door deze als zodanig aangewezen autoriteit» gelezen dient te worden «directie of raad van toezicht».

  • 3. Indien ter zake van de totstandkoming van de Dienst Wegverkeer een sociaal beleidskader geldt, kan bij die regeling zonodig worden afgeweken van het bepaalde in het tweede lid.

  • 4. De verplichtingen die voortvloeien uit het sociaal beleidskader gaan over op de Dienst Wegverkeer.

ARTIKEL III

  • 1. Onze Minister bepaalt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën welke vermogensbestanddelen van de Staat worden toebedeeld aan de Dienst Wegverkeer.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vermogensbestanddelen gaan met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet onder algemene titel over op de Dienst Wegverkeer tegen een door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën te bepalen waarde.

  • 3. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde vermogensbestanddelen welke in openbare registers te boek zijn gesteld, zal verandering van de tenaamstelling in die registers plaatsvinden. De daartoe nodige opgaven worden door de zorg van Onze Minister van Financiën aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.

  • 4. Ter zake van de verkrijging door de Dienst Wegverkeer van de vermogensbestanddelen, bedoeld in het tweede lid, blijft de heffing van overdrachtsbelasting achterwege.

ARTIKEL IV

  • 1. Bij de eerste samenstelling van de raad van toezicht geschiedt de benoeming van twee leden voor een periode van twee jaren.

  • 2. Bij de eerste samenstelling van de raad van toezicht benoemt Onze Minister, in tegenstelling tot het bepaalde in artikel 4j, derde lid, de voorzitter van de raad van toezicht, zonder dat hij de raad hoort.

ARTIKEL V

In afwijking van het bepaalde in de artikelen 4b, eerste lid, aanhef en onderdeel n, en 4l, tweede lid, aanhef en onderdeel b, stelt Onze Minister de tarieven vast die zullen gelden met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL VI

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van artikel 4a aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid van de verzelfstandiging van de in dat artikel bedoelde dienst, waarbij in ieder geval aan de orde komen de rechtsvorm van de dienst, het arbeidsvoorwaardenregime en het proces van afstoten van taken naar de marktsector. De Dienst Wegverkeer is gehouden aan deze evaluatie medewerking te verlenen.

ARTIKEL VII

De Rijtijdenwet 19362 wordt als volgt gewijzigd:

A. Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 10a

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder Dienst Wegverkeer: de dienst, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 2. De Dienst Wegverkeer is belast met het erkennen van natuurlijke personen of rechtpersonen die een apparaat als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder b, installeren, onderzoeken of herstellen.

  • 3. De Dienst Wegverkeer is belast met het toezicht op het installeren, onderzoeken en herstellen van de in het tweede lid bedoelde apparaten door de in dat artikellid bedoelde erkende natuurlijke personen of rechtspersonen.

  • 4. De artikelen 4c en 4x, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 zijn van overeenkomstige toepassing op de in dit artikel opgedragen taken van de Dienst Wegverkeer.

B. Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

  • 1. Alle stukken, tengevolge van deze wet opgemaakt, worden behoudens in de gevallen, bij algemene maatregel van bestuur bepaald, kosteloos uitgereikt.

  • 2. Het aan het toezicht en aan de erkenning, bedoeld in artikel 10a, tweede en derde lid, verbonden tarief wordt vastgesteld door de Dienst Wegverkeer en kan voor verschillende vormen van toezicht en verschillende soorten erkenningen verschillend worden gesteld. Artikel 4q van de Wegenverkeerswet 1994 is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL VIII

De Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen3 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «het door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen overheidsorgaan» vervangen door: de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994,.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «Het in het eerste lid bedoelde overheidsorgaan» vervangen door: De Dienst Wegverkeer.

3. In het vierde lid wordt de zinsnede «bij het in het eerste lid bedoelde overheidsorgaan» vervangen door «bij de Dienst Wegverkeer» en wordt de zinsnede «bij het overheidsorgaan» vervangen door «bij de Dienst Wegverkeer».

4. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 9. Artikel 4x van de Wegenverkeerswet 1994 is van overeenkomstige toepassing indien de Dienst Wegverkeer zijn in deze wet bedoelde taken niet langer naar behoren verricht.

B. In artikel 34, eerste lid, wordt de zinsnede «het door het overheidsorgaan, bedoeld in artikel 13, eerste lid, aangehouden register» vervangen door: het in artikel 13, tweede lid, bedoelde register.

C. Artikel 38, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Inlichtingen omtrent de nakoming van de verplichting tot verzekering worden op aanvraag en na betaling van het daarvoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief door deze dienst verstrekt. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels inzake de tarieven vastgesteld. Deze regels betreffen in ieder geval het beginsel van kostendekkendheid van de tarieven, de gevallen waarin de vaststelling van tarieven de goedkeuring van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat behoeft, alsmede de vermelding van degenen die tot betaling van het tarief zijn gehouden.

ARTIKEL IX

Artikel 1 van de wet van 17 maart 1979, houdende regeling van de vergoeding van kosten van registratie van motorboten (Stb. 1979, 175) komt te luiden:

Artikel 1

  • 1. De Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, geeft aan degene, op wiens aanvraag een motorboot wordt geregistreerd, ter zake van de registratie een registratiebewijs onder opgave van een registratieteken af tegen voorafgaande betaling van het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde tarief. Artikel 4q van de Wegenverkeerswet 1994 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De artikelen 4c en 4x, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 zijn van overeenkomstige toepassing op de in dit artikel bedoelde taak van de Dienst Wegverkeer.

ARTIKEL X

De Wet grensoverschrijdend vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen4 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na de zinsnede «Als bevoegde keuringsinstelling» ingevoegd: voor goederenwagens

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 3. Als bevoegde keuringsinstelling voor vrachtauto's wordt aangemerkt de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994. De artikelen 4c en 4x, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 zijn van overeenkomstige toepassing op de in deze wet bedoelde taak van de Dienst Wegverkeer.

B. Artikel 9, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. Voor de behandeling van een verzoek om keuring van een vervoermiddel is een vergoeding verschuldigd. Voor goederenwagens stelt Onze Minister de hoogte van de vergoeding alsmede de wijze van betaling vast. Voor vrachtauto's stelt de Dienst Wegverkeer de hoogte van de vergoeding alsmede de wijze van betaling vast, waarbij artikel 4q van de Wegenverkeerswet 1994 van overeenkomstige toepassing is.

C. In de aanhef van artikel 10 wordt «artikel 8, tweede lid,» vervangen door: artikel 8, tweede en derde lid,.

ARTIKEL XI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De tekst van de Wegenverkeerswet 1994 wordt door Onze Minister van Justitie in het Staatsblad geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 29 maart 1996

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de veertiende mei 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1995, 348, gewijzigd bij de wet van 26 februari 1996, Stb. 155.

XNoot
2

Stb. 1936, 802, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 november 1994, Stb. 858.

XNoot
3

Stb. 1984, 269, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 april 1996, Stb. 249.

XNoot
4

Stb. 1978, 430, gewijzigd bij de wet van 22 juni 1994, Stb. 573.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1992/93, 1993/94, 1994/95, 22 961.

Handelingen II 1994/95, blz. 174–183; 1163–1164; 1269.

Kamerstukken I 1994/95, 22 961 (93, 93a, 93b, 93c, 94d, 93e); 1995/96, 22 961 (140, 140a, 140b).

Handelingen I 1995/96, blz. 1322–1327.

Naar boven